Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd206. Bertus Aafjes [geb. 1914]aant.Levensloop: Lambertus Jacobus Johannes Aafjes, geboren te Amsterdam, studeerde een tijdlang voor priester; hij bezocht Italië en later Egypte en Palestina; thans woonachtig te Hoensbroek. Ofschoon Aafjes reeds in 1940 en 1941 met enkele kleine bundels [o.a. Het gevecht met de muze] de aandacht op zich vestigde, en ook gedurende de oorlog clandestien publiceerde, kreeg zijn naam pas een grote bekendheid door zijn omvangrijke gedicht: Een voetreis naar Rome [1946], het poëtische verslag van een lang tevoren werkelijk volbrachte tocht. Aafjes toont zich in dit werk een genietend beschouwer van de aardse schoonheid, en een uitbundig beeldend beschrijver ervan. Wegens de gemakkelijke zangerigheid van zijn vers en de velerlei liefdesmotieven, heeft men Aafjes wel een troubadour genoemd. De overpeinzingen en uitspraken, die soms neigen naar een heidense verheerlijking van het zinnelijke, wijzen meer op vlotte aanvaarding van verschillende cultuurhistorische ideeën, dan op een diepe geestelijke crisis. De bundel sonnetten: Het koningsgraf [1948], geschreven in Egypte, kan gelden als een dichterlijk dagboek. Belangrijker nog is In den beginne [1949], een lyrische variatie van het scheppingsverhaal, met het dichterschap als hoofdmotief en de beeldspraak als de zondeval van de directe kosmische beleving. De bundel De karavaan [1954] neigt meer naar het experimentele vers. Van zijn proza verdienen vermelding het essay: Gerrit Achterberg de dichter van de sarcophaag [1943], de bundel novellen: De zeemeerminnen [1946], en zijn indrukwekkende reisboeken: Vorstin onder de landschappen [1952], Morgen bloeien de abrikozen [1954], en De schone Helena [1960]. |
|