Schildery van de Beleeftheidt.
Een schoone en aanminnige vrouw, met het aangezicht van Louiza, Prinses van
Bohemen. Haar tabbert is met allerleie bloemen versiert: het hulsel van
lauwerblaaderen, daar harten tusschen in gevlecht zijn. Met haar slinkevoet treedt zy
op de borst van de Hovaardigheidt. In haar rechtehandt heeft zy een goude boeien; en
in de slinke een hart met een oog, daar Louiza onder geschreeven is, dat zy, om in het
Stadthuis te brengen, het geen in 't verschiet moet staan, aan de Welspreekentheidt
geeft, 't welk een kindt is met vleugels vol tongen, en een helm op het hooft, met een
pluim van papegaais veeren.
Haar tabbert met bloemen beteekent dat de Beleeftheidt by elk aangenaam is.
Het hulsel van lauwer en harten, dat zy de harten verwint.
De boeien, dat men de gemoederen door Beleeftheidt kan vast binden.
Het vertreeden van de Hovaardigheidt, vertoont haar neederigheidt.
Het hart daar het oog en Louiza in staat, haar geneegentheidt tot Amsterdam.
De vleugels vol tongen, bewijzen dat een Gezant vaardig en welspreekendt moet zijn.
De helm en pluim van papegaais veeren, dat de Welspreekentheidt groote kracht
heeft.