Vlammende verten(1926)–Margot Vos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] De wereld Al mint ge den wind en het licht En het ritme der golven En den ontroerenden zang Van een fluit in den avond, Vergeet niet het hart, broeder, dat u voorbijgaat; Want dàt is het schoonste! Zit ge terneder in 't veld, In zijn schoonheid verloren Gelijk een vrome in den glans Van zijn heiligen tempel, Acht het niet klein, broeder, 't hart dat voorbijgaat; Want dàt is het grootste. 't Bloeiende kervelblad Is niet voor u verborgen; Het droomende avondrood Legt zijn ziel voor u open; Maar hij is 't geheim, broeder, de mensch aller tijden; Want hij is het hoogste. Kwistig zijn sterren gestrooid Door de wand'lende wolken, [pagina 10] [p. 10] En elke ster is een haard, Een tehuis in 't heelal; Doch meer is het hart, broeder, dat u voorbijgaat; Want dàt is de wereld. Vorige Volgende