Meiregen: een bundel kinderverzen(1925)–Margot Vos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Regendag 't Is Zaterdag, 't is Zaterdag! De wereld wordt gewasschen.... Er komt een ware waterslag De weiden overplassen. Het giet, het stroomt, het spoelt, het spuit De zwarte wolkentonnen uit. Wat schuurt en schrobt die regenmeid! Wat boent zij 't alles zuiver! Geen mensch brengt ze in verlegenheid; Want 't kost geen halven stuiver. Ze bezemt straat en stoep en stal Van top tot teen voor niemendal. Elk grasje uit het groote veld, Elk blaadje aan de boomen, [pagina 33] [p. 33] Al rilt en trilt het van geweld, Wordt flink ter hand genomen. Al huilen ze ook: ‘O neen, o neen,’ Ze kome' in 't bad, zoo groot als kleen. Heeft ze alles duchtig natgeplast, Dan krijgt ze mededoogen En stuurt den ruigen stormengast Om 't al weer af te drogen. Hoor, hoor zijn hollen schaterlach: ‘Past op je lijf; 't is Zaterdag!’ Hij boldert alle straten door En veegt de vlakten over; De parels in het bloemenoog Verdwijnen als bij toover. Hij schudt de boomen door elkaar; Geen droppel blijft in 't bladerhaar. En bove', in schoon-gesteven pak, Kijkt glunder en tevreden In boez'laar wit en blauw-bont jak De werkster naar beneden, Knikt vroolijk: ‘Wat je ook praten mag, Frisch wordt het na zoo'n Zaterdag.’ Vorige Volgende