Alle de gedichten. Deel 1
(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij
[pagina 763]
| |
Zang.Verv1oekt' afgryselijk' en wreede doorenbosschen,
Wat schrikdier heeft u eerst in heillooz' aardt geplant?
Gy zijt met gal besproeit: maar uit vergift gewossen.
Een Vaader-beul heeft u, met zijn bebloede handt,
By 't grimmend' ongediert, al brullend' uit gaan rukken.
De Wreedtheidt, fel van klaauw, in schijn van 't heiligh recht,
Durfd' u ô gruwelen! in 't hooft van Chriftus drukken.
Gy zwelgt dat zaalgendt bloedt. Wie heeft u dus gevlecht?
De helsche zucht tot Staat, die pest der land' en steeden.
Wie voor zijn Staaten vreest ontziet geen gruwlijkheeden.
| |
Tegen-zang.Bemind' eerwaardelijk' en heilge doorenstijlen,
Gy waart weleer vervloekt; nu zijt gy, door de vliet
Van Christus bloedt, veraart. uw punten zijn de pijlen
Waar dat de Liefde 't hart der vroomen meê doorschiet:
Dit zijn de wonden die het heelen niet begeeren.
Wie dat uw prikkelen in zijn gedachten draait,
Zal 't quaadt, dat hem bestrijt, voor eeuwigh overheeren.
De wegh des hemels is met doorenen bezaait:
Maar dit zijn byen die ons quetsen en geneezen.
Wie hemelroozen zoekt moet voor geen doornen vreezen.
| |
[pagina 764]
| |
Toe-zang.Wegh paarelrijke kroon, men koopt u hier voor stroppen,
Voor zwaarden, en vergift. Beroemde Vorstenschaar,
Zet deeze Doornekroon, met haar roobijne droppen,
Van heiligh bloedt gestremt, tot siersel, op uw hair.
Ziet gy geen paarelen? zoo laat uw oogen lekken;
De traanen die gy by de bloedtroobijnen stort,
Dat zullen paarelen die eeuwigh blinken, strekken.
Augustus lauwerkrans is door de tijdt verdort.
Het goudt is voor een poos, en met gevaar te haalen.
Een Christen Koning hoort met Christus kroon te praalen.
|
|