Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan H.F. Waterloos. Gy schrijft u Waterloos; maar 't is, ik zweer 't, een loogen: Want gy hebt op Parnas in 't school der schranderheên, 't Poëetsche water uit de hengstebron gezoogen: Hier laafde gy uw' dorst met zuivre Hippokreen. Zoo wordt men eerelijk en overschrander dronken. Wie geestrijk water drinkt, is nimmer waterloos. [pagina 786] [p. 786] De waarheidt hoeft zich niet met loogens op te pronken. Uw ganzeschacht, daar ik geen fenixveêr voor koos, Moet aan uw veurnaam 't woordt van Hippokreenbron lassen. De naam en d'aart van 't volk behoort by een te passen. Vorige Volgende