Alle de gedichten. Deel 1
(1662)–Jan Vos– AuteursrechtvrijHaman by Hester en Assueer te gast &c. door Rembrandt geschildert.Hier ziet men Haman by Asueer en Hester eeten.
Maar 't is vergeefs, zijn borst is vol van spijt en smart.
Hy byt in Hesters spijs: maar dieper in haar hart.
De Koning is van wraak en raazerny bezeeten.
De gramschap van een Vorst is schriklijk alsze raast.
Die alle mannen dreigt, wordt door een vrouw verbaast.
Zoo stort men van het top in 't dal der teegenspoeden.
De wraak die langzaam komt gebruikt de wreedtste roeden.
| |
Jezus in d'armen van Simeon: door G. Eekhout geschildert.Maria komt haar kindt, haar Godt, ten offer draagen.
Zoo wordt het tempelrecht van d'oude wet volbracht.
Wie dat de wet voldoet zal Godt in all's behaagen.
Nu ziet men daar all' d'aardt zoo lang naar heeft gewacht.
't Verlangen naar een ding schijnt alles te verlangen.
Zoo was 't met Simeon die wy vol vreugdt zien staan.
Wie 't al omvangen heeft wordt hier van hem ontfangen.
| |
[pagina 566]
| |
Wat Godt zijn volk belooft wordt op zijn tijdt voldaan.
d'Onfeilbre waarheidt komt al schijntze lang te wachten.
Hy heeft Godtszoon in d'arm; de Geest van Godt in 't hart.
Is 't wonder? neen: hy heeft Godt zelf in zijn gedachten.
't Vernuft is heiligh dat van Godt bezeeten wardt.
Nu dat hy 't Leeven ziet, wil hy het leeven derven.
't Onsterflijk leeven komt de mensch door deugdtzaam sterven.
| |
Lazarus door Christus van den doodt gewekt; door J. Lievensen geschildert.De val van Adam deedt de Doodt deur d'aardt opzweeven.
Al wat ooit aassem schiep moest duiken voor haar staf.
De moordtpyl van de doodt is starker dan het leeven.
Zoo rukt zy Laaz'rus in de kerker van haar graf,
En sluit de koopre poort met staal' en yzre staaven.
Hier schijnt geen hoop van ooit in 't oordeel op te staan:
Maar Christus starker dan de doodt, verdelgt haar graaven,
En roept de ziel om weêr in 't koude lyk te gaan.
Wie dat almachtig is betoont bywylen blijken.
't Gelooven is voor 't oor: maar 't weeten voor 't gezicht.
De broêr van Marta komt verbaast ten graf uitkijken,
Als of hem Godtsbazuin, daar al wie leest voor zwicht,
Ter jongste vierschaar riep, om reekening te geeven.
Een onverwachte zaak heeft ongemeene kracht.
Die eens gebooren is verkrijgt hier tweemaal 't leeven.
Wie heil by Christus zoekt heeft kennis van zijn macht:
Want hy verkrygt waar dat hy komt de rykste zeege.
Wie dat gelooft wil zijn moet wonderdaaden pleege'.
| |
Bloemen door van Aalst geschildert.Hier komt de lieve lent by wintertijdt verschijnen.
Natuur, die al wie maalt door haar penseel verdooft,
Begint, nu zy dit ziet, van enkle spijt te quijnen.
Auroora, leg uw pruik vol roozen van uw hooft:
| |
[pagina 567]
| |
Hier groeien roozen die uw hulssel overtreffen.
Zoo wordt van Aalst, door kunst, de werreldt deur beroemt.
Wie andren overwint behoort men te verheffen.
Zijn handt, vol geesten, heeft het bladt van dit gebloemt
Beschildert met een glans, die nimmer zal verflensen.
Het loof dat heet en koudt verduurt zal eeuwigh staan.
Vrou-Venus zou haar krans om dit gewasch verwensen,
Om als zy hoogtijdt houdt te pronken met de blaân;
Of als zy 't hart van Mars aanminnig komt bestryen.
't Sieraadt der vrouwen is de lyst der schilderyen.
| |
Venus waagen in een wolk vol Kupidoos, door P. Rubens geschildert.Hier kornt Vrou-Venus koets, omheint van kindren, daalen:
Zy schittert in de lucht. dit is geen schilderkunst.
Vulkanus heeftze zelf van enkle goude straalen
In Lemnos smits gesmeedt, om voor zoo groot een gunst
Een kus te krygen van zijn Ega, vol van hetten.
Een kus van die men mint heeft ongemeene kracht.
Ik zie de minnegoôn hun stompe pylen wetten,
En fakkels zwaaien, om te gaan op hartejaght.
Waar dat de Liefde komt, komt ook een zucht tot paaren.
Men schaakelt d'eeuwen aan elkaâr door d'echtebandt.
De wolken naadren vol van dartle minneschaaren.
Wie dat de Liefde schuwt, begeef zich aan een kant.
De Min is machtigh om de harten t'overwinnen.
Maar godt Apol heeft my een pyl in 't hart gedreit,
Die my doet branden om de schoonst' der Dichtgoddinnen.
Het beeldt der dichtkunst pronkt met geest en schranderheidt.
Ik wijk, eer Venus komt verschijnen op haar waagen.
Twee vuuren in een borst zijn quaalijk te verdraagen.
Sint Sebastiaan doorschooten, door J Kontoriqus geschildert.
De Ridder wordt vergeefs met koorden vast gebonden:
Hy is gebonden aan de koordt die Christus bondt.
| |
[pagina 568]
| |
Uw moordtschut komt te laat, om 't hart vol deugdt te wonden;
De Zoon van Godt heeft hem tot in zijn ziel deurwondt.
De ziel, die eeuwigh is, veracht all' aardtsche schichten.
Zijn pylen zijn van 't hout van 't heilig kruis gemaakt:
De doppen van dit schut, daar d'afgrondt voor moet zwichten,
Zijn doornen van zijn kroon. de Ridder, die gy raakt,
Zal leeven door zyn doodt als d'uwe hem doet sterven.
Godts Engel naakt hem met lauwrier van 't hemelsch hof;
In 't Paradys deurvlecht met bloemen schoon van verven.
Wie d'aardtsche doodt verwint verdient het hemelsch lof.
De kroon van Cezar kan by zulk een krans niet haalen.
Wie dat om Christus sterft zal eeuwig zeegepraalen.
| |
Christus in 't graf &c. door Jan Lievensen geschildert.Daar 't al door leeft wordt hier voor doodt in 't graf geslooten.
Zoo daalt de zielzon, om voor eeuwigh op te gaan.
't Penseel van Lievius, gelieft van alle Grooten,
Behoort voor zulk een deugdt by 't hel gestarnt te staan.
Wie dat voor d'ooren preekt, dit kunststuk is voor d'oogen.
De ziel wordt, door 't penseel, bywijl, tot deugdt bewoogen.
|
|