Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd202. De letteren na de oorlogaant.De hoop op een algehele culturele vernieuwing na de bevrijding is niet vervuld. Vele pogingen op literair gebied zijn van korte duur geweest: bijv. Het woord. Groot belang kreeg het Nieuw Vlaams tijdschrift, nog opgericht door Vermeylen maar van het begin af onder leiding van Teirlinck. Terwijl in het Noorden de voortzetting van het reeds in 1940 opgerichte blad Criterium slechts enkele jaren mogelijk bleek, handhaafde Podium zich, zij het met veel redactie-wijzigingen; de Gids zette z'n meer dan honderdjarig bestaan verjeugdigd voort; De nieuwe stem, linkser georiënteerd, kreeg op letterkundig terrein vrij weinig betekenis. Van 1953 af verschijnt Maatstaf, dat in zekere zin de taak van Groot Nederland heeft overgenomen; het kritische orgaan Het boek van nu kon worden gezien als moderne voortzetting van Den Gulden Winckel. De onmiddellijke invloed van de oorlog op het proza en de poëzie is aanwezig in een groot aantal ongelijkwaardige geschriften, waarvan het dagboek van anne frank: Het achterhuis wereldnaam heeft gemaakt. Vermelding verdient voorts Amor fati [1946] door abel herzberg [geb. 1893] van wiens hand ook de aangrijpende Kroniek der jodenvervolgingen is. Oorlogservaringen vindt men in romans en novellen van Coolen, Vestdijk, A.H. Nijhoff, | |
[pagina 235]
| |
Dekker, Theun de Vries en jongeren als Boon, Lampo, Van Aken, Hermans en Van Maanen. De jodenvervolging vond een treffende uitbeelding in De nacht der Girondijnen [1957] door de Amsterdamse historicus j. presser [geb. 1899] en in Het bittere kruid [1957] door marga minco [geb. 1920]. Merkwaardig is voorts de invloed, die het einde van de koloniale verhouding met Nederlands-Indië op de Noord-Nederlandse letteren heeft gehad. Door Multatuli, Couperus, Augusta de Wit, Du Perron en anderen waren land en volk van Insulinde wel al uitgebeeld en beschreven. In de jaren '30 publiceerde m. szekely-lulofs [1899-1958] een aantal veel gelezen romans over Deli, o.a. Rubber [1931] en Koelie [1933]. Zij werd overtroffen door beb vuyk [geb. 1905] die enkele belangrijke en vrijwel autobiografische verhalen schreef: Duizend eilanden [1937]; Het laatste huis van de wereld [1939]; in 1947 volgde nog Het hout van Bara. Uit datzelfde jaar dagtekent de historische roman Bontorio door h.j. merlijn [schuilnaam van dr. h.j. friedericy, 1900-1962], spelende onder inlandse vorsten op Celebes in de nadagen van hun macht; verwant daarmee is De raadsman [1958]. Ook arnold clerx publiceerde opmerkelijk werk: Schandaal op Poeloeh Tampah [1941]. Maar de belangrijkste boeken komen later: maria dermoût [1888-1962] schreef een reeks bijzonder mooie, deels autobiografische novellen. e. breton de nijs [schuilnaam van r. nieuwenhuys; geb. 1908] publiceerde het eveneens autobiografische boek Vergeelde portretten [1954]; a. alberts [geb. 1911] bundelde een een aantal typeringen van tropische landschappen, mensen en toestanden in De eilanden [1952]. Na-oorlogse ervaringen uit de dagen der politionele acties inspireerden albert van der hoogte [geb. 1909] tot zijn roman Het laatste uur [1953]. In dit verband dienen ook de gedichten van willem brandt [schuilnaam van w. klooster; geb. 1905] vermeld te worden: Reizend achter het heimwee [1954]; Tussen steen en bamboe [1956]. In de Vlaamse letteren heeft het koloniale vraagstuk zich eveneens doen gelden, bijv. in Walschaps roman Oproer in Congo [1953]. Overigens is de vernieuwing na 1945 aanvankelijk heel wat minder duidelijk dan de voortzetting van de bestaande, sinds ongeveer 1930 herleefde genres. De historische roman wordt met talent beoefend door Vestdijk, Helman, Theun de Vries, Louis-Paul Boon, | |
[pagina 236]
| |
Pierre H. Dubois, Hubert Lampo, Hella S. Haasse en anderen. De humoristische novelle beleeft een tijd van grote bloei, vooral in Noord-Nederland, dank zij de talrijke en veelgelezen publikaties van auteurs als Carmiggelt, Bomans, Annie M.G. Schmidt en vele anderen, die groot succes hebben in krant, weekblad, radio en televisie, hoewel zij de vroegste werken van Henriëtte van Eyk maar zelden evenaren. Het sombere psychologische realisme [‘litérature noire’] reeds in 1936 begonnen met Meneer Visser's hellevaart van Vestdijk, zet zich, behalve bij hem, ook voort in romans van Anna Blaman en van vele jongeren in Noord- en Zuid-Nederland. Waarheidszin zonder enig voorbehoud, ook in de woordkeus, kenmerkt deze realistische auteurs, waarvan velen tot de na-oorlogse generatie behoren. Invloeden van het existentialisme en van het moderne Amerikaanse proza doen zich hier sterk gelden. Geheel afzonderlijk als fel polemisch essayist staat j.b. charles [pseud. voor prof. mr. w.h. nagel, geb. 1910] met zijn boek Volg het spoor terug [1953]; zijn Gedichten [1953] sluiten aan bij het experimentele expressionisme. Ofschoon aanvankelijk ook in de poëzie de voortzetting krachtiger bleek dan de vernieuwing, is dit omstreeks 1950 plotseling veranderd door het optreden van een groep experimentele jongeren in Nederland en Vlaanderen. Kunnen Vasalis, Aafjes en Herwig Hensen, hoe verschillend onderling ook, gelden als dichters in wier werk de klassieke of romantische vormen vrijwel gehandhaafd blijven, het uitermate merkwaardige werk van Leo Vroman toont het poëtische experiment in volle actie, soms overeenkomstig het vroegere expressionisme of surrealisme, soms in de nieuwe associatieve vormen die zo kenmerkend zijn voor na-oorlogse figuren als Lucebert en Hugo Claus. In de vrije versvormen, de suggestieve beelden en het irrationele taalgebruik openbaart zich het moderne levensbesef van een generatie, die door de oorlog gescheiden is van het verleden en zich geplaatst voelt in een wereld-in-revolutie, waar wetenschap en techniek leiden tot ongekende mogelijkheden en tot massale bedreigingen. Experimenteel proza is veel zeldzamer; het merkwaardigste is wel het driedelige werk van bert schierbeek [geb. 1918]: Het boek ik; De andere namen; De derde persoon [1952-1955]. |
|