| |
| |
| |
Zeetocht van den Eed. Heer Joan de Wit, Heer van Heekendorp, Snelderwaardt, &c. Groot Zeegelbewaarder, Stadthouder van de Leenen >der Landen van Hollandt en West-Vrieslandt, Raadt en Pensionaris, &c.
Toen d'overwijze Wit, de mondt en arm der Staaten,
(Afgrijselijk gehaat van die de Vryheidt haaten,
Maar heiliglijk bemint van die de Vryheidt mint)
Zich op de zee bevondt, daar hy het hoogbewint
Van 't waterleger hadt, verblijde 't recht der steeden:
Want al wat Cicero en Brutus saamen deeden
Weet hy alleen te doen tot steun van landt en stadt.
De Roomsche Reedenaar, veel meer dan goudt geschat,
Heeft niet dan met tong voor 't Kapitool gestreeden:
Maar d'onvermoeide Wit, niet min in schranderheeden,
Strijdt met zijn tong in 't Hof, en met zijn arm op zee:
Hy voert in d'eene handt, om vryheidt en om vreê,
Het Wetboek van de Staat, in d'andre handt den deege
Van d'algemeene Leeuw: want hy heeft, om de zeege,
De Staatcytabbert, die uit scherp vernuft ontstaat,
En 't harnas van de Krijg, als Raadtsheer en Soldaat,
Gelijk om 't lijf gegordt, daar anderen voor beeven.
Zoo strekt dien Herkules, die na zijn doodt zal leeven,
D'Atlassen van het Hof, vermoeit door last en zorg,
Een onverwrikbre zuil, een starke legerborg,
En strijdtbaar zeekasteel, voor woest geweldt en laagen.
| |
| |
De last van 't Landt is best door raadt en moedt te schraagen.
Waar dubble krachten zijn behoudt de Staat haar stant.
Terwijl De Wit de Zee deurploegd' naar Karels strandt,
Verscheen de Vryheidt, door zijn hulp in top gereezen,
In 't midden van 't gestarnt: maar vol van hoop en vreezen.
Nu wenstze hem in 't Hof, dan weeder op de vloedt.
Ten lesten riepz' hem toe met een onstelt gemoedt:
Waar heen de Wit? waar heen? vreest gy geen zeetierannen?
't Moordtdaadig oorelog verschoont geen fiere mannen.
De Doodt is moedig alsz' een loflijk man verwint.
Wat zit 'er in uw hart dat gy 't gevaar bemint?
Wie dienst door raadt zal doen moet zich voor ramp behoeden.
Gy zijt hier om te raân; maar niet om meê te woeden.
Wel raaden vecht niet min dan eedle dapperheên.
O steunstijl van het Hof! o borstweer van 't gemeen!
Gy waagt de Vrye Staat zoo gy uw lijf gaat waagen.
Een dubbel ongeval is voor geen Staat te draagen.
Het Landt verloor te veel verloor 't haar oorlogsvloot;
Maar 't zou niet min, ik zweer 't, verliezen door uw doodt:
Want gy weet Vlooten door uw wijze raadt te bouwen.
Hier zweeg ze want haar tong wierdt van de smart gehouwen.
Nu sprak de wakkre Wit, en boog eerbiedelijk:
O Vryheidt! schuw voor dwang, o oudrst van 't aardtsche rijk!
Ik vrees noch dondrent schut noch 't woeden van de branders.
O paarel aan de kroon der Staatsche Neederlanders!
Ik quam niet voor my zelf, maar voor 't gemeen in 't licht,
Wie 't algemeen bezorgt betoont niet meer dan plicht.
De Vryheidt kost ons bloedt, ellenden en gevaaren.
Door winnen krijgt men roem: maar welstant door bewaaren.
Ik kom hier om de Staat in alles dienst te doen.
Wie 't Landt wil dienen moet wijs raaden en fel woên.
Natuur heeft yder mensch vernuft en kracht gegeeven:
Wie deeze schatten niet voor 't Vaaderlandt en 't leeven,
In tijdt van noodt, gebruikt, betoont zich leevent doodt.
| |
| |
Mijn order wil dat ik zal blijven in de Vloot.
Een die geen order volgt behoort men streng te straffen.
Wy moeten naar de Teems eer dat de Nijdt komt blaffen;
En sterf ik door 't geschut van eenig dapper man,
Dan zal ik, dit staat vast, de bitse galmondt van
De Laster, die staâg brult, met eigen bloedt toestoppen:
Want dat verwoedt gedrocht, met meer dan duizent koppen,
Wordt best met Raadtsheers bloedt, gelijk gy weet, gepeit:
Nu haakt haar holle balg, o wreede gulzigheidt!
Op nieuw naar 't bloedt van die de zy der Vryheidt kiezen.
Ik zal, tot heil van 't Landt, al zou ik 't hooft verliezen,
Gelijk uw Cicero, volharden in mijn plicht.
Hy wou meer spreeken; maar het anker wierdt gelicht,
En 't schip begaf zich naar de steile Britsche stranden.
De krijgsmoedt deedt zijn hart op 't koudewater branden.
Nu zogt de vreed' olijf door oorlogs lauwerblaân.
Nu worden hy, o ramp! van een verwoed' Orkaan,
Op 't zwallepende nat, afgrijselijk bestreeden.
Geen Zanggodin heeft macht, hoe stark van wijze reeden,
Om my te leeren hoe ik 't onweer zingen zal:
Want al de golleven van 't zoute waterdal,
Zandtplaaten, neevelen, stormwinden, dwarrelvlaagen
Slagreegens, blixemen, weerlichten, donderslaagen,
En al wat gruwzaam is vertoonde zig by een:
Het Zuide, Noorde, Oost, en Weste, dat veur heen
Elkander vyandtlijk, op 't vinnigst, aan quam rannen,
Was nu, tot schrik van hem gewapent, saam gespannen,
Om starke vyanden te zijn van onze Vloot.
Terwijl De Wit op zee moest worstlen met de doodt,
Ontmoeten hem van veer de fell' ontsteeke Britte':
Dit scherpte zijn vernuft en brocht het hart vol hitte:
Hy greep het zwaardt, om wijs en moedig weer te biên:
Maar Stuarts Zeevoogt week om 't krijgsgevaar t'ontvliên.
Nu quam het Hooghgezag der Vrygevochte Landen:
| |
| |
Haar boezem pronkte met haar schildtleeuw scherp van tanden,
En klaauwen krom van punt: zy hadt in haare handt
De zeve pijlen, die van d'Eendracht met een bandt
Aan een gebonden zijn; en 't hooft droeg lauwerblaadren:
O Wit! mijn Raadt en Heldt, sprak zy hem aan in 't naadren,
Gy toont uw raadt en kracht in oorlog en in vreê:
Maar gy blijft hier te lang, in 't spijt van 't weer, op zee,
De woeste Winter wil geen Vloot op 't water lijden.
Wie dat by ontijdt vaart heeft met het weer te strijden.
Gy hebt uw plicht voldaan in raadt en moedigheên;
De hemel heeft de Brit voor u met vuur bestreên:
Want Londen is door haar in gloeient puin begraaven.
Windt all' uw ankers op, en zeil naar onze haaven.
Hier zweeg zy, en men wendt de Vloot naar 't noorderspoor.
Zoo quam De Wit in 't Hof daar hy de Staaten voor
Zijn Meesters groeten en zijn last heeft opgedraagen.
Zoo lang als Roomen haar Krijgshelden heeft ontslaagen
Van hun geleende macht, behiel 't haar vryigheidt:
Maar toen haar Raadt dit recht van Cezar wierdt ontzeidt,
Verviel 't in slaaverny. dit leert elk wakker weezen.
Wie wakker zorgen wil heeft voor geen ramp te vreezen.
Zoo moet men eeuwig zijn in 't Staatsche Neederlandt.
Wie voor zijn burgers zorgt behoudt een vrye stant.
|
|