Alle de gedichten. Deel 2(1671)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op d'Oude en Eedele Ridderschap Van Gelderlandt, &c. Oudt Roomen roemden op haar overstrijdtbre Riddren: Maar 't vruchtbaar Gelderlandt, dat Cezars heir deedt siddren, Betoont zich aan de Rijn niet min in Ridderschap. Een eedelmoedig volk beklimt de hooghste trap. Zoo weet men door de Faam te steigren naar de wolken. [pagina 142] [p. 142] Hier ziet men d'eedle Maagdt der vrygevochte volken, De Veurburg van de Staat, verschijnen op haar troon: Haar fiere krijgsdeugdt past een helden lauwerkroon, Op 't heerelijkst deurvlecht met palm en olyblaaden. Het Heldenloof is 't loon van loffelijke daaden. Wie vreê door krijgen krijgt wordt nooit genoeg geëert. De Wijsheidt, in het school van Pallas uitgeleert, Bekleedt haar rechte zy, tot steun van volk en Staaten. Een dappre wijsheidt strekt tot heil der onderzaaten. Wie 't algemeen beschermt betoont zich braaf van aart. Men ziet Gerechtigheidt, gewapent met haar zwaardt, En schaalen, by haar troon, om heilzaam recht te pleegen: Maar zy gebruikt de schaal veel eerder dan den deegen. Wie godtlijk straffen zal vereist voorzichtigheidt. Het vleiende Bedrog, dat yder laagen leit; En 't woedende Geweldt, zijn vruchteloos aan 't beuren: Want deeze gruwlen, die haar handtvest wilden scheuren, Om diep te dompelen in Staat en burgerbloedt, Zijn door haar raadt en handt, beneepen van haar voet. Een adellijk geslacht begeert geen last te draagen. De Vryheidt vindt zich heel van 't slaafsche juk ontslaagen Maar zy behoudt het zwaardt gelijk in 't oorlogsveldt. Wie in de vreede waakt behoedt zich voor Geweldt. Vorige Volgende