| |
| |
| |
Vertooningen of Schilderyen voor de Koningin Kristina van Zweeden.
D'eerste Schildery
Is op de berg van Parnas. hier ziet men Apollo by de Neegen Muzen; daar wordt
Pallas van Voorzichtigheidt, Schranderheidt, Strijdtbaarheidt en Weetenschap
omringt: gins vertoont zich Merkurius by Wakkerheidt, Welspreekenheidt,
Beleeftheidt, en Letterkunst. Hier ziet men Homerus, Teokritus, Pindarus, Anakreon,
Orfeus, Euripides, Sofokles, Virgilius, Horatius, Ovidius, en andere doorluchtige
verstanden. Op deeze berg komt zich Zweeden vertoonen, zy heeft Mars aan haar
rechte, en Herkules aan de slinke zy; Juno, Venus, Diana, Ceres en Bacchus volgen:
zy, door zulk een schaar van gooden en godinnen omheint, draagt Christina, het kindt
van de Koning, in een zilverschildt, om op Parnas, by Pallas, in 't school der wijsheidt
ter min te besteeden. Gotlandt, Finlandt, Laplandt en de Rijxraaden volgen.
Hier ziet men Zweeden op Parnassus schrandre spooren;
Zy draagt Christin, het kindt daar Duitslandt heil van hoopt.
Dit kindt is als Minerf uit 's Vaaders brein gebooren.
Vrouw Pallas, die haar kunst voor wakkerheidt verkoopt,
Ontfangt Gustavus zaadt, tot hulp der Zweedtsche Staaten.
't Vernuft der Grooten is de zuil der onderzaaten.
| |
| |
| |
De tweede Schildery
Is het krijgsverbondt. Gustavus wordt van de soldaaten op een schildt door het leeger
gedraagen. Jupiter, Mars en Herkules voegen zich by de Kooning: de Vryheidt zit op
zijn leegerkoets; die van Dapperheidt, Onversaagtheidt, Wakkerheidt en Krijgstucht
voortgetrokken wordt; Voorzichtigheidt heeft de toom in de handt. Vrankrijk,
Engelandt, Hessen en andere Duitsche Landtschappen worden van Eendracht aan
elkanderen gebonden. Het Krijgsvolk doet den eedt van getrouwigheidt.
Gustaaf wordt op zijn schildt van 't krijgsvolk omgedraagen:
Men roept hem uit voor hooft van 't wettig krijgsverbondt.
De Vryheidt, die hem volgt, beklimt zijn oorlogswaagen.
Men zweert elkander trou. Germanje, dat haar grondt
Wil redden, zoekt geweer, en helpt Vulkaan aan 't smeeden.
De wapens zijn voor 't heir, en 't heir tot heil der steeden.
| |
De derde Schildery
Is de veldtslag by Lutsen. De Koning zit op zijn leegerwaagen: Dapperheidt,
Onversaagtheidt, Wakkerheidt, en Krijgstucht verstrekken hem voor paarden,
Voorzichtigheidt voor voerman. De Vryheidt staat achter hem, en zwaait een vaandel
daar het wapen van Zweeden in geschildert is. De Schikgodinnen staan by de waagen:
Atropos zet haar schaar aan de draadt van 's Konings leeven: maar Kloto, dieze
gesponnen, en Lachesis, dieze de maat gegeeven heeft, poogen haar zusters arm te rug
te trekken. Aan d'andere zy ziet men Papenheim op zijn krijgskoets; de Doodt staat
achter op, en dreigt hem met haar pijl. hy wordt van Strijdtbaarheidt, Stoutheidt,
Gramschap en Wraak voortgetrokken. Vermeetelheidt ment hem naar de Koning. Het
woeden en sneuvelen der opperhoofden en soldaaten is afgrijselijk. De Zeege vliegt
boven bey de leegers met een lauwerierkrans in haar handt.
| |
| |
Het heir van Oostenrijk en Zweeden zijn aan 't woeden.
Gustaaf en Papenheim betoonen zich vol vier.
De Doodt en Schikgodin doen d'opperhoofden bloeden.
De Zeege vliegt omhoog en biedt de krijgslauwrier
Aan 't Krijgsvolk, dat in 't woên, het vinnigst aan durft loopen.
De lauwerkransen zijn, in 't heir, voor bloedt te koopen.
| |
In de vierde Schildery
Ziet men de Koningin op Parnassus; zy is van de Negen Muzen en andere Eedele
vernuften verzelt. Hier wordt zy van Apollo, Pallas en Merkurius in alle Staatnoodige
en doorluchtige weetenschappen onderweezen. Zweede, Gotlandt, Finlandt en
Laplandt, die haar op deeze plaats ter school brochten, koomen hier, van Mars en
Herkules geleit, met alle de Rijxraaden, deeze brengen haar de kroon, schepter,
Rijxappel, zwaardt, mantel en sleutel. Op de voorgrondt staat een heerout en leest
haar, uit een oude brief, het erfrecht voor, dat zy tot de kroon heeft. In 't verschiet ziet
men een heldere wolk daalen, daar zich d'oude Koningen van Zweeden in vertoonen,
om Gustavus in den heldenhemel op te trekken.
Kristina toont zich hier in 't school der schranderheeden.
Zy is by Pallas en Apollo uitgeleert.
De Rijxraân brengen haar de kroon en staf van Zweeden.
Gustavus, die zijn landt met zeege heeft vereert,
Begeeft zich in een wolk by zijn vergoode maagen.
Zoo rijt men naar 't gestarnt op Gotlandts heldenwaagen.
| |
In de vijfde Schildery
Zit de Koningin op een waagen die met wapens van verwonnesteeden versiert is; zy
wordt van de Zeege, die achter haar staat, met lauwerieren gekroont: de Vryheidt zit
voor. Gerechtigheidt, Voorzichtigheidt, Maatigheidt en Starkheidt trekken de waagen:
de Tijdt heeft de toomen in de handt. De
| |
| |
Faam vliegt voor uit, en blaast de Zweedtsche overwinning. De Wijsel, Weezer,
Nekker, Donau, Oder, Rijn en Elbe zijn met keetens achter aan de waagen geslooten.
Bedrogh, Geweldt, Moordt, Brandt en Schennis leggen onder de raaden. De
Overwonne steeden knielen. De Krijgshoofden en Soldaaten betoonen zich vol
vreugde.
Kristina toont zich op haar Vaaders zeegewaagen.
Zy sleept de Donau en de Rijn gekeetent meê.
Hier leit Bedrog, Geweldt en Moordery verslaagen.
De Faam verbreit haar lof. De Steeden die de sneê
Van 't slaghzwaardt voelden, zijn voor haar ter aardt geboogen.
Zoo toont een vrouwehandt een mannelijk vermoogen.
| |
De zeste Schildery
Is het vreedeverbondt tusschen kaizer Fardenandt en koningin Kristina. Hier staat een
brandent outaar, dat door Neering, Rijkdom en Overvloedt bewaart wordt. Aan de
rechte zy, komt een waagen, daar zich Oostenrijk op vertoont; zy wordt van Bestandt
voortgetrokken: voor haar zit een gevleugelt kindt, dat het wapen van de Kaizer in de
handen heeft: de Vreede staat achter op. De zeven Keurvorsten helpen de raaden aan
't rollen. Hier op volgt Duitslandt met haar Bosch- Berg- en Akkergooden en
godinnen. Aan de slinke zy komt Zweeden op een waagen, die van d'Eendracht
voortgetrokken wordt: zy heeft de Vryheidt aan haar zy. Pomeren, Hessen en de Pals
geleiden haar. Hier achter ziet men de Wijsel, Weezer, Nekker, Oder, Donau, Rijn en
Elbe: deez' zijn bezig om Tweedracht, Bedrog, Geweldt, Moordt, Brandt en Schennis
met keetens aan elkander te sluiten. Het leeger leit de wapens needer.
Hier ziet men Oostenrijk en 't overstrijdtbaar Zweede:
De Liefde daalt omlaag en bindt hen, voor 't outaar
Der heilig' Eendracht, met de sterkebandt der vreede.
Men boeit de gruwelen des Oorlogs aan elkaâr.
| |
| |
Germanje dankt Kristin, die schut, noch trom wil hooren.
De Duitsche vreê is uit de Zweedtsche krijg gebooren.
| |
In de zeevende Schildery
Ziet men Karel Gustaaf; hy heeft Jupiter, Mars, Merkurius en Herkules aan zijn rechte
zy; aan de slinke Gerechtigheidt, Voorzichtigheidt, Maatigheidt en Starkheidt. De
Koningin komt hem te moet met Juno, Apollo, Venus, Pallas en Diana: in d'eene
handt heeft zy een brief, die gescheurt is, om hem haar erfrecht tot de kroon, datze
hier door afstaat, op te draagen; met d'ander houdtze een sluier, daarze zes
gevleugelde kinderen meê aan elkander gestrikt heeft: deeze reiken, op haar bevel, aan
de Koning de kroon, schepter, Rijxappel, zwaardt, mantel en sleutel. Zweeden,
Gotlandt, Finlandt, Laplandt, voegen zich aan d'eene zy by de Rijxraaden: aan d'ander
ziet men de Bosch- en Berg- en Akkergooden en godinnen, die hier verschijnen, om
die willige overdragt van 't Rijk te zien. het grimmelt overal van Burgers en
Soldaaten.
Gustaaf ontfangt de kroon van d'eelst' der Koninginnen.
Wie vyanden verwint betoont wat hy vermagh:
Deez' kan haar vyanden en ook zich zelf verwinnen.
Zoo ziet men dat de zon, die 't albeziet, nooit zagh.
Wegh Staatzucht, die uw bloedt om kroon en staf durft waagen.
De Wijsheidt wil geen goudt, maar lauwerieren draagen.
| |
De achtste Schildery
Is op 't strandt. De Koningin gaat met Apollo, Pallas, en Merkurius scheep: zy wordt
van de Koning en alle de Rijxraaden geleit. Zweeden, Gotlandt, Finlandt, en Laplandt
ziet men, om haar vertrek, treuren. De Bosch- en Berg- en Akkergooden en godinnen
volgen haar tot aan de zee. De Wijsel, Weezer, Oder, Beldt en al de stroomgooden en
godinnen, borlen van de grondt op, om het schip, daar Kristina in is, veiligh door de
baaren te
| |
| |
stieren. Eoolus drijft zijn stormwinden en buien, met keetens geboeit, in zijn yzere
rots. De Gemeente en Soldaaten wenschen haar behoude reis.
Kristina gaat naar 't strandt om overzee te vaaren.
De Koning, 't heir en 't volk geleiden haar aan boordt.
De Stroomgoôn borlen op en dobbren op de baaren.
Elk wenst dit groot vernuft t'ontfangen in zijn oordt.
Zoo zoekt de goude klaauw de diamant t'omvatten.
De schat der Wijsheidt schat men meer dan alle schatten.
|
|