Beschryving van de Vertooning, die ik, op het aanmaanen van J. v. Vondel, in
zijn spel van Jeptha toestelde, &c.
In 't midden van de zaal, maar een weinig in 't verschiet, vertoont zich een verheeve
plaats, die met zwart bekleedt en met palmbanden behangen is: de rechte en slinke zy
worden door twee goude fakkelstanders verlicht. voor dit treurtooneel staat een
brandendt outer. Jefis, die de vrindtschap in haar oogen, en schaamt op haar kaaken
heeft, ziet men op dit moordtschavot eerbiedelijk knielen. Gehoorzaamheidt,
Onnoozelheidt, Kuisheidt en Liefde, die haar op d'uitvaart volgen, verschijnen hier,
om dit slachtoffer te ontfangen; haar gespeelen zijn doodts in 't aangezicht: d'een slaat
haar handen, van droefheidt, in 't hair: d'ander krabt van krankzinnigheidt haar
wangen: zulk een klopt van derenis haar boezem: die vervult, op hoop van troost, de
lucht met klachten. Jeptha heeft het slachtmes in zijn rechtehandt; met de slinke
bedekt hy zijn aangezicht; daar men, zoo hy 't ondekte, schrik, vrees, deerenis,
standtvastigheidt en onversaagtheidt, teegens elkander zou in zien worstelen. de
Godtsdienst keert hem de rug toe, en sluit haar oogen. Natuur, die de moordtslag zoekt
te beletten, wordt door blinde tempel-yver, onverzetbre hardnekkigheidt, en dolle
oorlogsmoedt, drie Staatpesten, vast gehouden; de vier hooftstoffen, haar Dochters,
staan verbaast: d'Aardt valt van zich zelf; het Water schreit; de Lucht begint te
zuchten, en 't Vuur van gramschap te blaaken. In 't verschiet koomen Berouw,
Wanhoop en Raazery, om de vaader zijn losse eedt, boosaartige standtvastigheidt, en
wreede dochtermoordt, zoo gruwelijk als hyze uitvoert, te vertoonen. de Burgers
koomen op 't gebaar, met fakkels en saabels gewapent, toeschieten.
Hier ziet men Jefis bloedt door Jephtaas moordtmes leeken.
Wie eedtbreekt waagt zijn ziel: maar wie een heilloos eedt
Wil houden, waagt noch meer dan die hun eeden breeken.
Godt lijdt niet dat men 't vuur met menschebloedt bekleedt.
De moordteedt wordt volbrocht van die de moordt moest keeren.
Wie zonder oordeel zweert is goddeloos in 't zweeren.