Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 205] [p. 205] Den Eed. Heer Joan de Wit, Raadt-Pensionaris van Hollandt en West-Vrieslandt, &c. Dus leeft de schrandre Wit, de mondt der vrye Staaten; Dien hofleeuw, die de hoedt van 't Landt voor ramp behoedt. Een wakker Raadtsman is het schildt der onderzaaten. Zyn oordeel, ryk van roem, ontwykt geen heldenmoedt. Zoo blyft men op het landt en doet de zeepest zwichten. Wie dat door raadt verwint verdient een heerlyk lof. De goudtzucht heeft hem nooit deurschooten met haar schichten. Men maak de Wit vry zwart, hy volgt de last van 't hof. Zyn Staatplicht wordt vergeefs van 't woeste graauw besprongen. Een ongekreukt gemoedt ontziet geen lastertongen. Vorige Volgende