Toneelwerken
(1975)–Jan Vos– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 483]
| |
D. Jan Vos over ‘Aran en Titus’.(Alle de Gedichten, 1662, blz. 578; 2e dr. 1726, II, 558).Vertooning voor 't spel van TITVS en ARAN, &c.
1 Titus vertoont zich op de Staacywaagen, die door vier Gotsche veldtheeren voort-Ga naar voetnoot1 2 getrokken wordt: de Zeege heeft de toom in haar handt: de Krijgsfaam staat achter- 3 op. zijn Zoonen bekleeden bey de zyden. de bondeldraagers gaan voor uit. Gotlandt,Ga naar voetnoot3 4 Deenmarken, Zweeden, Laplandt, Vinlandt en Ruslandt, met een ketting aaneen- 5 geslooten, volgen de wagen. Tamira en haar Zoonen worden door Lucius geleit.Ga naar voetnoot5 6 Roomen, dat Wijsheidt, Wakkerheidt, en Dapperheidt by zich heeft, treedt haarGa naar voetnoot6 7 veldtheer te gemoet. de Raadt, Ridders en Priesters verwelkoomen hem met zeege-Ga naar voetnoot7 8 wenschen. de Tiber beurt zijn hooft, met pijnboomblaaderen gehult, uit zijn vloedt.Ga naar voetnoot8 9 de bosch en berggooden koomen hem lauwerieren en kristal opofferen. de Arent-Ga naar voetnoot9 10 standt van krijg-en-zeeg-teekens omheint, vertoont zich by de waagen. het leegerGa naar voetnoot10 11 volgt. de Burgers dringen al juichende ter poorten uit. Andronikus verschijnt op Cezars Staatcywaagen:
Hy sleept het Gotsche hof gekluistert met zich voort.
Een strijdtbaar oorlogsheldt behoort lauwrier te draagen.
15[regelnummer]
De Raadt, de Ridderschap en Priesters, die ter poort
Uittreeden, poogen hem op 't prachtigst' in te haalen.
Een zeegbaar leegerhooft verdient de grootste praalen.Ga naar voetnoot17
| |
(Puntdicht 519 in de uitg. van 1662 en in de uitg. 1726 dl. II)Ga naar voetnoot+
Voor de Schouwburg, toen 't Treurspel van Aran en Titus gespeelt wierdt.
De Schouwburg doet haar deuren oopen
Van dierbaar menschebloedt bedroopen,
En dekt den disch op zulk een wijs
Als Atreus voor zijn droeve broeder.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Nooit schaften Roome vuiler spijsGa naar voetnoot5
Dan 't vlees der kindren voor de moeder.
De weerwraak houdt in 't woên geen maat;
Zy wordt wel vol: maar nooit verzaadt.
| |
[pagina 484]
| |
(Puntdicht 534 (1662), 534 (1726)).Ga naar voetnoot*
Aan E.A.M.
Al wat een ander dicht begint hy voort te schryven.Ga naar voetnoot1
Mijn Titus was gedicht en quam noch niet op 't bladt:
Hy moest drie maanden in mijn hooft verburgen blyven:
Toen raakt'hy door de pen, eerst uit mijn herssenvat.
5[regelnummer]
Nu wordt dien heldt gedrukt: maar hy verrijst door drukken.Ga naar voetnoot5
Wie dapper is, verduurt de Tijdt door heldenstukken.Ga naar voetnoot6
| |
(Puntdicht 642 (1662), 642 (1726))Ga naar voetnoot**
Toen het treurspel van Aran en Titus uit Duits in Latijn overgezet was &c.
Myn Titus sprak aan 't Y Neêrduits, zijn eerste taal:
Nu leert hem Tiel Latijn, voor 't oor der vreemde volken.Ga naar voetnoot2
Zoo wordt hy burger by de Spanjaart, Brit en Waal.Ga naar voetnoot3
Wie veer vermaart wil zijn vereist Latijnsche tolken.
|
|