Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd67. Nicolaas Beets [1814-1903]aant.Levensloop: Geboren te Haarlem; student te Leiden; omgang o.a. met Hasebroek en Kneppelhout. Aangetrokken door Van der Palm. In 1838 proponent. Van 1840-1853 in de pastorie te Heemstede. Gehuwd met Jkvr. Aleida van Foreest; in tweede huwelijk met haar zuster. In 1854 te Utrecht beroepen. Van 1875-1884 professor aldaar. Als student voelde Beets meer voor de letteren dan voor de theologie. Hij dweepte met de Engelse en Franse romantiek, en in het bijzonder met Byron. Die invloed is duidelijk in zijn eerste poëzie merkbaar. Zelf noemde hij later die periode zijn ‘zwarte tijd’, omdat de zwaarmoedige stemming van deze Byroniaanse poëzie niet uit zijn diepste wezen voortkwam, zoals Geel in 1834 al opmerkte. | |
[pagina 97]
| |
In deze tijd schreef hij o.a. Jose, een Spaansch verhaal [1834], Guy de Vlaming [1836], maar ook het humoristische gedicht De Masquerade [1835]. Hoewel Beets als dichter zeer gevierd werd, berust zijn roem als schrijver op de Camera Obscura [1839], uitgegeven onder het pseudoniem hildebrand. Daarin bracht hij verschillende stukken uit zijn studententijd bijeen, maar eerst in de derde druk [1851] kreeg dit boek ongeveer de bekende omvang. Sindsdien tientallen malen herdrukt, behoort deze bundel humoristische novellen tot ons klassieke proza. Het realisme, door Potgieter gekarakteriseerd als ‘kopieerlust des dagelijkschen levens’, sluit aan bij de pittige typeringskunst van Wolff en Deken. Door behandeling en stof is de Camera door-en-door Hollands. In De familie Stastok is de kleinburgerlijke Hollandse samenleving meesterlijk getekend. Een oude kennis geeft een tragi-komisch beeld van vergane vriendschap. De familie Kegge is een reeks portretten van een West-Indische parvenu. Bij al deze novellen zit de verdienste meer in de fijne waarneming en uitbeelding, dan in de compositie van het verhaal. Sedert 1840 werd Beets door zijn predikambt in beslag genomen. Van blijvende liefde voor taal en letteren getuigt echter menige voordracht en studie, die in de bundels Verpoozingen op letterkundig gebied [1856] en Verscheidenheden meest op letterkundig gebied [1859 etc.] bijeengebracht zijn. In deze studiën toont hij meer smaak dan kritiek. Ook in de poëzie blijkt hij beperkt. Aanleg voor grote genres ontbrak hem. Hij trekt de grenzen van zijn eigen talent, wanneer hij in een puntdicht zegt: ‘Ik zie rond, merk op, herinner mij’. In de huiselijke poëzie, naar Tollens' trant, voelt hij zich thuis. De keurigheid van uitdrukking, die hij in Staring waardeert, geeft aan zijn puntdichten, zijn ervaringsspreuken, zijn levenswijsheid een zekere kracht. Bij vele feesten en plechtigheden was hij een gevierd redenaar en gelegenheidsdichter, de dichter van Nederland en Oranje. Zo ontstond menig ‘gedicht uit plicht’. Het ontbrak Beets aan zelfkritiek. Voor zijn naam zou het beter geweest zijn, als hij in de lange reeks bundels: Korenbloemen [1853], Madelieven [1869], Najaarsbladen [1881], enz. wat kieskeuriger was geweest. |
|