22. I.D. du Plessis [geb. 1900]
Du Plessis was jarenlang lector in Afrikaans en Nederlands aan de Universiteit van Kaapstad, en werd later hoofd van het Departement voor Kleurlingzaken. Als dichter is hij kennelijk een overgangsfiguur; terwijl in zijn werk allerlei vernieuwende elementen reeds duidelijk aanwezig zijn, handhaven ook traditionele motieven en vormen zich nog. Van zijn vele en vaak nogal ongelijkwaardige bundels gedichten zijn Stryd [1935], Vreemde liefde [1937] en Kwatryne [1941] wel de beste. Zijn grote kennis van het leven der Kaapse Maleiers komt in zijn poëzie meermalen tot uiting. Afzonderlijk verscheen de Ballade van die eensame Seeman [1949]. In dichtvorm gaf hij satires op bepaalde aspecten van de Zuidafrikaanse samenleving [In die Sabi, 1932; Skermutseling en Skote, 1943]. De bundel Lig en Skaduwee [1952] toont een versterkte belangstelling voor de natuur en het buitenleven.