226. Leo Vroman [geb. 1915]
Wie de dichterlijke ontwikkeling van de bioloog Dr. Vroman wil volgen, moet beginnen met de bundel Gedichten, vroegere en latere [1949], die verzen omvat in Holland geschreven tussen 1935 en 1940, in Indië geschreven in 1940-1941 en in Amerika geschreven in 1946-1948. Zijn vroegste publikatie, de bundel Gedichten [1946] vult de opening op, want dit werk dagtekent uit de jaren 1942-1945. In: 126 gedichten (1964) echter is een chronologische ordening betracht. Met dit werk verwierf hij de P.C. Hooftprijs.
Vroman schrijft een modern, uiterst gevoelig vers, vol beelden die associaties wekken, en met grillige, soms geestige woordvormen. De liefde voor de vrouw en de verwondering over het leven zijn de duidelijkste inspiraties. Zijn tweetaligheid bracht hem ertoe ook Engelse gedichten te schrijven, die gebundeld zijn als Poems in English [1953]. Zeer karakteristiek is het gedicht Inleiding tot een leegte [1955] dat met fraaie ‘knipsels’ van de dichter versierd, de zin van een reeks jeugdherinneringen nagaat binnen de begrenzingen van leven en dood. Zijn ervaringen tijdens de oorlog en daarna zijn verteld in De adem van Mars [1956]. Korte proza-notities bundelde hij tot Snippers van Leo Vroman [1958].