Wie niet weg is wordt gezien
(1981)–Ida Vos– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Razzia‘Weten jullie wat een razzia is?’ vraagt oom als ze 's middags aan tafel zitten. ‘Ja,’ zegt Esther. ‘Dan komen de moffen om je te zoeken en als ze je hebben gevonden moet je met ze mee en dan word je geslagen.’ ‘Bijna goed, kleine meid,’ zegt oom. ‘Het betekent wel dat ze mensen zoeken die ondergedoken zijn, maar het betekent ook dat ze zomaar op straat mensen aanhouden. “Halt, meekomen, je bent gearresteerd,” zeggen ze dan. | |
[pagina 87]
| |
Als er een razzia is, moeten jullie je verstoppen achter de kast in de mooie kamer. Ik zal je laten zien wat ik bedoel.’ Oom gaat met hen naar de mooie kamer, waar ze altijd op zondag koffie drinken. ‘Hier is de kast,’ wijst hij. ‘Hier moeten jullie je verstoppen en erg stil zijn. Ik moet het jullie zeggen want het is voor je eigen bestwil.’ ‘Voor mijn bestwil ook?’ vraagt Esther. Oom lacht: ‘Ja, voor jouw bestwil ook. Weet je wat de moffen wel eens doen? Als ze vermoeden dat ergens mensen zijn ondergedoken, gaan ze naar binnen. Ze halen het hele huis overhoop en als ze geen mensen kunnen vinden, gaan ze een poosje heel stil in een kamer zitten. Ze wachten tot de onderduikers zichzelf, door het maken van geluiden, verraden. Soms schieten ze door muren en kasten.’ ‘Wat een enge verhalen, oom.’ ‘Eng ja, maar helaas wel noodzakelijk.’ ‘Mogen we nu in de kast?’ vraagt Esther. ‘Ja doe dat maar even. Wacht maar, ik ga eerst.’ Oom tikt tegen een houten wand die de achterkant van de kast is. De wand gaat open als een deur. ‘Ga maar,’ zegt oom. ‘Als jullie achter de wand zijn gekropen, zet je het hout op zijn plaats en niemand kan zien dat jullie erachter zitten. Het is heel veilig zo.’ Ze doen wat oom heeft gezegd. Eerst gaat Esther in de kast, dan zij. Heel donker is het. Op gevoel zet ze de wand zoals oom heeft uitgelegd. ‘En nu stil zitten,’ zegt ze tegen Esther. Ze zeggen niets tegen elkaar. Ze zitten en wachten. | |
[pagina 88]
| |
Ze hoort hoe tante aan de afwas is. Ze hoort hoe oom een liedje fluit. Na een uur roept oom: ‘Kom maar! Doe het hout maar opzij. Jullie hebben een kwartier geoefend. Nu is het genoeg.’ ‘Een kwartier?’ zegt ze als ze weer in de kamer staan. ‘Het was een uur.’ ‘Dat lijkt zo. Het was maar een kwartier. Jullie zijn keurig stil geweest, werkelijk keurig.’ ‘Ik wil nooit meer in die kast,’ zegt ze. ‘Ik hoop dat het nooit meer hoeft,’ antwoordt oom.
Het moet toch. Buiten adem komt oom thuis van zijn werk. ‘Snel, achter de kast. Er is een razzia!’ roept hij. Vlug gaan ze naar de kast. Ze weten precies wat ze moeten doen. Oom haalt de achterwand weg. ‘Snel,’ fluistert hij. ‘Denk erom, niet bewegen en stil zijn. Ik roep jullie als alles voorbij is.’ Esther is al achter de kast. Nu zij nog. Ze kruipt naar binnen. Ze krijgt het hout bijna niet op de goede plaats, zo trillen haar handen. Het lukt toch. Ze gaat zitten. ‘Au, je zit op me,’ fluistert Esther. ‘Ga van me af.’ ‘Sssst!’ Ze legt haar vinger tegen haar lippen, maar ze weet dat Esther dat niet kan zien in het donker. Heel stil zitten ze hand in hand. Buiten horen ze het geluid van een auto. Ze horen hoe twee keer een portier wordt dichtgeslagen. ‘Daar zijn ze,’ fluistert Esther. ‘Ik heb buikpijn.’ ‘Stil!’ Er wordt gebeld. Ze hoort hoe tante naar de deur loopt. | |
[pagina 89]
| |
‘Nein,’ zegt tantes stem. ‘Ich habe sie nicht gesehen. Vielleicht dort.’Ga naar voetnoot* ‘Moffen,’ huilt Esther. ‘Ik hoor moffen.’ Ze hoort hoe de buitendeur dicht gaat. ‘Ze zijn binnen Rachel. Ze zijn binnen.’ Ze knijpt in Esthers hand. Esther knijpt terug. Heel stil is het in huis. Ze horen niemand. Ze zijn binnen, denkt ze. Nu gaan ze door de kast heenschieten. Ze voelt hoe haar hele lijf begint te trillen. Dan... een schot. ‘Nee,’ roept ze. ‘Niet schieten. Pak ons maar. Hier zijn we. In de kast!’ Er wordt tegen de houten wand geklopt. ‘Ssst,’ roept iemand en dan de stem van oom: ‘Nog even volhouden!’
Doodstil zitten ze nu. Ze voelt dat ze in haar broek heeft gedaan, maar het kan haar niets schelen. Ze zal zo wel blijven zitten tot de oorlog voorbij zal zijn. Weer wordt op de wand geklopt. ‘Doe maar open!’ roept oom. Ze beweegt niet. ‘Toe maar, alles is veilig.’ Ze haalt het hout weg. Ze kunnen bijna niet uit de kast komen, zo stijf zijn ze. Hand in hand staan ze in de mooie kamer. ‘Hè, hè,’ zucht oom en hij veegt met een zakdoek over zijn gezicht. ‘Dat was bijna mis. Ze zijn gelukkig niet binnen geweest.’ ‘Ik heb schieten gehoord,’ zegt ze. | |
[pagina 90]
| |
Oom zegt niets terug. ‘Ik heb schieten gehoord,’ zegt Esther ook. ‘Dat klopt,’ zegt oom. ‘Bij boer Laan, twee huizen hier vandaan, was ook een joods meisje ondergedoken. Ze hebben haar doodgeschoten.’ Oom huilt en ze huilen mee. |
|