Alle de gedichten. Deel 2(1671)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Ter Bruiloft van den E. Gerrit Staats, en Juffrou Klemencia de Vries. Den grooten Hoveling in 't moedig hof van Londen, Die door zijn roofzucht sloeg zoo bits en bittre wonden, Bestormt de Staatsche Staat, uit zucht tot heerschappy. Een die heerschzuchtig is ontziet geen roovery. Hier vindtmen Staatsche die geen waterpesten wijken. Wie trouwe bystant heeft behoeft geen Vlag te strijken. Vraagt iemandt wie het recht van deeze Staatsche mint? De Vries betoont zich, door de trouw, heel Staats gezint: Geen Brit, hoe dol van spijt, kan haar die zucht beletten, [pagina 227] [p. 227] Oprechte liefde wijkt noch baldrende musketten, Noch donderendt geschut, noch blixemendt geweer. Wie voor haar Bruigom strijdt verdient de loflijst' eer. Dit is de fakkel die het Staatsche hart doet branden. De Hemel gun dit Paar gewenste Minnepanden; Zoo wordt de luister van hun deugden uitgebreit. De Trouw die deugden baart verkrijgt onsterflijkheidt. Den VIII van Sprokkelmaandt, 1665. Vorige Volgende