Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de schildery, daar Izak Jakob zeegent. De jongling Jakob komt by Izak om de zeegen: Hy gaat door 's moeders raadt in schyn van Ezau an. De vrouwelist verwint de schalkheidt van de man. Hy heeft zijn vaaders wensch, op 's broeders naam, gekreegen. 't Bedrog is eerlijk als men 't slechts door noodtdwang doet. Dit baart een heilloosheidt in Ezaus wreedt gemoedt; Maar 't dreigen is vergeefs: Godt wil geen wraak gedoogen. Wie om Godts heil bedriegt heeft deugdelijk bedroogen. Vorige Volgende