‘Ik wil bij die twee meisjes slapen,’ zegt ze.
‘Goed,’ zegt vader. ‘Ga maar in dit bed. Als wij willen slapen, leggen we jou in de kamer bij je vader. Wij liggen hier, bij onze kinderen. En nu ogen dicht. Welterusten.’
‘Welterusten!’ roepen ze.
‘Wie had gedacht dat ik mijn eigen kinderen ooit nog zelf naar bed zou mogen brengen,’ hoort ze moeder zeggen.
‘Welterusten!’ roept vader vanuit de gang.
‘Hoe oud ben jij eigenlijk?’ vraagt Esther aan Betty als vader en moeder naar beneden zijn gegaan.
‘Ik ben negen en ik heb geen moeder meer. Ze is doodgegaan in de oorlog en ze is begraven in de tuin van ons onderduikhuis. Het was te gevaarlijk om haar op het kerkhof te begraven.
Toen ik pas terug was in Rijswijk, vond ik het heel erg dat mijn moeder zo alleen in die tuin lag, maar nu niet meer, want voor ik ga slapen bid ik voor haar. Ze hoort me vanuit de hemel.’
‘Bidden? Dat mag toch niet van je vader?’
‘Nee, ik doe het stiekem.’
‘Hoe bid jij? Joods of katholiek of protestants?’
‘Katholiek geloof ik, net als jullie toen we gingen eten.’
‘Dan bidden wij mee voor jouw moeder.’
‘In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest...’
‘Zachtjes bidden,’ fluistert Betty. ‘Als we joods kunnen bidden, doen we het hardop.’
‘Wees gegroet Maria...’
‘Sssst!’