‘Ja, misschien wel.’
Ze horen iemand lopen op de trap. De mevrouw komt de slaapkamer binnen. Ze doet de gordijnen open.
‘Morgen moeten we de gordijnen vroeger open doen, de buren kwamen al vragen of ik gasten heb. Hier in het dorp let iedereen op elkaar en niemand mag weten dat jullie hier zijn.’
‘Natuurlijk niet,’ zegt Esther.
‘Als jullie klaar zijn, mogen jullie even in de achtertuin.’
‘Zie je wel.’ Esther klapt in haar handen. ‘Heb ik het niet gezegd?’
De meneer en de mevrouw hebben al ontbeten. Daarom eten zij samen.
‘Ik vind het leuk bij jullie,’ zegt Esther.
‘Fijn,’ zegt tante. ‘Kom maar, jullie mogen naar buiten.’
Tante doet een deur open.
Esther blijft in de keuken staan.
‘Mag het echt wel?’
‘Natuurlijk.’
‘En de moffen dan?’
‘Vandaag zijn hier geen moffen en als ze wel komen, gaan we jullie nog beter verstoppen.’
‘Waar?’
‘Dat vertel ik nog wel.’
Nu staan ze buiten. Vanuit de tuin zien ze de weilanden.
Alles is groen.
‘Wat mooi,’ fluistert ze. ‘Daar is de zon en daar... heel in de verte zie ik huisjes. Mag ik nu naar binnen?’