Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den Eed. Gestr. Heer Jakob Westerbaan, Ridder, Heer van Brandtwyk, Gyblandt &c. Door Visscher gesneeden. Dus ziet men Brandtwyks beeldt, een Ridder die geen deege, Maar ganseschacht gebruikt, als hy ten strydt zal gaan. Wie om de dichtkrans vecht, verkrygt Apolloos zeege. Zoo klimt men langs Pamas, om by 't gestarnt te staan. Hy volgt Diaan hier min dan 't school der Zanggodinnen. Zoo ziet men in een man twee geesten groot van kracht. Een eedel hart zal al wat loflyk is beminnen. De leedigheidt wordt van de schranderheidt veracht. Wie dat zyn geest wil zien, moet op zyn dichten oogen. De wysheidt kan men door zich zelver best vertoogen. Vorige Volgende