Nu zit ze te wachten op Akke. In haar kamer heeft ze een stapeltje boeken neergelegd. Akke mag kiezen welk boek ze wil lezen.
Daar gaat de bel. Ze rent naar beneden om de deur open te doen.
‘Hallo,’ zegt ze tegen Akke die op de stoep staat. ‘Kom maar, we gaan naar boven. Hier is mijn kamer.’
‘Mooi,’ zegt Akke.
‘Ik slaap met mijn broertje en zusje op één kamer. Wij hebben zes kinderen.’
Ze gaan samen op haar bed zitten. Ze lezen over Ot en Sien en Pim en Mien. Het is echt gezellig.
Als ze een boekje uit hebben, gaat Akke een ander pakken.
‘Wat is dat nou? Moet ik dàt lezen?’
Verbaasd kijkt Akke naar een boek dat ze in haar handen heeft.
Ze moet vreselijk om Akke lachen.
‘Nee joh, dat zijn geen Nederlandse letters. Dat zijn Hebreeuwse.’
‘Joodse mensen lezen vaak Hebreeuws.’
‘Gek hoor,’ zegt Akke. ‘Wie leest er nou Hebreeuws?’
‘Joden,’ zegt ze.
Als ze de volgende dag op school komen, zegt juffrouw Koetsveld:
‘En... is het doorgegaan? Hebben jullie gistermiddag samen gelezen?’
‘Ja juf,’ zegt Akke.
‘Ga je woensdagmiddag weer naar Rachel?’
‘Nee juf.’
‘Nee? De volgende woensdag dan?’