Ze rent terug naar de gang. Esther loopt achter haar aan.
‘Wat doen jullie nou?’
‘Kom, ik wil een foto maken. Naar buiten!’
‘Naar buiten? Dat wil ik niet. Het is er zo licht en de buren kunnen ons zien.’
‘Het hoeft maar even.’
Tante Annie duwt haar de kamer in.
Dan staan ze buiten. Op de schutting, tussen haar tuin en die van de buren, heeft tante Annie een wit laken gespannen.
‘Dan wordt de foto mooier,’ zegt ze. ‘Ga daar maar zitten, voor het laken.’
Ze worden op een bankje gezet. Voor hen staat tante met een fototoestel.
‘Lachen!’
Esther begint hard te lachen.
‘Zonder geluid. Zachtjes lachen!’
Ze doet haar best om te lachen en stil te zitten, maar ze voelt dat het niet lukt. Ze is zo bang. Drie maanden zitten ze nu al boven in het huis van tante Annie en Ome Jan. Daarom is het griezelig om nu buiten te zijn.
‘Niet zo zuur lachen. Je bent al twaalf jaar. Dan weet je toch wel hoe je lachen moet?’
Tante Annie doet haar lippen van elkaar. Ze doet haar hoofd iets naar achteren en ze laat haar grote witte tanden zien.
Ze probeert het na te doen, maar tante Annie is niet tevreden.
‘Dan maar zonder lachen,’ zegt ze.
‘Prrt,’ zegt het toestel. De foto is gemaakt.
‘Slome,’ zegt tante Annie. ‘Lachen kan je ook al niet.’