Toneelwerken
(1975)–Jan Vos– Auteursrechtelijk beschermdC. Grafdichten.(Alle de Gedichten, dl. II, 1671 bro-b 2vo; 2e dr. dl. I. 573-576)
UITVAART
van den vermaarden Dichter
JAN VOS,
Den XI van Hoimaandt, MDCLXVII. O Dichters, die het lijk eens Dichters, groot van waarde,
Der Zanggodinnen roem, nu hebt bestelt ter aarde,
Besloten in zoo nauw een plaats als hem 't geruchtGa naar voetnoot3
Doet zweeven in een ruime en ongemeeten lucht,
5[regelnummer]
't Mishaage u niet, ny gy uw plicht, op zijn begeeren,Ga naar voetnoot5
Tot hier toe hebt betracht, dat zich komt herwaards keeren
Mijn droeve zanglust, om den haaren te voldoen.Ga naar voetnoot7
Wy zijn hem quijt, die ons met vaerzen plag te voên,
Waar in zoetvloeiendheid hoogdravendheid verzelde,
10[regelnummer]
Ja d'een zich om de prijs als tegen d'ander stelde.
Wy missen naar het lijf dien schrand'ren VOS, vol geest,
Een man, in wien Natuur, die eenig is geweestGa naar voetnoot12
Zijn leermeestres, het brein van d'oude Dichters t'zaamen
Gevoegt had zoo het scheen, als om hen te beschaamen:
15[regelnummer]
Want wat in ieder van die lichten krachtig blonk,
Als diamant in goud, hadze altemaal te pronkGa naar voetnoot16
Gestelt in hem alleen: dat tuigen al zijn werken;
't Zy datmen d'oogen sla op 't geen 'er valt t'aanmerkenGa naar voetnoot18
| |
[pagina 480]
| |
In ernst- of boertigheid: het zy zijn loftrompet
20[regelnummer]
Roemwaarde deugden braaf voor elk ten toone zet;Ga naar voetnoot20
Of met een scherpe roê, die 't vel van 't vleesch kan rukken,Ga naar voetnoot21
Strijkt ongenadig door 't bedrijf van snoode stukken;Ga naar voetnoot22
En met een zelve veêr nu streelt, dan vinnig steekt:Ga naar voetnoot23
't Zy dat hy 't minnevuur van Bruid en Bruigom queekt,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
En 't paar te bedde zingt; of dat hy helpt met schreien
Beroemde lijken naar hun grafspelonk geleien:Ga naar voetnoot26
't Zy dat zijn zangheldin juigt over vreêverdrag,Ga naar voetnoot27
Of overwinning op die graag ons neêrlaag zag;Ga naar voetnoot28
Terwijl ze kroont het hoofd der helden, om hun daaden,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Manhaftig uitgevoert, met puik van lauwerbladen;
En zeegeboogen bouwt in beiderlei geval:Ga naar voetnoot31
Of zingt hoe Amsteldam barst uit haar oude wal:Ga naar voetnoot32
Of hoe die groote Stadt haar Kapitool inwijdde:Ga naar voetnoot33
't Zy Koppenhavens blijde ontzetting hem verblijdde,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Na dat schier 't Zweedsch geweld 's Rijks hoofdstadt had verkracht,Ga naar voetnoot35
En koning, kroon en rijk gekreegen in zijn magt:
't Zy dat hy noodigt, trekt, begroet en helpt onthaalen
Ter Schouwburg (daar zijn licht spreit weêrgâlooze straalen,
En van zijn vaerzen schijnt te dav'ren het tooneel)
40[regelnummer]
De Burgervaders, vaak verzelschapt met een deelGa naar voetnoot40
Doorluchte Vorsten en uitmuntende Vorstinnen;
't Zy dat hy zoonen uit grootachtb're huisgezinnenGa naar voetnoot42
In heerlijke ampten holp inhuldigen, en deê
Door staatsiwagens en vertooningen de SteêGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Van t'zaamgedrongen volk uit nabuursteden krielen;
Of wat hy anders wrocht: en, ach! het wreed vernielen
Der Dood is oorzaak dat de laatste zegevreugd,Ga naar voetnoot47
Van vrede zwanger, niet zijn zanglust heeft verheugt;Ga naar voetnoot48
't Zy d'oude moorderes stak in de krop zijn dichten,Ga naar voetnoot49
| |
[pagina 481]
| |
50[regelnummer]
Dat zy, hoe machtig, voor de Schilderkunst moet zwichten,Ga naar voetnoot50
Of datze gunstig was zijn haaters, die 't verdroot
Hem, die maar moedertaal verstond, te zien zoo groot.
Apollo liet door hem zijn wonderspreuken hooren,
Als door 't orakel, dat eer Delfis klonk in d'ooren:Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Maar, ach! die vinder van de kruiden heeft 'er geenGa naar voetnoot55
Doen groeien om zijn zoon te houden op de been,Ga naar voetnoot56
Of 't noodlots grooter kracht ontzenuwde al haar krachten!Ga naar voetnoot57
De gantsche Helikon barst uit in jammerklachten:
De traanen strekken voor een Hengstebronnestroom,
60[regelnummer]
Terwijl die, als verdroogt, gehouden wordt in toom;
En d'ed'le Zanggodin, die doorgaans hem verzelde,
Die oorzaak was dat hy uit zijne zinnen stelde
't Herhuwen, en de trek tot sterflijk vrouwenbeeld,Ga naar voetnoot63
Versmelt van droefheid, en het daglicht haar verveelt.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Ach! Hoimaand, (klaagtze) uw zein maait niet zoo schielijk neder,Ga naar voetnoot65-68
En droogt tot hoi het gras, by 't heete zomerweder,
Als (laas!) de zeissen der verwoede Dood gevelt
Heeft hem, op wien ik had mijn hoop en zin gestelt.
De Dood heeft ons wel 't lijf, het kleed der ziel, ontnomen;
70[regelnummer]
Doch in zijn vaerzen zal hy noit te sterven komen.
Zoo lang 'er leeven die in Dichtkunst vinden smaak,
En hem zien strekken, in de zijne, een held're baak,Ga naar voetnoot72
Zijn dicht is als het glas, met welk hy zich geneerde,Ga naar voetnoot73
Waar van hy daag'lijks ook zijn brosheid kennen leerde:
75[regelnummer]
Het strekt den eenen voor een kristalijne bril,
Of verrekijker, of een spiegel, naar zijn wil:
En steekt den andren met zijn splinters door het harte;
Of, als gegruist, doorsnijt gedarmte, en maag met smarte:Ga naar voetnoot78
Wat wonder dat hy lof en laster krijgt tot loon,
80[regelnummer]
Van deeze een goude-, maar van die een doornekroon?
Maar waar belande ik in deeze oeverlooze stroomen?
'k Heb op mijn zwakken hals te zwaar een pak genomen,
't Geen beter torssen kon hy, die geduuriglijk
Van treurstof zwanger gaat, en van vernuft zoo rijk
85[regelnummer]
Als oud van jaaren is: die vader der Poëeten,Ga naar voetnoot85
Die aan Apolloos zijde is op Parnas gezeten,
Had aan zijn kunstgenoot de lijkplicht best voldaan,
| |
[pagina 482]
| |
En my ontlast van 't geen ik op mijn nek dorst laân.
Doch, schoon mijn pen zijn lof naar eisch niet kan vertoonen;Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Men laat bewijs van wil d'onmagtigheid verschoonen:
Die zulk een Dichter zal volroemen naar waardy,
Dient met geen minder geest begaaft te zijn dan hy.Ga naar voetnoot+
GRAFSCHRIFT.Ga naar voetnoot+
't Lyk van de schrandre VOS, een gauw vernuft, een wonder,
Een Dichter, dubbel waard dien eernaam, leit hier onder;
Die op het Raadpaleis, aan 's Amstels dam gesticht,
Op tweederleie wijs doorluchtig heeft gedicht;Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die in beroep en kunst had steeds de maat voor oogen,
En zoo zijn staat niet slechts kon houden, maar verhoogen;Ga naar voetnoot6
Terwijl hy glazen mat, wijn roeide of vaerzen schreef;Ga naar voetnoot7
Die, kennende geen taal dan Neêrduitsch, meer bedreef
Dan veele, die verwaand met taalgeleerdheidt prijken,
10[regelnummer]
En vreemdelingen in hun Moederspraak gelijken.
Hoe naa hem d'Oude kerk aan 't hart gelegen heeft,Ga naar voetnoot11
De Nieuwe zijn gebeente een zachte rustplaats geeft.
J.V. PETERSOM.Ga naar voetnoot+
Op 't hooghste der ziekte van de Poëet
JAN VOS.Ga naar voetnoot+
Het Leven streedt in Vos met d'overfelle Doodt;
Dees zey: nu zijt gy mijn'; doch die: het heeft geen noodt.
Gy zult, ten spijt der Doodt, de Doodt zelf overleven.Ga naar voetnoot3
Die andren 't leeven gaf, zal hy 't zich zelf niet geven?
|
|