Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan Juffrouw Tesselschade Visschers, &c. Op beroemde Tesselschaade, Stier uw stem naar 't puik der Riddren, Daar men door de busgranaade', 't Overstarke Sas ziet siddren: Vrees niet dat de klank zal smooren. Zangen dringen zelf deur steenen. 't Oorlog zal haar yzer' ooren Zelver aan uw gorgel leenen: Want de galm zal deur de drommen, Deur het blixemen der klingen, Dwars deur 't rammelen der trommen, In de tent van Huigens dringen. Hier gaat hy het krygsnut weegen, In de schaalen van zyn oordel. Huigens brein is Freedrix deegen. Schrandre doen de dappre voordel. Zing dan dat wy zyn gezeeten, Aan de disch der poëezye; Daar het Hooft der hooftpoëeten, Ons met zulke lekkernye' [pagina 214] [p. 214] D'ooren staadigh komt onthaalen. Dichtkonst kan de zinnen wetten. Noodt hem in de Muider zaalen, Op Apelloos oorbanketten. Wysheidt past op zulke feesten; Niet om lessen te ontfangen: Maar om aan de minder geesten Saus voor het vernuft te langen. 't Oor laat zich door kunst verzaade'. Hier op zal hy weeder zingen: Zeg den Drost, o Tesselschade! Dat ik, spyt de donderingen, Spyt de naare moordtgeschreeuwen, Na zyn schelle luit ga luisteren. Zeg hem dat het Hooft der leeuwen, 't Sas alree begint te kluisteren. Stouten vreezen voor geen wallen. Strydbre willen zeege haalen: Maar wie als August wil brallen, Moet het meest met bloedt betaalen. Koude klingen, heete looden, Yzre mannen, staale handen, Noch het vallen van de dooden, Kunnen 't heir met schrik aanranden. Helden weeten van geen saagen, Wie de landen vry wil heeten, Moet zich voor de landen waagen. Als myn veldtheer 's vyandts keeten Heeft gebrooken door zyn deege', Zal ik, naa de woeste buien, Ook deelachtigh aan de zeege, Koomen op het Huis te Muien. Hier zal ik myn brein verlusten, In de hemel van myn vrinden. [pagina 215] [p. 215] 't Oorlog moet by poozen rusten. 't Zwaardt laat zich bywyl ontbinden. Zoo zal Huigens gorgel klinken, Langs d'Oranje leegerpaade', Daar de scherpe lemmers blinken. Zing, doorluchte Tesselschade, Bindt zyn ooren aan de koorden, Aan de keetens en de zeelen, Van uw goude goodewoorden. Maatgezangen zyn gareelen. Op 't Huis te Muide, 1644. Vorige Volgende