Als ze een poosje heeft gereden, gaat ze op een bank zitten.
‘Hè hè,’ zucht ze. Heerlijk is het even te zitten als je moe bent.
Ze kijkt om zich heen. Het is mooi buiten. De blaadjes aan de bomen worden een beetje geel. De eendjes die deze zomer zijn geboren, zijn groot geworden. Die groeien ook, net als zij, maar wel een beetje harder.
‘Rachel!’ Ze kijkt naar de overkant.
Tineke heeft haar geroepen.
‘Dag!’ roept ze terug. ‘Waar ga je naar toe?’
Meteen ziet ze dat ze dat eigenlijk niet hoeft te vragen. Tineke heeft een handdoek onder haar arm. Ze gaat natuurlijk zwemmen.
‘Naar het zwembad. Ga je mee?’
‘Mag ik niet!’
‘Misschien mag je morgen van je moeder!’
Ze geeft geen antwoord. Tineke hoeft niet te weten dat ze van haar moeder wel mag, maar van de moffen niet.
Nog even blijft ze op de bank zitten. Dan ziet ze moeder die het huis uitkomt met een grote boodschappentas aan haar arm.
‘Stop mam. Ik ga mee!’ roept ze.
Ze vindt het gezellig om samen met mamma boodschappen te doen. Eigenlijk is dat nog leuker dan buiten spelen.
Morgen gaat ze weer rolschaatsen en overmorgen weer.
Als ze de volgende dag klaar staat om naar buiten te gaan zegt mamma: