Verzameling volks- en straatliedjes (collectie Nijhoff)
(ca. 1650-1750)–Pieter de Vos– Auteursrechtvrij
[pagina 245]
| |
Een Vermakelyken stryt, tussen Cupido, en een maegt,Stem: 's Morgens in 't krieke al van den dage.Cupido is 'er zoo'n dertele guytje,
Dat loose Boefje ziet al wat gy doet,
Hy spant zijn boogje met maegdelans kruytje,
Hy smeert zijn pijltjes met honing zoet,
Schrijft op zijn koker mars en Venus-kind
Den loose stooker ziet al wat hy begint,
En dat hy komt te loere na ons Maegde dans,
En soekt te schieten in ons Roose krans.
Wat mag dat dart'le guytje beginnen,
Dat hy zijn pijltjes maekt vast gereet,
Soekt hy ons Roose-kransje te winne,
Weg, weg gy lecker gy doet ons geen leet,
Dat gy komt loere na ons Maegde Rot,
Weg, weg gy lecker het is genoeg gespot,
En dat gy komt loere na ons Maegde dans,
| |
[pagina 246]
| |
En soekt de schieten in ons Roose-krans.
Doe nam hy een van zijn snedigste pijlen,
Al uyt zijn kooker van veelderley stof,
Hy lag en loerde al agter de stijlen,
En schoot het kransje van boven neer of,
Hy sprong in 't ronden en hy riep viva:
Hey die mijn wil dwingen ik die wedersta,
En al was het de kloekste van het heele spel,
Jk sal hem wel dwinge met mijn pijltjes fel.
Doe quam daer een van de snedigste Maegde,
Al door dit spel seer deftig en wilt,
Sy wou een kansje met Cupido wagen,
Sy was bekleet met Vrou-Venus Schilt,
Seer kloek van leeden en sneedig van gezigt,
Kwam sy getreeden voor het dertel Wigt,
En sey sa spottertje maekt u gereed,
Jk zal u dienen naekt en ongekleed.
En al ben ik naekent aen alle zijde,
Al hebt gy pijltjes van veelderley stof,
Jk heb wel meer met helden gestreeden,
Jk sal mijn verweeren in dit blad're Lof,
Al hebt gy Mercurius daer neer geveld,
Door kragt van pijlen en u groot geweld,
En Mars geschooten in zijn Opper-zael,
En vatte Phebus by zijn gulde strael.
Al hebt gy kloeke helden verslagen,
En al hebt gy pijltjes van veelderley stof:
Jk heb wel meerder met helden gestreden,
Jk zal mijn verweeren in dit blad're Lof,
Mits trok hy pijltjes uyt zijn kooker vol,
En schoot by wijlen datse wierd gans dol,
En hoe ik het maek of hoe ik het regt,
'k Weet ik met Cupido geen meer en vegt.
|
|