Wie niet weg is wordt gezien
(1981)–Ida Vos– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
AftelversjePief paf poef
Hitler is een boef
Hitler is een zwijn
Jij moet em eerlijk zijn.
Dit is het nieuwe aftelversje dat ze pas heeft geleerd. Niemand weet waar het vandaan is gekomen, maar leuk vindt ze het wel. Ze zingt het iedere dag als ze verstoppertje speelt met andere joodse kinderen. Ze hebben afgesproken dat ze het alleen zullen doen als er geen vreemden in de buurt zijn. Stel je voor dat een nsb-erGa naar voetnoot* het zou horen. Die zou dan wel eens heel woedend kunnen worden en het aan de Duitsers kunnen vertellen. ‘Daar spelen jodenkinderen,’ zal hij zeggen. ‘Ze schelden Hitler uit.’ Deze woensdagmiddag zijn er geen vreemden in de buurt. Nu kunnen ze het Hitler-aftelvers gebruiken. ‘Pief paf poef,’ schreeuwen ze. ‘Hitler is een boef.’ Misschien helpt het als je schreeuwt. Misschien gaat Hitler dan wel echt dood. ‘Denk erom, als er iemand in de buurt komt die we | |
[pagina 21]
| |
niet kennen, doen we Iene Miene Mutte, net als vroeger,’ zegt Herman. Herman is een buurjongen, die ook joods is. ‘Pief paf poef. Hitler is een boef. Jij bent em.’ ‘Pas op!’ roept Herman. ‘Daar komt Hilde!’ Hildes vader is een nsb-er. Je weet maar nooit wat ze zal doen. ‘Dag, mag ik meespelen?’ Ze kijken elkaar aan. Niemand zegt iets. ‘Jullie spelen zo leuk. Ik doe mee.’ ‘Iene Miene Mutte,’ zingen ze. ‘Nee,’ zegt Hilde. ‘Dat andere versje. Van pief paf poef.’ ‘Vooruit dan maar,’ zucht Herman. ‘We zien wel wat er gaat gebeuren.’ Hilde zingt net zo hard als zij. ‘Hitler is een boef!’ Gek eigenlijk, denkt ze. Gek dat Hilde mee doet. Misschien vindt zij Hitler ook wel een boef.
‘Hilde, wat doe je daar?’ Naast Hilde staat een vrouw. Ze heeft een streng gezicht en als je iets lager kijkt dan dat gezicht, naar de kraag van haar jas, zie je dat ze een broche draagt. Een driehoekig speldje met een leeuw en om die leeuw heen staan drie letters: nsb. ‘Hilde, geef antwoord. Wat doe je daar?’ ‘Ik doe niks, oma. Ik speel.’ ‘Naar huis,’ schreeuwt de oma. ‘Mijn kleindochter beledigt de FührerGa naar voetnoot* samen met jodenkinderen. Schande, ik zal het je ouders vertellen.’ | |
[pagina 22]
| |
Hilde wil niet weg, maar haar grootmoeder is sterk. Ze trekt haar mee aan een arm. ‘Schiet op. Naar huis zeg ik je!’
Ze spelen verder: Iene Miene Mutte
Tien pond grutte
Tien pond kaas
Iene Miene Mutte
Is de baas.
|