Aan Zyn keurvorstelyke Doorluchtigheidt, Zyn Hoogheidt De Prins van Oranje, de Vorst van Nassou, En &c. &c. toen Haar d'Ed. Ed. Achtbaare Heeren Burgemeesteren van Amsterdam de Nieuwe Schouwburg vertoonden.
Ik leg, ô Keurvorst! Ô Oranje! Ô Nassouwen!
En al die handt aan 't roer van 't schip der Staaten houwen,
Mijn onverwelkbre krans, eerbiedig, voor u neêr.
Nooit toont men eer genoeg aan Vorst en wettig Heer.
De Schouwburg zag zich nooit zoo rijk als nu bekleeden.
Ontslaat u voor een poos van uwe beezigheeden.
De bouwman ploegt en zaait; maar rust eer dat hy oest.
Toen Atlas schouder, die de hemel stutten moest,
Begon te zwichten, door het onverdraaglijk draagen,
Quam Herkles 't sterredak voor 't vallen onderschraagen:
Zoo zal ik uwe brein, door 't Spel, van last ontlaân.
De Schouwburg dient tot rust van Heer en onderdaan.
De ploegstier wordt om rust van 't zwaare juk ontslaagen.
De paarden spant men slechts by beurten veur de waagen.
De krijgsman hangt het zwaardt by wijlen aan de wandt.
[pagina 135]
[p. 135]
Wie dat de ploeg, de koets en 't slagzwaardt van het Landt,
Voor d'onderdaan, bestiert, gedoogt geen nauwe paalen.
De Staatbestiering moet somtijdts haar aassem haalen.
Wie Vryheidt helpt behoên vereist ook vryigheên:
Of hy zou zelf een slaaf, met boeiens aan het been,
Van d'onderdaanen zijn; dies leent uw oor' en oogen:
Want ik zal u niet min in deeze Burg vertoogen
Dan oudt Atheen, de roem van 't schrander Griekelandt.
Tooneelspel kort de tijdt, ja 't scherpt het stomp verstandt,
En leert de menschen deugdt: indien men dit moet staaken,
Zoo moet men tijdtverdrijf, vernuft en leering wraaken,
Drie waare noodigheên voor steeden vol van volk.
Laat Mars vry woeden met zijn bloedig' oorlogsdolk,
By 't dondren van 't geschut, en blixemen der zwaarden,
Daar 't yslijk veldtgeschrey, en 't scherp gebries der paarden
De lucht vervullen, dat het aan de starren sluit,
De grenzen zijn bewaart, om al die heet op buit
En menschemoorden zijn in 't naadren te verpletten.
Wie 't algemeen bezorgt mach zich ter Schouwburg zetten.
Zoo zag men Vorst August, het hooft van Roomlus Staat,
De Burgermeesteren, de Ridderschap, en Raadt,
In 't heetste van de krijg, ter nieuwe Schouwburg koomen.
De zorg van Neêrlandt eist niet minder rust dan Roomen.