Wie niet weg is wordt gezien
(1981)–Ida Vos– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
Is die er nog?Tegenwoordig weet je niet meer of iemand leeft of dood is. Iedere keer als ze met mensen bij elkaar zijn die ondergedoken zijn geweest of in een kamp hebben gezeten, hoort ze: ‘Is die er nog?’ Heel dikwijls moet dan nee gezegd worden. Daarom durft ze nooit iets te vragen. Ze komt er na een poosje toch wel achter. Vandaag is het vrijdag. Op vrijdagavond hebben ze altijd veel visite. Net als vroeger, voor de oorlog, vieren ze met heel veel mensen samen het begin van de sabbatGa naar voetnoot*. Het is bijna net zo gezellig als vroeger, maar toch wel anders. Er wordt niet meer zoveel gelachen. ‘Die ouwe Jopie was een grapjas,’ zegt opa 's avonds. ‘Als hij iemand voor de gek kon houden zou hij het niet laten.’ ‘Is die er nog?’ ‘Nee.’ ‘Tante Mietje kon prachtig zingen. Ze zat in een koor.’ ‘Is die er nog?’ ‘Nee.’ Moeder laat een foto zien. ‘Deze foto is ook ondergedoken geweest,’ grapt ze. ‘Ach,’ zegt pappa. ‘Kijk nou, oom Louis en tante Eva. | |
[pagina 129]
| |
En daar, bij mijn vinger Leo en Leny. Allemaal zijn ze dood.’ De foto wordt weer in de la gelegd. Ze gaan verder met praten en grapjes vertellen. Als ze maar niet opnieuw over mensen beginnen, denkt ze. Misschien blijven ze wel de hele avond grapjes maken. ‘Zeg, hebben jullie iets gehoord van professor Van Dam?’ vraagt oma tussen twee grapjes door. ‘Hij was met ons in Westerbork.’ ‘Is die er nog...?’ ‘Ik ga naar bed,’ zegt ze. ‘Nu al?’ vraagt moeder. ‘Ja, ik ben moe.’ In bed kan ze denken aan wat zij wil en daar hoeft ze niet iedere keer die ene vraag te horen: ‘Is die er nog?’
De volgende dag komt ze op straat de juffrouw van de kleuterschool tegen. Wat vond ze mevrouw Van Arum lief vroeger. Als ze in Rijswijk logeerde, bij haar oom en tante, mocht ze dikwijls met haar neefje mee naar de kleuterschool. Ze zat dan in de klas van mevrouw Van Arum. Ze weet nog dat ze de school in Rijswijk veel leuker vond dan de school in Rotterdam. ‘Je bent groot geworden,’ zegt mevrouw Van Arum. ‘Ja hè,’ zegt ze. ‘Jullie hebben het niet gemakkelijk gehad, hè Rachel?’ ‘Nee juf.’ ‘Herinner jij je Tineke nog, en Michel?’ ‘Ja juf, Tineke had lange vlechten.’ ‘Goed onthouden,’ zegt de juf. ‘Is die er nog?’ Mevrouw Van Arum kijkt haar aan. ‘Waarom vraag je dat nou?’ zegt ze. |
|