Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd159. De dichterlijke traditie in Vlaanderenaant.De oprichting van 't Fonteintje [1921-1924] bewijst dat de literaire opvattingen der Van-Nu-en-Straksers ondanks de wereldoorlog in Vlaanderen lang en diepgaand hebben doorgewerkt. Maar toch is het geestelijk klimaat bij deze jongeren ánders. Bij Raymond Herreman, Karel Leroux, Maurice Roelants en Richard Minne is meer eenvoud en meer ironie: de periode van het trotse kunstenaarsbesef is voorbij. Zonder pathos geven zij uitdrukking aan oeroude motieven: liefde, verlangen, ontgoocheling, weemoed om het menselijk tekort. Uit eerbied voor een meester als Van de Woestijne bepleitten zij handhaving van het metrische vers. | |
[pagina 198]
| |
raymond herreman [geb. 1896], tevens criticus, schrijft een verzorgd en beheerst, ietwat weemoedig vers, dat in z'n evenwicht en eenvoud klassiek aandoet. Ook zijn levensopvatting, mede gevormd door grote denkers en kunstenaars, is klassiek gericht. Zijn inspirerende gevoelens: jeugdherinneringen, liefde, mededogen, worden meestal door moraliserende overpeinzingen begeleid, zonder dat dit zijn poëzie schade doet. Na de speelse bundel De roos van Jericho [1931] en de ernstiger verzen van Het helder gelaat [1937], geeft vooral De minnaars [1942] een overtuigend beeld van zijn veelzijdige persoonlijkheid. Merkwaardig is zijn handboek van het geluk: Vergeet niet te leven [1943]. Aanvaarding van de traditie en verzet tegen ontbindende experimenten is ook aanwezig in de poëzie (Het donker vuur; 1928), en de talrijke essays van urbain van de voorde (geb. 1893), die een zekere verwantschap heeft met Dirk Coster, ook in de al te plechtige retorische stijl. |
|