Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
I
| |
[pagina 4]
| |
schrijven begon niet overal tegelijk: de meest ontwikkelde gewesten gingen voor. In Limburg, het land waar de Franse en Duitse beschaving elkaar raakten, dichtte hendrik van veldeke omstreeks 1170 de Eneïde, en waarschijnlijk na 1176 de Sint Servaes in het Diets; de taal van zijn minneliederen is (of schijnt) meer Duits. Mede door zijn zuivere rijmvormen heeft hij grote invloed uitgeoefend, ook op de Duitse poëzie. Vlaanderen, waar de stedelijke burgerij tot macht kwam, kreeg in de dertiende eeuw een zeker overwicht. Brabant begon vooral in de veertiende eeuw krachtig deel te nemen aan het letterkundig leven. In deze eeuwen stonden dus Holland en de andere noordelijke gewesten ver achter bij de zuidelijke. De letterkunde is in hoofdzaak Zuid-Nederlands. Dat verklaart ook de overheersende invloed van de Franse letteren, naast de weinige sporen van Duitse invloed. De Vlamingen en Brabanders waren in hun eigen land in voortdurende aanraking met de Franse beschaving. De geschriften van de oudste periode zijn ons in handschrift bewaard gebleven. Zo'n middeleeuws boek was een kostbaar bezit: de letters waren als het ware getekend, op perkament of duurzaam papier. Dikwijls werden er met kleuren mooie versieringen, hoofdletters en zelfs schilderstukjes [miniaturen] in aangebracht. De houten, met leer overtrokken band werd soms geornamenteerd, en met koperen klampen gesloten.Ga naar voetnoot* Ook de minder kostbare handschriften waren veel beter verzorgd dan onze moderne manuscripten. Wie een boek wilde bezitten, moest het zelf overschrijven of laten overschrijven. Werken die opgang maakten, bestonden wel in tientallen exemplaren, maar het aantal was niet te vergelijken met de oplagen van onze gedrukte boeken. Het is dus niet te verwonderen, dat er veel teksten verloren zijn gegaan, vooral in tijden toen bijna niemand in die middeleeuwse werken belang stelde. Wij kennen nog veel titels van boeken waarvan ons niets of slechts een klein fragment bewaard bleef. Toch bevatten de honderden handschriften wel zóveel, dat we ons van de omvang en de veelzijdigheid een denkbeeld kunnen vormen. |
|