Het is zo vreemd. Als ze tussen de bloempotten doorkijken, gaan ze altijd fluisteren. Het is net of de mensen je dan niet kunnen zien.
‘Over een half uurtje gaat iedereen naar de kerk,’ zegt tante.
Tante weet dat ze dat heel leuk vinden, want dan is er veel te zien.
Het halve uur is snel voorbij. De eerste kerkgangers lopen langs het raam.
‘Kijk Esther, wat een gek hoedje heeft die mevrouw op. Het lijkt wel een taart.’
Esther moet heel hard lachen.
‘Ssst, niet zo hard Maaike,’ zegt oom.
Ze wordt een beetje stijf van het gebogen zitten. Ze strekt haar rug, maar ze let intussen goed op dat ze niet met haar hoofd boven de vensterbank uit komt. Stel je voor dat iemand haar zou zien.
Het is nu heel stil op straat. Oom slaapt en tante is naar de keuken gegaan om voor het eten te zorgen. Ze mogen straks nog kijken hoe de mensen uit de kerk komen, en dan is het weer voor een week voorbij.
Ze kijkt naar de lege straat. Wat zou ze daar graag even willen lopen.
Het is al zo verschrikkelijk lang geleden dat ze naar buiten mocht. Zou het naar zijn in de zon?
Daar loopt een meisje. Ze heeft een jas aan die veel te groot voor haar is. Het meisje komt dichterbij.
‘Rita!’ roept ze. ‘Rita!’
‘Ssst joh, niet zo schreeuwen,’ fluistert Esther.
‘Daar loopt Rita! Rita, ik ben hier. Kom maar!’
Ze wil op de ruit bonzen, ze wil schreeuwen, maar ze doet niets.