‘Dag Rachel. Veel plezier en tot straks, en sterkte!’
‘Joe. Dag mam.’
Als ze dicht bij de school zijn, blijft ze even stilstaan.
‘Doorlopen.’ Leo geeft haar een zetje in haar rug. ‘Anders komen we te laat.’
Op het schoolplein spelen kinderen. Ze rennen door elkaar.
‘Jij bent em!’ Een grote jongen geeft Leo een tik op zijn schouder.
‘Ik doe niet mee, Jan,’ zegt Leo. ‘Ik blijf bij mijn nichtje. Ze is nieuw en ze komt uit Rotterdam.’
‘Uit Rotterdam?’ vraagt de jongen. ‘Heb je bommen op je kop gehad?’
‘Nee,’ wil ze zeggen, maar Leo is haar voor.
‘Nou en of,’ zegt hij. ‘Zie je haar ene oog?’
Nu gaat het gebeuren, denkt ze. Nu gaat hij me uitschelden voor schele kip zonder kop.
‘Dat ene oog,’ gaat Leo verder. ‘Weet je hoe het komt dat dat een beetje in de hoek staat?’
‘Nou, hoe dan?’
‘Dat komt door het bombardement. Een bom heeft zoveel luchtdruk dat je ogen er scheef van in je kop kunnen gaan staan.’
‘Jongens!’ roept Jan. ‘Allemaal komen! Dit is het nichtje van Leo. Ze is nieuw en ze mag meteen lid van onze geheime club worden, want ze heeft iets geweldigs meegemaakt. Ze heeft iets heel bijzonders. Zien jullie haar ene oog? Dat staat scheef door het bombardement in Rotterdam.’
Ze wordt zo verlegen van al die kinderen, dat ze wel naar huis zou willen rennen, maar Leo fluistert in haar oor: ‘Goed van mij hè? Schele kip zonder kop!’