Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Mejuffrouw Anna van Erkel, Huisvrouw van den Heer Penningmeester, &c. Apelles, maal dit beeldt: maar meng uw verf, in 't maalen, Met roozen, lelien, robyn en elpenbeen. Wie 't schoon wil treffen, moet de Schoonste stoffen haalen. Een pronkbeeldt van Natuur vereist aanminnigheên. Doorzult het bly gelaat met zout van braave zeeden. Ik zwyg van simbelsnaar en vaarzen vol van geest. Gy moet Minervaas standt, vrouw Venus blanke leeden, En Junoos achtbaarheidt vertoonen in een leest: Zoo paait gy de Natuur, die haar met recht doet minnen. Een aardtsche vrouw vertoont drie hemelsche godinnen. Vorige Volgende