Alle de gedichten. Deel 2(1671)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Ter Bruiloft van den E. Heer Joan Hinloopen, Oudt-Scheepen, &c. en Mejuffrouw Lucia Wybrandts VENUS. Terwijl de Staatzucht fel op vrye zeen durft stroopen, Heeft mijn gevlerkte Zoon het hart van Hindeloopen, Door Wybrandts deugdt gewondt, om dat hy deugdt bemindt. De straalen van de deugdt zijn scherpe minneschichten. Nu ziet men hem ten lest zijn last door lust verlichten: Want hy die 't kussen van 't Stadthuis vol doornen vindt, Gevoelt in 't kussen van haar kaaken zachte roozen. Wie zorgt wil zich bywijl door kuische min verpoozen. JUNO. De moordtpijl van de Pest, vol vuur, om lijken t'oesten, Heeft lang aan 't Y geblaakt om 't menschdom te verwoesten, Nu blaakt de fakkel van de Liefde hier aan 't Y. Het vuur der Liefde brandt: maar zonder te verbranden. [pagina 226] [p. 226] De steden groeien aan door min en huwlijksbanden: Want dit vereende Paar, dat onze heerschappy Een luister geeft, poogt vrucht te teelen door het trouwen. Het leeven weet men best door d'Echt in stant te houwen. THEMIS. De Min en 't Huwlijk zijn twee goddelijke krachten. Ik hoop door deeze Trouw noch vruchten te verwachten Die in mijn Staatwijsschool uitblinken in verstandt: Zoo wordt men waardig om het Raadthuis te bekleeden. Wie volk beheerschen zal eist rechte schranderheeden. Waar wijze hoofden zijn verrijkt men Stadt en Landt. Ik dank Vrouvenus en Vroujuno voor dit paaren. De Huwelijken zijn om heilzaam zaadt te baaren. Den VI van Louwmaandt, 1665. Vorige Volgende