Wie niet weg is wordt gezien
(1981)–Ida Vos– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
Pietje bidt‘Ach God, wat schattig,’ zegt tante Trijn. ‘Weet je wat Pietjes pleegmoeder schrijft?’ Ze wappert met de brief die ze net heeft gelezen. ‘Pietje kan zo mooi bidden. Hij kan zelfs al een kruisje slaan.’ Pietje is vijf jaar. Hij heet eigenlijk Eli en hij is het zoontje van tante Trijn. ‘Vind je dat schattig!’ roept opa een beetje te hard. ‘Vind jij dat schattig? Ze nemen ons onze kinderen en onze gebeden af.’ ‘Wat geeft dat nou. Als mijn kind het goed heeft mag hij bidden wat hij wil.’ ‘Goed, jij je zin. We praten er niet meer over.’
Nu zit Pietje bij hen op de zolderkamer. Joke, zijn pleegmoeder, wil hem zo graag eens aan zijn eigen moeder laten zien. ‘Kom je op mijn schoot zitten?’ vraagt tante Trijn en ze steekt haar armen uit. ‘Nee,’ antwoordt Pietje. ‘Ik blief bie moeder.’ Hij stopt zijn hoofd weg tegen de borst van Joke. ‘Hij praat anders dan vroeger,’ zegt tante Trijn. ‘Ja, leuk hè? En bidden dat ie kan. Laat eens horen Pietje.’ Pietje slaat een kruis: | |
[pagina 75]
| |
‘In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.’ Opa gaat met zijn rug naar Pietje toe zitten. Pietje gaat verder: ‘Wees gegroet Maria. Eh, eh...’ ‘Kom,’ zegt Joke. ‘Even nadenken, je weet het wel.’ Boven zijn gevouwen handjes kijkt Pietje naar tante Trijn. Hij zucht heel diep: ‘Vol van genade. Baroech Ata Adonaj Elohénoe Melech haolam...’Ga naar voetnoot* Met een ruk draait opa zich om. Tranen stromen over zijn wangen. ‘Sjema Jisraeel Adonaj Elohénoe Adonaj échad,’ zingt hij. Heel zacht zingt opa. Heel zacht zingen ze mee. Tegen Jokes borst ligt Pietje met zijn duim half uit zijn mond. Pietje slaapt. |
|