‘We gaan verstoppertje doen. Rachel, jij bent em!’
Ze doet haar handen voor haar ogen:
‘Tien, twintig, dertig... tachtig, negentig, honderd! Ik kom, wie niet weg is wordt gezien!’
Ze kijkt in de lege straat. Nergens een kind te ontdekken.
Nu moet ze gaan zoeken.
Ze kijkt achter het muurtje. Ze kijkt onder de bank, ze kijkt achter de boom.
‘Ze hebben zich goed verstopt,’ fluistert ze tegen zichzelf.
In de verte lacht een kind. Zo lacht Marieke.
Ze loopt in de richting van het park. Het gelach wordt duidelijker.
‘Sssst, daar komt ze,’ hoort ze iemand zeggen.
Ze loopt een paar stappen het park in. Daar, achter die dikke eik zullen ze wel zitten. Ineens ziet ze het witte bord met de zwarte letters, het bord dat ze al zo vaak heeft gezien.
verboden voor joden staat erop.
Zij kan niet meer meedoen. Verstoppertje spelen mag ze niet van de moffen. Alleen niet-joodse kinderen mogen dat.
Ze loopt het park uit. Ze zal naar huis gaan en daar gaan zitten lezen. Dat mag wel.
‘Eén twee drie buut vrij!’ roept Johan.
‘Eén twee drie buut vrij!’ roept Marieke.