Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 246]
| |
215. Maria Dermoût [M.E. Dermoût-Ingerman, 1888-1962]aant.Met Java als geboorteland, en Celebes en de Molukken jarenlang als woonplaats, vond Maria Dermoût na haar definitieve komst naar Nederland in de herinneringen aan talloze mensen en levensverhoudingen haar zuivere inspiratie. Haar kleine verhaal Nog pas gisteren [1951] is onovertroffen van sfeer: het leven uit ‘tempoe doeloe’, de kalme, onbedreigde jaren voor de eerste wereldoorlog, is er met weemoedige stem verteld. Groter van opzet, maar wel iets minder gaaf, is De tienduizend dingen [1955], spelende in een specerijentuin op de Molukken; een eenvoudig verhaal van menselijke verhoudingen, geboorte, liefde, leed en dood. Haar grootste talent toonde Maria Dermoût als novelliste, eerst in de kleine bundel Spel van tifa-gong's [1954] en daarna, aangrijpender in De juwelen haarkam [1956]. Het verrassend ‘oosterse’ van haar proza ligt vooral in haar vermogen om de aanwezigheid te suggereren van de onzichtbare krachten die in de dingen schuilen en die dóor deze dingen het menselijk lotgeval mee bepalen. Latere verhalen zijn gebundeld onder de titel De kist [1958]. |
|