‘Stop eens even,’ fluistert hij. ‘Ik moet je wat vertellen, maar denk erom, mamma mag het niet weten. Ik vertel het haar wel na de oorlog.’
‘Wat is er pappa?’
‘Opa en oma zijn gepakt, samen met Annie en Trijn.’
Ze gaat op de trap zitten.
‘Nee,’ zegt ze. ‘Zeg dat het een grapje is. Het is niet waar hè?’
‘Het is wel waar.’
‘Ze komen nooit meer terug. Ze zijn al zo oud,’ huilt ze.
Vader pakt zijn zakdoek.
‘Vlug, weg tranen. We moeten weer naar binnen. In godsnaam, houd je goed. Mamma mag niets merken en vertel het Esther ook maar niet. Jij bent al groot genoeg... Oom en tante weten het al, maar ze wilden dat ik het je zelf zou vertellen.’
‘Waarom wilde ik eigenlijk naar boven gaan?’
‘Je zou je hemd halen.’
‘O ja, dat is waar ook.’
‘Wat heb ik een knappe dochter,’ zegt mamma, als ze met het hemd in de keuken komt. ‘Ik heb nooit geweten, dat je zo mooi kan breien.’
‘Ik brei heel veel,’ zegt ze.
Ze praten wat met elkaar. Ze praten over de oorlog en over de vrede die eens zal komen. Ze praten over de thee en over de lekkere koekjes.
‘Wat hebben we het goed vanavond,’ zegt mamma. ‘En ik heb zo'n blij gevoel. Het is al een tijdje geleden dat ik een brief van mijn ouders heb gekregen. Ik voel dat ik morgen een brief krijg, of anders overmorgen.’