Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd176. Karel Jonckheere [geb. 1906]aant.Levensloop: Geboren te Oostende. Was leraar en inspecteur, en is nu adviseur voor letteren aan het Ministerie van Openbaar Onderwijs te Brussel. Maakte verscheidene grote reizen o.a. naar Mexico, Kongo, U.S.A.. Als overgangsfiguur naar de jongste generatie heeft Karel Jonckheere een eigen plaats verworven. Zijn talent kwam eerst geheel tot ontplooiing toen hij zich rekenschap gaf van zijn innerlijke ommekeer in ondogmatische zin, en de herinnering aan zijn ouderlijk huis verbeeldde in Spiegel der zee [1946]. Het gevoel van verbondenheid met hen die men toch pijnlijk ontgroeid is, geeft deze poëzie een eigen toon. Als verzamelbundel van gedichten uit de | |
[pagina 213]
| |
jaren 1933-1945 verscheen Vloedlijn [1948]. Zijn belangstelling voor de mens, zijn voorkeur voor het eenvoudige leven, zijn beperking tot enkele ontroerende motieven van liefde, leed en dood brachten zijn latere lyriek tot grotere intensiteit: De hondenwacht [1951]. In de bundel Van zee tot schelp [1956] zet zijn ontwikkelingsgang zich voort in individualistischer zin, terwijl de vorm moderner aandoet doordat de strofische bouw niet langer overheerst. In Ogentroost [1961] beschrijft hij de zichtbare wereld, óverbewust door de blindheid van zijn jonge zoon. De reisbeschrijvingen die Jonckheere publiceerde, zijn gevoelig van sfeer en gedocumenteerd van inhoud; ze hebben niet zo grote kwaliteiten als zijn poëzie, maar laten zich prettig lezen: Cargo [1940], Tierra caliente [1941], De zevende haven [1942]. |
|