Mevrouw Van Dalen, weet u wel?
Op een dag komt tante Jetje, die nu ook bij hen woont, erg verdrietig thuis.
‘Het is weer gebeurd,’ zegt ze. ‘Ik heb er genoeg van.’
‘Trek het je niet aan. De mensen in Holland weten niet beter.’
Zo probeert oma tante Jetje te troosten.
‘Je moet eraan wennen. Het komt doordat je net uit Amerika terug bent. Wij zijn er al een beetje mee vertrouwd.’
‘Moet ik dan steeds maar weer vertellen dat Annie en Bram en kleine Ineke zijn vermoord?’
‘Ja, er zit niets anders op.’
Ze heeft heel stil zitten luisteren. Ze voelt dat de tranen uit haar ogen willen springen, maar ze kan ze nog net tegenhouden.
Annie en Bram heeft ze ook gekend. Dat waren de dochter en de schoonzoon van tante Jetje en Ineke was haar kleindochter.
Als ze kan, zal ze proberen tante Jetje een beetje op te vrolijken.
Ze heeft mamma beloofd boodschappen te doen. Misschien wil tante Jetje met haar mee.
Tantje Jetje wil graag. Ze lopen gearmd over de Haagweg.
‘Net als vroeger met Annie,’ zegt tante Jetje. ‘Dat was ook zo gezellig.’