Vlammende verten(1926)–Margot Vos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Klopt! Klopt aan de levens die vergaan In grauwe tonen, Die eenzaam in zich zelve aan De smartzij wonen. Zij liggen overal verspreid Die 't licht niet weten En die om eigen bitterheid Den vrind vergeten. Hun hand is koud, hun oogen zijn Steeds naar beneden, En in hun lachen schrijnt de pijn Om wat zij leden. Zij sluiten zich zoo donker toe Als avondkelken En voelen zelf niet eenmaal hoe Z' in zich verwelken. O gij die al de teerheid kent Der makkerliefde, Die met haar bloesem zonder end Uw jeugd geriefde, [pagina 21] [p. 21] Klopt, klopt aan zoo'n versloten gast Zonder vermoeien En houdt zijn kille ving'ren vast Totdat zij gloeien, Totdat hij neemt zijn stugge hart In bei zijn handen En het u toesteekt, vreugdverward Als offerande. Vorige Volgende