'Joseph, een historiaalspel van Jeronimus van der Voort (?)'. In: Jaarboek De Fonteine
(1973-1974)–Jeronimus van der Voort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Joseph] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
aant.Jacob, uutcomende met Joseph zijnen sone.
O Godt der heerscharen, eeuwich Godt omnipotent,
Wiens mogende cracht ick ben obedient;
- Vrede onder tfirmament heeft hij mij bethoont;
Te trouwen aen Labans zaet was mij deur hem bekent,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Want naer Mesopotamien heeft hij mij gesent
Daer ick, bij Laban dienende, langh hebbe gewoont. -Ga naar voetnoot4-6
En met grooten rijckdom hebt ghij mijnen arbeijt geschoont:Ga naar voetnoot7
Twaelff zonen heb ick gewonnen, reijn gepersoont,Ga naar voetnoot8
En menichte des vees, al ben ickx onweerdich.
10[regelnummer]
Ende nu, deur mijn oudtheijt, zij ick expeerdichGa naar voetnoot10
Hier int lant van Canaan nedergeslagenGa naar voetnoot11
En woone tot bevel van Godt rechtveerdichaant.
Daer ick ruste vinde in mijn oude dagen.Ga naar voetnoot13
Mijn kinderen sijn oudt, dus zij goede sorge dragenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Over mijn vee, dagelijckx hoedende inder weijden.
Maer in dit kint heb ick alzulcken behagen;Ga naar voetnoot16
Dus blijvet bij mijn, doogen nooijt liever en zagen.
Behalven die doot wil icker niet aff scheijden.Ga naar voetnoot18
Siet, Joseph, u broeders commen uuijter heijden.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Gaet, seght dat zij mij comen doen bediet
Oft den vee wel gaet, sonder lange beijden.
Ick salze hier verwachten; en lates niet.Ga naar voetnoot22
Joseph gaet zijn broeders teghen.
Wel vader, alzoo ghij gebiet
Wil ick mijn broeders gaen treden naer.
Sijmeon
25[regelnummer]
Wij comen terstont, gaet weder u gangen.
Ick wou tdoots verstrangen tclapperken deurtogen.Ga naar voetnoot26
Juda
Wat hevet ons dicke aen onsen vader belogen!Ga naar voetnoot27
En wij en mogen niet een quaet woort
Tegen hem spreken dat de vader hoort.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruben
30[regelnummer]
Tis genoech, broeders, en laet ons voort.
Ick sie onsen vader; slaet van monde alsulcken koutGa naar voetnoot31aant.
Ende laet hem groeten.
Sijmeon
Welvaer zij u, beminde vader oudt.Ga naar voetnoot33aant.
Wat is u begeeren, ons dat verclaert.
Jacob
35[regelnummer]
Seght mij hoet met die beesten vaert.aant.
Sijnze wel bewaert, zoo ben ick te vreden.
Ruben
Jaeze vader; wij sullen noch hedenGa naar voetnoot37
Altesamen daer bij zijn verselt.Ga naar voetnoot37-38
Sijmeon
Hoort, vader, wat droom ons Joseph ons heeft vertelt,
40[regelnummer]
Hoe dat hij met ons was schooven bindende int velt
En zijnen schoof ginck hem rechten als heere
En ons schooven baden hem aen en deden eere.
Dus meent hij ons coninck zijn door drooms bedien.Ga naar voetnoot43
Joseph
Tes, vader; noch meer heb ick inden droom gesien:Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Sonne, mane en elff sterren daerbij -
Solvieert ghij zelffs het drooms geschien,Ga naar voetnoot46
Want sij alle sach ick dat ze aenbaden mij.
Jacob
Hoe dan, zone, soo meijnde ghij
Dat ick, u vader, moeder, broeders, met allen
50[regelnummer]
Voor u sullen moeten neder op der aerden vallen
Hoort, mijn kinders, wilter u niet in verstooren,
Wilt weder te velde naer tbehooren; tis soo mijn bede.
Want off het vee eenich hinder lede...Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Ick zal Joseph ten middage ulieden laten besoecken.
Soeckt die beesten goede weije in velden en hoecken,
Drijftze naer Sichem en slaetze gade;
Diet quaet can keeren en lijdt geen schade.
Ruben
Wij gaen, vader, uwen wille doen vroech ende spade.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob
60[regelnummer]
Blijft ghij hier, zone, deur wien ick in vreuchden bade;
Want u presentie en mach ick niet derven.aant.
Comt, helpt mij te rusten, zone mijnder erven,
Troost mijnder oudtheijt, daer den sin geheelGa naar voetnoot63
Op is gevallen naest Godt, mijn deel.Ga naar voetnoot64
Quaet Ingeven, een sinneken.
65[regelnummer]
Waer zijdij, Nijdigh Herte, uuijt Cain gesproten,
Vol nijdts gegoten? Roet vast u koten,Ga naar voetnoot66
Wilt ghij anders niet troten, want ick sonder respijt zaenGa naar voetnoot67
Wil naer Sichem.aant.
Nijdich Herte, dander sinneken.
Soudt ghij er om proffijt gaen,
70[regelnummer]
Ick neem met u den strijdt aen int soet int zeure.Ga naar voetnoot70
Quaet Ingeven
Daer blijschap in huijs es, staet druck voor deure.
Naer quaet ick speure achter en veure.Ga naar voetnoot72
Wilt lucken davonteure als ick hope dat sal.Ga naar voetnoot73
Nijdich Herte
Op wien hebdijt gemunt?
Quaet Ingeven
Op dien daer woont int Hebreeus dal,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Eerst Jacob genaemt en heet nu Israel.Ga naar voetnoot75
Nijdich Herte
Al haddij vijftien veuren, ghij verliestet spel.Ga naar voetnoot76
Wilde Abraham niet, sijn grootvader, deur Godts bevel
Zijnen sone Isaack offeren? Sijt dit gedachtich!Ga naar voetnoot77-78
Ende Isaack heeft dezen sone Jacob, verstaet mij wel,
80[regelnummer]
Gebenedijt, wiens Godt oock heeft belooft waerachtichGa naar voetnoot79-80
Sijn zaet te vermeeren en dat seer crachtich
Als tsant der zee, welck mij mishaecht.Ga naar voetnoot80-82Ga naar voetnoot82
Quaet Ingeven
Al ist haesken vast gelegen, twert wel opgejaecht.Ga naar voetnoot83
Vrij niet en claecht, zijt niet versaecht,
85[regelnummer]
Want werdet u gewaecht, therte smelt deur vreucht.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nijdich Herte
Voor al weet ick wel: ten is geen groote deucht,Ga naar voetnoot86
Want waer ghij meucht, sult liever quaet dan goet geven.aant.
Deur u heeft Jesabel den valschen brieff geschreven
Welck Nabodth coste tleven, en wert ter doot gesteent.Ga naar voetnoot88-89
Quaet Ingeven
90[regelnummer]
Ghij hebt ongelijck dat ghij op mij beent.Ga naar voetnoot90
Hebdij u niet vereent met Saul menige reijseGa naar voetnoot90-91
Waerdeur hij tegen Davidt leeffde in onpeijse,
En dat inden forneijse drij jongers stonden?Ga naar voetnoot93
Deur u, Nijdich Herte, wert Daniel oock gesonden
95[regelnummer]
Om te werden verslonden inden leeuwencuijl.Ga naar voetnoot94-95
Nijdich Herte
Houdt, zegh ick, u backhuijs!
Quaet Ingeven
Swijcht oock, ghij uuijl,
En hout uwen muijl: wij en derren ons vuijl
Voor elck een niet int openbaer brengen.aant.
100[regelnummer]
Ick doe Israel eer lanck voor Mamons outaer sengen,Ga naar voetnoot100aant.
Zijn handen swaer wringen als die desperaet gaet.
Want tusschen sijn kinderen alzulcken quaet staet,
Dwelck wercxken subijt ick hebbe gesteecken.Ga naar voetnoot103
Nijdich Herte
Waer loopt ghij dus seere?Ga naar voetnoot104
Quaet Ingeven
105[regelnummer]
Ick wilse gaen spreecken,
Opdat ick mij mach wreecken aen Israels geslachte.
Hoort: Joseph heeft sijn broeders vertelt sijns drooms gedachte,
Als dat hij van machte sal werden haer overhoot.Ga naar voetnoot108
Dus loop ick, Quaet Ingeven, doen exploot,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Soo ons Satan geboodt; meert oock uwen poot,Ga naar voetnoot110
Spaert cleen noch groot, brengtze in rouwen dan.
Nijdich Herte
Soo wil ick hem therte vol uut gaen douwen, man;Ga naar voetnoot112
Want ick brouwen can veel nijdige tempeesten.Ga naar voetnoot113
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sonder affscheijen wil icker houwen an.
115[regelnummer]
Waer zijn de gebroeders?
Quaet Ingeven
Bij de beesten
Oft ist dat zij naer Dothaim gewent sijn,
Wij sullense haest vinden, zijt seker dies.Ga naar voetnoot118-119Ga naar voetnoot119
Nijdich Herte
120[regelnummer]
Daer en koos ick niet voren dat gulden vliesGa naar voetnoot120
Oft macht te hebben over den opganck der sonnen.
Quaet Ingeven
Tvlas is gerockt, tmoet werden gesponnen!Ga naar voetnoot122
Deur ons wert begonnen doch alle quaet.
Nijdich Herte
Ick sal over haer gaen stroijen sulcken nijdigen haet
125[regelnummer]
Dat sij met smaet haer broeder zullen overvallen.
Quaet Ingeven
Ick sal hem sulcken quaet ingeven met allen
Dat zij hem uut svaders oogen sullen rasserenGa naar voetnoot127
En als hij dan hem quijt es, sal hij despereren,
God renonceren, dits tconcluderen.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Van ons magineeren, broeders arguerenGa naar voetnoot130
En houwen wij geensins, maer volbrengt u feijt.
Tis beter intijts gegaen dan te lange gebeijt.
Jacob comt uut alleen.
O Heere, hoe wonderlijck sijt ghij in u werckGa naar voetnoot133
Vant beginne vanden dage van heden.
135[regelnummer]
Doen ick jonck was, vant ick mij cloeck en sterck;Ga naar voetnoot135
Nu, oudt zijnde, ben ick traech in allen mijn leden.Ga naar voetnoot136
Joseph uuijt.
Waer sijdij, mijn zone, vol vrindelijcker zeden,Ga naar voetnoot137
Daer mijn herte op rustende blijft vrindelijck gesint?
Joseph, ghij sult bij u broeders naer Sichem gaen treden
140[regelnummer]
Om weten hoet daer staet; maar, zone bemindt,
Keert haest weder, dat bidde ick u, mijn kindt;Ga naar voetnoot141
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want u bijzijn en can ick niet gederven zonderlinge.Ga naar voetnoot142aant.
Joseph
Ick zal beschicken alle dingen.Ga naar voetnoot139-143Ga naar voetnoot143
Adieu, vader, u sal ick terstont tijdinge bringhen.
Jacob
145[regelnummer]
Elcken voet weechs schreijende mij de tranen uutspringen.
Godt beware u, sone, voor tegenspoet.
Mij dunckt dat verandert alle mijn bloet!
Tis mogelijck niet goet dat ick tkint heb laten reijsen,
Maer die kinderen bemindt, heeft veel gepeijsen.
Joseph
150[regelnummer]
Dit zoecken mijns broeders vermoeijt mij uuijtermaten.
Ick en sie op der velden Sicheem, noch in alle straten,
Niemant van mijn broeders met den vee te gadere.
Nochtans hem te spreken en mach ik niet laten,
Lantman uut
Want tes mij belast van mijnen lieven vadere.
155[regelnummer]
Och, ginder sie ick eenen man, die trede ick best nader
En vrage hem oft hij mijn broeders niet en heeft gesien.aant.
Een lantman
Hoe loopt ghij dus, Joseph, wat macht bedien?
Soeckt ghij hier ijemandt? Seght toch wien,
Wilt U niet schamen.
Joseph
160[regelnummer]
Vrindt, ick zoecke mijn broeders.
Een lantman
Weet dat sij heden alle tsamen
Inden velde Dothaim mij tegen quamen
En weijden haer beesten; dies gaet tot daer:
Ghij zultser noch vinden, dat weet ick voorwaer.Ga naar voetnoot151-164
Lantman binnen.
Joseph
165[regelnummer]
Godt loont u, vrindt, want geerne waer ick bij haer.
Ick hebze claer alreede in dooge.Ga naar voetnoot166
Juda
Ras, maeckt veerdich pijlen en boge:
Ginder comt droomerken, jonck van dagen.Ga naar voetnoot167-168
Sijmeon
Ick wilde datter duijsent hem deurvloghen,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Soo en souden wij naermaels daeraff hebben geen draegen.Ga naar voetnoot170
Isaschar
Latet comen, ick sal tgoutschijterken alleen verslagen;
Droomende heeftet luttel - wed ick - hier op gemickt.Ga naar voetnoot172aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruben
Neen, broeders, ten mach soo licht niet werden geschickt;Ga naar voetnoot173
En wilt u handen doch niet maken bloedich.
175[regelnummer]
Het is ons broeder, zijt doch saechtmoedich;
Want int storten zijns bloets en ware ick niet garne.Ga naar voetnoot176
Maer, broeders, draecht hem in doude sistarne.Ga naar voetnoot173-177Ga naar voetnoot177
Sebulon
Sonder tonbeerne blijft den raet gesloten vast.Ga naar voetnoot178
Joseph, doende reverentie.
Hoe hebdijs uw alle, broeders?Ga naar voetnoot179
Ruben, hem omkerende, gaet wech.
180[regelnummer]
Och, ist niet te deerne!Ga naar voetnoot180
Eijlacen! Tkint compt inden last.
Sijmeon
Wij varen wel, ghij hebbet qualijck gepast.Ga naar voetnoot182
Ick wedde ghij ons nu niet te boven en wast.Ga naar voetnoot183
Nu en suldij, dats vast, de doot niet ontgaen.
Joseph
185[regelnummer]
Waerom, broeders, wat hebbe ick ulieden misdaen?
Levij
Her, zaechtleven, ghij moeter aen!Ga naar voetnoot186
Schiet hem den rock uut en laten doot slaen!Ga naar voetnoot187
Ziet hoe wij staen metten hoofde bloot.
Juda
Neen, doen wij Rubens raet. Wij en sullen tkint niet maecken dootaant.
190[regelnummer]
Opdat God tbloet niet en eijscht van onsen handen.Ga naar voetnoot190
Sijmeon
Ick wildet wel verscheuren met mijnen tanden
En brengen ter schanden, hadde ick geenen vaer.Ga naar voetnoot192
Sebulon
Siet, dit is ons hooft, ons Coninck, ons pilaer,
Den welcken wij hier naer aenbidden zullen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Levij
195[regelnummer]
Hier, her, ick wilder mede eenen put gaen vullen!
U en baet crijten noch huijlen, groot noch cleene.
Cooplieden uut.
Her, Juda, grijpt hem metten beene,
Werpt in, light, droompt, ghij hebt plaetse zat!Ga naar voetnoot195-198
Juda
Onsen broeder te dooden, wat zal ons baten dat?
200[regelnummer]
Oft zijn bloet te verbergen en ware ons niet goet.
Want het is toch ons broeder, ons vleesch en bloet.
Ziet, ginder comen Ismalekijten geloopen;
Tis beter dat wij hem uuttrecken en heurleder vercoopen.
Zoo blijven wij zijns bloets onbesmet.
Die cooplieden
205[regelnummer]
Goet jaer, goede mannen!
Sebulon
Goet jaer, cooplieden, een weijnich let!Ga naar voetnoot206
Wilt ghij dit knechtken coopen en leijden met?Ga naar voetnoot207
Het is ons veijl indient ghij begeert.Ga naar voetnoot208
Coopman
Wa, ja wij, laet sien, hoeveel est ulieden weert?Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Wij sullent u betallen op den staenden voet.
Levij
Hoeveel wil ickt loven?Ga naar voetnoot211
Sebulon
Ghij hebt onsen moet.Ga naar voetnoot212
Coopman
Houdt daer, goede mannen, zeght oft ghijt doet:Ga naar voetnoot213
Daer sijn twintich silveren penningen, ongebeden.
215[regelnummer]
Zeght oft ghijt doet, wij en willen niet meer besteden.
Levij
Her, hier tgelt, wij zijn tevreden.
Waert nu. Godt bewaer u; hij en stont ons niet dier.Ga naar voetnoot217
Coopman
Adieu, gesellen; gaet, maect goet chierGa naar voetnoot218
En wilt vrolijck vanden besten snaren.Ga naar voetnoot199-219Ga naar voetnoot219
Joseph
220[regelnummer]
O vader, adieu, Godt wil u bewaren
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En u leven sparen, want uus herten jolijt
Moet ghij, eijlacen, nu werden quijt.
Paussa.
Ruben, uutcomende, ziet inde sisterne.
Och, broeders, waer is ons broeder? Mij doch bediet.
Want inde sisterne en vind ick hem niet.Ga naar voetnoot223-224
225[regelnummer]
Nochtans hem daer te zetten ick u geboodt,
Hem meijnende te verlossen uut het swaer verdriet.Ga naar voetnoot226
Maer, lacen, ick zien wel: ghij hebt hem gedoot.
Och, waer sal ick nu blijven in sweerelts conroot?Ga naar voetnoot228
In droeffheijt groot es ons vader nu gebrocht.
Levij
230[regelnummer]
Hoort, broeder, hij is den Ismalekijten vercocht.
Hij es beter wech, ick consenteerdet mede,
Want hij ons niet dan verdriet en dede.
Juda
Hoort, broeders, laet ons nu met subtijlhedenGa naar voetnoot233
Dezen rock steecken en keeren int bloet
235[regelnummer]
En scheuren onttwee, dan salt schijnen onsoetGa naar voetnoot235
Dat tkint van eender beesten es verslonden.
Isaschar
Dat willen wij doen, broeder, dien raet is goet,
En senden dan onsen vader, hoort mijn vermonden,Ga naar voetnoot238
Hem zeggende dat wijt int velt hebben vonden;
240[regelnummer]
Zoo sullen ons wonden fijn gestaelt zijn.Ga naar voetnoot240
Levij
Latet zoo beschicken, hoort, broeder mijn,Ga naar voetnoot241
Want tgelt inden wijn es ruijterlijck versmeertGa naar voetnoot242
En niemant van ons, meijn ick, hem niet weder en begeert.
Quaet Ingeven
Compt voort, Nijdich Herte, vol erckx gedrongen,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Waer merdij soo lange, waerdij ergens verstelt, ghij?Ga naar voetnoot245
Nijdich Herte
Neen ick, maer hebbe blijdelijck op ende neer gesprongen.
Quaet Ingeven
Comt voort, Nijdich Herte, vol erckx gedrongen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nijdich Herte
Hoorde ghij oock hoe blijdelijck dat zij songen
Doen zij tkint vercocht hadden en versmeerden tgelt vrij?aant.
Quaet Ingeven
250[regelnummer]
Compt voort, Nijdigh Herte, vol erckx gedrongen,
Waer merdij zoo lange, waerdij ergens verstelt, ghij?
Nijdich Herte
Goeij maetken, neen ick, ick wasser int velt bijaant.
En hilp de coopmanschap maecken, dus weest gestilt.Ga naar voetnoot253
Quaet Ingeven
Wie? Ghij?
Nijdich Herte
255[regelnummer]
Jae ick, vrij, want tis goet doen alst weijnich schilt;Ga naar voetnoot255
Liever had ick gewilt datzer anders mede gespeelt hadden.Ga naar voetnoot256
Quaet Ingeven
Hoe anders?
Nijdich Herte
Hoe? Dat zij hem gekeelt hadden!
Soo en zouder geen quaet kiecken uut gebroet hebben.Ga naar voetnoot259
Quaet Ingeven
260[regelnummer]
Dat spijt mij oock al zouwense verwoet hebben,Ga naar voetnoot260
Maer ick zorge dat bloet zoude roepen wrakeGa naar voetnoot261
Zo Abels dede.Ga naar voetnoot262
Nijdich Herte
Dats heel de zaecke:
Anders waer hij met ongemake ter doot verslint.Ga naar voetnoot264
Quaet Ingeven
265[regelnummer]
Als den vader nu mist sijn liefste kindt
Daer hij op was gesint, wie zal hem contenteeren?Ga naar voetnoot266
Nijdich Herte
Goeij maetken, niemant! Later ons in laborerenGa naar voetnoot267
En hem persequeren met droeffheijt ongemeten.Ga naar voetnoot268
Quaet Ingeven
Hoort, ick heb langen tijt in hare raet geseten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
270[regelnummer]
Zij hopen den vader en sal anders niet weten,
Het kint en is gegeten van eender quader beesten.
Sij sullen hem den rock zenden ontween gebeten,
Quansuijs zij vondent inde wilde foreesten.
Noch hebben zij den rock, dees suptijle geesten,Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
In bockenbloet gedoopt, schijnende druckich.Ga naar voetnoot275
Nijdich Herte
Ick hope tzal noch uut comen.
Quaet Ingeven
Dat waer ons geluckich:
Wij en deursten geen werck meer zoecken loopen.Ga naar voetnoot278
Nijdich Herte
Sij sullen den vader beuselen genoech vercoopenGa naar voetnoot279
280[regelnummer]
En leugenen met hoopen, dats zonder zorgen.Ga naar voetnoot280
Maer oft uut came!
Quaet Ingeven
Hij dedeze alle gelijck verworgen
Eer den dach van morgen.
Oudt noch jonck en soude hij sparen al.
285[regelnummer]
Laet gaen zien hoet daer mede varen sal.
Jacob, uutrustende in zijnen stoel.
Och, mijn kints absentie valt mij seer zuerlijck.Ga naar voetnoot286
Therte es beruerlijck, geensins ontslagen,Ga naar voetnoot287
Door groote lieffde, maer tis natuerlijck.
Ga naar margenoot+Tlanck derven stuerlijck es mij quaet om verdragen,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Want kinders zijn lieffelijck den ouders out van dagen.
Tes mijn weerste behagen oijt van moeder geboren.
Zou hem ijet geschiet zijn? Och, dorst ick clagen!Ga naar voetnoot292
Ick hope neen, hoewel mij tgepeijs comt verstooren:
Het quaetste comt den ouders altijt te ooren.
Eenen knecht, comende metten rock heel bloedich in zijn hant.
295[regelnummer]
Als bode loop ick met moede snelGa naar voetnoot295
Desen rock dragen den ouden Israel.
Deur zijn kinderen bevel maeck ick mij spoedich.Ga naar voetnoot297
Es hijt niet die ginder zit? Jaet, ick ken hem wel.Ga naar voetnoot298
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus tree ick hem nadere cloeckmoedich.
300[regelnummer]
Gegroet sijt ghij, Jacob. De Heere Godt zij u behoedich.Ga naar voetnoot300
U kinderen hebben mij tot u gesent vrij
Met dezen rock, oft hij u bekent zij.Ga naar voetnoot302
Zegget eloquent mij: zijdij verschickt ijet?
U kinderen hebben vonden en herwaerts geschickt, siet.Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Zij en haddent gemickt niet dat zijen u souden bewaren.Ga naar voetnoot305
Zijdij perplecxt? Willet mij openbaren.Ga naar voetnoot306
Jacob, opstaende en wilt halffelijcken vallen, maer den bode hout hem.
O doot, doot, wilt mij nu oock niet sparen!
Neemt mij tleven, tis meer dan tijt!
Het is mijns kints rock, zeer jonck van jaren!
310[regelnummer]
O zone, sone, ben ick u zoo werden quijt?
Aen uwen rock sien ick dat ghij verslonden zijt
Van eender beest, wreet en ongenadich!
Laet mij nu oock sterven, O Heere gebenedijt,
Want in mijns kints doot ben ick misdadich.Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Och, ick ben die hem wech hebbe gesonden schadich.Ga naar voetnoot315
Niemandt dan mijn zelven en derff ickt clagen.Ga naar voetnoot316
Al heb ick doogen vol tranen, ick sal gestadich
In mijn herte kints doot ter aerden dragen.
Quaet Ingeven
Hij meijnt de beesten hebben creeu geten.
320[regelnummer]
Maer wilde ick als een spreeu bleeten,Ga naar voetnoot319-320
Ick zou wel anders callen!Ga naar voetnoot321
Nijdich Herte
Eij hoerenzoen, latet u niet ontvallen,Ga naar voetnoot322aant.
Anders en waert niet met allen dat wij oijt begosten.
Quaet Ingeven
Het sal nu den vader het leven costen,
325[regelnummer]
Want treurende sal hij nu in noot sneven.
Nijdich Herte
Hij en sal, hoop ick, niet op houden, ten sal hem die doot geven.
Dan sal ick hem broot geven in Satans convent.Ga naar voetnoot327
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Quaet Ingeven
Maer hoort eens, neve.
Nijdich Herte
Wat ist?
Quaet Ingeven
330[regelnummer]
Mij comt daer te voren dat vreemste regiment.Ga naar voetnoot330
Ick bens malcontent, geseijt al hier.
Nijdich Herte
Jae, wat ist neve?
Quaet Ingeven
I goeij, leset in mijnen calengier;Ga naar voetnoot333
De o es sondachletter, geseijt int platte.Ga naar voetnoot334
Nijdich Herte
335[regelnummer]
Mijnen voet in u gat, wat letter is datte?Ga naar voetnoot335
Mij dunckt dat ghij mij hout voor zot bijcans.
Quaet Ingeven
Hoort, neve alle gecken op een gans,Ga naar voetnoot337aant.
Wij moeten nochtans rekenen, verstaet de sin fijn,
Hoe lange dat Joseph wech es.
Nijdich Herte
340[regelnummer]
Ten mach niet min zijn
Dan zes jaer oft luttel daer onder.
Quaet Ingeven
Sal hij oock wech blijven?
Nijdich Herte
Dat geeft mij oock wonder.Ga naar voetnoot343
Ick verlange besonder om bescheet te hebben claer.
Quaet Ingeven
345[regelnummer]
Ick weet zij hebben tgelt gecregen gereet daer,Ga naar voetnoot345
Dies zij in Egipten certeijn vercocht hebben.Ga naar voetnoot346
Nijdich Herte
Non fortze, mogen sijt niet weder gebrocht hebben?Ga naar voetnoot347
Anders sou ick gecocht hebben als die int verdriet is.Ga naar voetnoot348
Quaet Ingeven
Latet ons gaen sien hoe dattet mede geschiet is,
350[regelnummer]
Oft daer oock ijet is dat wij bedriegen connen.Ga naar voetnoot350
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nijdich Herte
Wij sullen saen weten oft zij daer oock liegen konnen.
Tschijnt dat wij vliegen connen als wij aent gaen zijn.
Quaet Ingeven
Daeraff genoech, wij moeten daeraen zijn,Ga naar voetnoot353
Terstont op de baen zijn, dat dunckt mij best,Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Ga naar margenoot+Want selden comet aes den vogelen op den nest.
Joseph, uutcomende fraij gecleet.
Paussa.
O Nijdich Herte, feninige draecke fel,Ga naar voetnoot356
Hoe hebdij mij verbeten en verjaecht schuGa naar voetnoot357
Uut mijn vaderen lant sonder saecke wel.Ga naar voetnoot358
Och, broeders, hoe comt dat sulckx heeft behaecht u,
360[regelnummer]
Te verdrucken u vleesch en bloet, onversaecht, ru,
Diet noijt en verdiende. Maer, lacen, deert mij
Mijnen goeden vader die zijn tranen vaecht nu,
Ende de doot voor tleven liever begeert hij.
Dit comt uut valsche snijdende sweert, fij,Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Want mijn vader is, soo ick duchte, doot
Hoewel ick hier in Egipten lieff en weert zij.aant.
Maer lacen, int herte heb ick ongenuchte groot.Ga naar voetnoot367
Om mijnen vader ick menich suchten suchte bloot,
Want seer jonck van hem ick hier int lant quam.
370[regelnummer]
Lange ist leden dat ick hem bijder hant nam
En dat mij die Ismalekijten oock brochten hier,
Want als doen in mij weijnich verstant clam.Ga naar voetnoot372
Dies zij mij aen Putijfaers om winninge vercochten dier,Ga naar voetnoot373aant.
Hoewel geen meesters en mochten schier
375[regelnummer]
Haer knechts meer lieffden thoonen dan hij mij en doet.
Maer als ick peijse om mijnen vader soet,
Soo est al cleijn vreucht die mij geschiet.
Al ben ick ruwaert van alle zijn goetGa naar voetnoot378
En overste sijns huijs, het dunckt mij al niet.
380[regelnummer]
O vader, die ick hebbe gelaten int verdriet,
Godt wil u troosten en u clagen aenhooren.
Ick ben die voor mijnen meester heet en gebietGa naar voetnoot382
En heeft mij al lieff. Maer, vader vercoren,Ga naar voetnoot383
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ghij comt mij soo dickmaels daechs te voren.
385[regelnummer]
Dus bid ick: o Heere, aenhoort sijn kermen,
Want u natuere en is niet dan ontfermen.
Joseph binnen.
Putijfaers Wijff
O Venus, hoe hebdij met uwen stralen der minnen
Mijn herte binnen deerlijck geraeckt.
O Cupido, mocht ick toch troost gewinnen
390[regelnummer]
En alzoo bekennen daer therte naer haeckt.
Tfij, hebdij mij soo verblent gemaeckt
Dat ick mijn man Putefaer wil doen ontrouwe
En soecke te gebruijcken moedernaeckt
Den Hebreeuschen man? Ben ick niet vrouwe?
395[regelnummer]
Jae ick, maer al costet een weirelt van gouwe,
Ick zalt volbrengen alzoo ick best can,
En hem corts seggen off hijt dan oock doen souwe.Ga naar voetnoot397
Weijgert hijt mij, waer blijff ick dan?
Ga naar margenoot+Maer al sou icker om commen inden ban,
400[regelnummer]
Soo wil ick amoureuselijck bij hem zijn versaemt.
Want waerom beminne ick hem boven mijnen man?aant.
Zulckx liefde verdrijft vreese en is onbeschaemt.
Die zinnekens comen bij haer.
Quaet Ingeven
Hoe quelt dat vogelken? Ist geboomt?Ga naar voetnoot403
Bijlo neent, ick siet sitten op deerde.
Nijdich Herte
405[regelnummer]
Ba, tis ons vrouwe waer ghij aff droompt,
En, naer dat ick hoore, wil thoij te peerde.Ga naar voetnoot406
Quaet Ingeven
Soo werdet eerst geten.Ga naar voetnoot407
Nijdich Herte
Dat doeget bij uwer weerde.Ga naar voetnoot408
Zij mint den Hebreeu, naer dat ick haer hoor prasen.Ga naar voetnoot409
Quaet Ingeven
410[regelnummer]
Soo zal ick haer den vierigen brant in doore blasen,
Al sou haer contoor razen seer quaet sonder stillen.Ga naar voetnoot411
Nijdich Herte
Sij es gehoudt, hij en zalse niet willen,Ga naar voetnoot412
Maer tmocht hem cleijn schillen dat hijse paijen wilde.Ga naar voetnoot413
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Quaet Ingeven
Mochse mij gebeuren, hoe sou ickze begaijen, gilde,Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Al souden mijn oogen spilden en daer aff besworden.Ga naar voetnoot415
Nijdich Herte
Al waerdij, neeffken, zoo loos als den vos woorden,Ga naar voetnoot416aant.
Zulcken kiecxkens en commen u niet ten spel.Ga naar voetnoot417
Quaet Ingeven
Ick lije mij wel met boerencost, cleen gebeente es te el,Ga naar voetnoot418
Want men coopes niet vele om cleijn gelt.
Twijff van Putijfaer
420[regelnummer]
O dolorieus herte, mispaijt, ontstelt,Ga naar voetnoot420aant.
In minnen gequelt, eij lacen, ick en mach
Niet blijven staen tegen der lieffden gewelt,
Welck mij vertelt dat amoureus geclach.
Ick legge lagen, subtijlheijt nacht ende dach
425[regelnummer]
Om hem tontdecken Venus doleuren.Ga naar voetnoot425
Laest droomde mij dat ick in sijn armkens lach;
Doen wast mijn man Putifar! Doen moest ick treuren.
Ick en acht schande noch eere, mocht hij mij gebeurenGa naar voetnoot428
Om met hem te zijne een ure alleene.
430[regelnummer]
Mijn lichaem naeckt gaff ick hem te veuren
Opdat hij mochte blusschen den brant onreene.
Och, waer hij tegen mij alzoo gemeeneGa naar voetnoot432
En vrintschap bode, voorwaer ick naemt.Ga naar voetnoot433
Al moest icker om sterven, ick achtet cleene:
435[regelnummer]
Sulckx lieffde verdrijft vreese en is onbeschaemt.aant.
Quaet Ingeven
Wae! Dats, seg ick, een lieffde fier.Ga naar voetnoot436
Zij compt haer wel over vol aen.Ga naar voetnoot437
Nijdich Herte
I goeij, maetken, ick wast diet haer brieffden schier.Ga naar voetnoot438
Quaet Ingeven
Soo moet ghij voor al oock om den pol gaen,Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Oft ick sal op uwen bol slaen wel ter keuren.Ga naar voetnoot440
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nijdich Herte
Wil ick hem ontbien?
Quaet Ingeven
Jae ghij, seg ick; steeckt u deuren.Ga naar voetnoot442
Nochtans nee: ick sorger veuren dat hij sou achter blijven.Ga naar voetnoot443
Twijff van Putijfaer
Onvertwijffelt gepays, wilt henen drijven.aant.
445[regelnummer]
Veel vremde motijven liggen mij int hoot.Ga naar voetnoot445aant.
De sinnen twisten, deen tegen dander kijven.
Ten is niet om schrijven mijn begeerte groot
Die ick tot hem hebbe; dus lijde ick noot.
Och, hem eens tomhelsen, twaer medecijn.
450[regelnummer]
Tderven is mij een helle, ick koos liever den doot
Dan langer met wellusten ontsteecken te sijn.
Ick weet: hij en mint mij niet; te meer is mijn pijn.aant.
Maer vare alst mach, ick zalt hem presenterenGa naar voetnoot453
Om bij mij te slapen en trecken der vreuchden lijn.Ga naar voetnoot454aant.
455[regelnummer]
Hij en sal, hoop ick, niet refuseeren.
Ick moet hem aensien, dits tconcludeeren,Ga naar voetnoot456
Hoe wel dat voor een vrouwe niet wel en betaemt.
Dus mach ick terechte wel allegeeren:Ga naar voetnoot458
Suckx lieffde verdrijft vreeze en es onbeschaemt.Ga naar voetnoot459
Nijdich Herte
460[regelnummer]
Suldij u oock niet schamen, ghij vuijle hoppe,Ga naar voetnoot460
Dat ghij u hemde sonder versoeck sout lichten?
Quaet Ingeven
Neen, sij gaet van selffs liggen, hij moeter oppe.Ga naar voetnoot462
Tis nu den tijt dat zeven meijskens om den broeck vechten.Ga naar voetnoot463
Nijdich Herte
Vreest u der sonden!
Quaet Ingeven
465[regelnummer]
Neen, ghij sult u inden hoeck bichten,Ga naar voetnoot465
Wilt met uwen doeck richten u herteken cloeck bichtenGa naar voetnoot466
Vreest geen rumoer clachtich.Ga naar voetnoot467
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nijdich Herte
Jae jae, maectse heel hoerachtich:
De luijs sal tijts genoch inden pels woonen.Ga naar voetnoot469
Quaet Ingeven
470[regelnummer]
Weijgert hijt u, soo suldij hem sooveel gelts thoonen
En seggen: tis voor u, zijt mijn gereet wat.Ga naar voetnoot471
Nijdich Herte
Een rustige deerne!Ga naar voetnoot472
Quaet Ingeven
Wel, biesich heetgadt.Ga naar voetnoot473
Dat ghij den tijd allencxkens niet en cont verbeijden!
Nijdich Herte
475[regelnummer]
Hout u propoost, wilter niet aff scheijden.Ga naar voetnoot475
Tgelt sal hem verleijden en oock schoon samblant.Ga naar voetnoot476
Twijff van Putijfaer
Schoon princelijck lieff, had ick u bij der hant,
Ghij sout blusschen den brant eer gij mij sout ontgaen,
Al sout mij costen den eerlijckxsten pant.Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Ben ick niet vrouwe in mijn lant? Gij moeter s[...]aen
Mij en mijnen man sijn onderdaen.Ga naar voetnoot481
Dus suldij mij, hoop ick, gerieffelijck wezen.Ga naar voetnoot482
O Joseph, wiens liefde mij heeft gevaen,Ga naar voetnoot483
Sal therte belaen, ongetroost noch lange weezen?
485[regelnummer]
Ick wil ende sal u gebruijcken, lieff uutgelesen.
Al sou icker met schanden om werden gepraempt.Ga naar voetnoot486aant.
Ick kennet, tis waer, maer al wort dit mispresen:Ga naar voetnoot487
Sulckx lieffde verdrijft vreese en is onbeschaemt.
Quaet Ingeven
Hoort, oft ghijt ontquaemt.
Nijdich Herte
490[regelnummer]
Hebt geen melanckolie.Ga naar voetnoot490
Twijff van Putijfaer
Och, hadde ick hem hier neven mijn sije,
Noijt herte so blije en mocht zijn bevonden.
Och, oft die hemelsche goddinne mij soo veel jondenGa naar voetnoot493
Dat zij hem hier zonde, tquam nu te passe,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
495[regelnummer]
Want ick ben als nu ten stonde
Sonder gezelschap alleen inde casse.Ga naar voetnoot496aant.
Sij gaet in haer camer sitten op een stoel en de sinnekens achter haer, dat mense altemet mach sien metten hooffde.
Joseph, uutcomende.
Om te besoenigen ick mij kloeckelijcke rassche,Ga naar voetnoot497
Want een wel dienende es meesters behagen.
Dus ick bij tije alle mijn dingen op tassche:Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Die veel bewins heeft, moet veel sorgen dragen.Ga naar voetnoot500
Altijt ben ick inde weere eer den dach gaet dagen.
Dus wil ick op gaen schicken mijns meesters bagenGa naar voetnoot502
Oft zij ergens lagen ongeschickt, Godt weet.
Nimmermeer en ben ick stille tot dat zij mij doen ontheet.Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Dus om reijnigen zijns cleet wil ick binnen treden.aant.
Voorspoet jonne Godt Israels des vredenaant.
U, geminde vrouwe, en goeden dach.
Twijff van Putijfaer staet op ende neempt hem in haer armen, seggende:
Ga naar margenoot+O Joseph, als ick niet langer beijden en mach,
Hoe ick moet u mijn verborgen liefde laten bekinnen,Ga naar voetnoot509aant.
510[regelnummer]
Die ick tot u drage int herte binnen.
Ghij moet mijn quale dinnen en met mij boeleren.Ga naar voetnoot511
Joseph, makende conternantie om uut haer handen te raken.
Och neen, vrouwe, dat en sal ick geensins consenteeren.
Zou ick u verneeren, och, het ware geweltGa naar voetnoot513
Mijnen meester gedaen, wilt dit considereeren.
515[regelnummer]
Want hij mij betrout heeft ende oock gestelt
Over al zijn goet; dus laet mij ongequelt.aant.
Die mij betrout moet ick oock trouwe thoonen
En altijt trouwe met trouwe wederloonen.
Twijff van Putijfaer
Ick segge, Joseph, ghij moet mij helpen,
520[regelnummer]
Ghij moet met mij eens onder cruijpen.Ga naar voetnoot520aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe hebdij u soo vremt? Wat zijdij voor een duijpen?Ga naar voetnoot521aant.
Vreest u niet, wij sijn hier alleene.Ga naar voetnoot522
Daer en sal aff weten groot noch cleene.
Doet mijnen wille, dat bidde ick u zeere.
525[regelnummer]
In mijn lant sal ick u maken een heere.
Joseph ontvliet haer ende laet zijnen mantel in haer hant, spreeckende:
Neen vrouwe, houdt u goet, ick houwe mijn eere.
Tot geenen keere en sal dat geschien.Ga naar voetnoot527
Dus laet mij gaen!Ga naar voetnoot508-528
Twijff van Putijfaer
Jae, kockijn, zout ghij mij ontvlien!Ga naar voetnoot529
530[regelnummer]
Moet ick dat aensien, zoo woorde ik gestoort.aant.
Om decken mijn eere roup ick deur dien:
Moort! Moort! Moort!
Een dienaer, uutcomende haestelijck geloopen al
Eest jock oft spel ijet?Ga naar voetnoot533
Waer heb ickt gehoort?
Twijff van Putijfaer
535[regelnummer]
Moort! Moort! Moort!
Twijff van Putijfaer
Moort! Moort! Moort!
Dienaer
Eest jock oft spel yet?
Twijff van Putijfaer
540[regelnummer]
Och neent, mijn dienaer, dees vremde gesel, siet,
Die de Ismalekijten mijnen man hier brachten,aant.
Die dede mij overlast en wilde mij vercrachten.
Maer midts dat ick roepende maeckte geruchte,Ga naar voetnoot543
Zoo vreesde hij hem ende nam de vluchte,
545[regelnummer]
Ende dezen mantel tuijget openbaar feijt,Ga naar voetnoot545
Want hij hem hier liet.
Dienaer
Ick zie wel, vrouwe, het is waerheijt.aant.
Gaet binnen en stilt u van sulckx misgrieven.Ga naar voetnoot548
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jae, sou hijse vercrachten tegen haer believen!Ga naar voetnoot549aant.
550[regelnummer]
Dat zal ick gaen brieven onsen meester tabuijs.
Wat! Soude hij een vrouwe ontsuijveren in haer huijs!
Schande en confuijs moet op hem dalen,Ga naar voetnoot552
Hij salt eer lanck metter doot betalen
Oft eeuwich gekerckert blijven sonder ontslaen!Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Want quade wercken moeten quaden loon ontfaen.
Quaet Ingeven
Haeij haeij! Wat riepse, neeffken, wast duijts oft wals?
Raet, ick weet: ick blies properlijck in haer ooren.Ga naar voetnoot557aant.
Nijdich Herte
Goey neefken, ghij zeijt beij gaer vals.Ga naar voetnoot558
Quaet Ingeven
Hach haeij! Wat riepse, neeffken, wast duijts oft wals?
Nijdich Herte
560[regelnummer]
Sij hinck hem emmers wel aenden hals.
Maer wat sijer toe dee, hij en wouder niet naer hooren.
Quaet Ingeven
Hach haeij! Wat riepse, neefken, wast duijts of wals?
Raet, ick weet: ick blies properlijck in haer ooren.
Nijdich Herte
Wast qualijck vonden vande leelijcke slore?Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Wij sullender, wed ick, corts aff hooren,Ga naar voetnoot565
Ende dat om een rochele, ghij zultze sonder zout etenGa naar voetnoot566
Indien ghijt wint.
Quaet Ingeven
Verlies ickt, ghij sult van receloroves bout metenGa naar voetnoot568
Die icker tegen sette; dies houde ick u gedaen.Ga naar voetnoot569
Nijdich Herte
570[regelnummer]
I goeij, ick niet, want haren man hevet verstaen.
Oock is hij gevaen. Daer weet ghijt tslot.Ga naar voetnoot571
Quaet Ingeven
Gevaen seghdij?
Nijdich Herte
Jae, eij, neeffken, hij zidt int kodt.
Hij schudt noch den podt eer hij geraeckt uut die travaelgie.Ga naar voetnoot574aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
575[regelnummer]
IJegelijck meijnt dat waer is.
Quaet Ingeven
Maer tes een faelge,Ga naar voetnoot576
Sulcke bataelge hadde hij wel belet.Ga naar voetnoot577
Nijdich Herte
Dats waer; hadde hij willen hitssen in haer maelgeGa naar voetnoot578
Oft haren rinck aensteecken voor een signet,Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Ten hadde geen noot geweest.
Quaet Ingeven
Holla, niet te vet!Ga naar voetnoot581
Hier zijn maechdekens, dus suijvert u, vuijlblat.Ga naar voetnoot582
Nijdich Herte
Ick wilde ghij een rest in uwen muijl hadt
Daert lest over [...] ghij moget weten.Ga naar voetnoot583-584
Quaet Ingeven
585[regelnummer]
Eij, goeij vrindt, Godt loont, ick hebt al geten
En over tafel geseten bij Putefars zije.
Nijdich Herte
Ick wasser oock genoot, maer ick en quammer nijeaant.
Soo wel als ghije; al spreeckt ghij dus looslijck,
Hoe maket ons vrouwe?
Quaet Ingeven
590[regelnummer]
Nu, goeij man, al te booselijck.
Twas al van Hebreeu dat zij hem vertelde
En hoe dat zij haer soo cloeckelijck tegen stelde,Ga naar voetnoot592
Als een leeu te velde, scheen, kost zij haer weeren.aant.
Nijdich Herte
Al boot men haer wat, zij en souts niet begeeren;
595.[regelnummer]
Zij soude haer verweeren en maecken geschal.Ga naar voetnoot595
Quaet Ingeven
Zou sij dan roepen?
Nijdich Herte
Jaes, gelijck eenen dieff in eenen paertstal,Ga naar voetnoot597
Diet mede leet meest al wat hij can crijgen.Ga naar voetnoot598aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Quaet Ingeven
O, wierden mij eens gepresenteert zelcke vijgen!Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Ick zal, seg ick, swijgen, maer ick weet wat ick mincke.Ga naar voetnoot600
Nijdich Herte
Wat zout ghij doen?
Quaet Ingeven
Bijlo! Mijn broeck zetten op de klinckeGa naar voetnoot602
Om rasch verscheijden te zijne alst noot heeft.Ga naar voetnoot603aant.
Nijdich Herte
Ick hebbe wel gesien dat deen eenen slach uitgeeft
605[regelnummer]
Eer dat dander tsweert can uut geroopen.Ga naar voetnoot605
Quaet Ingeven
Men vint veel Josephs die de nestelen niet connen ontknoopen;Ga naar voetnoot606
Zij en derren niet loopen naer trouwen quartier.Ga naar voetnoot607aant.
Nijdich Herte
Oft men zoudeze al kerckeren.
Quaet Ingeven
Als prisonnier.
610[regelnummer]
Geseijt al hier. Mij verwondert om weten met bescheeGa naar voetnoot610
Hoet Joseph maecken zal.
Nijdich Herte
Bijlo! den hals blijfter al hadder twee.Ga naar voetnoot612
Want zij sweert bij eer en bij credentieGa naar voetnoot613
Dat feijt waer is.
Quaet Ingeven
615[regelnummer]
Zoo mocht hij wel hebben een quade sententie,Ga naar voetnoot615
Want ons inventie woort, hoop ick, noch al geluck.Ga naar voetnoot616
Nijdich Herte
Jae, want deur den mantel ist een blijcklijck stuck.Ga naar voetnoot617
Dus naeckt hem druck en groot confuijs.aant.
Quaet Ingeven
Waer licht hij gelogeert?
Nijdich Herte
620[regelnummer]
In des coninckx gevanghenhuijs.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ick gave hem een cruijs dat icken zage schandaliseren.
Quaet Ingeven
Hoort neve, laet ons hem tenteren,Ga naar voetnoot622
Oft hij deur ons persequeren mocht comen in dolen.Ga naar voetnoot623
Non fortze! Waert brant, wermen wij ons bijde kolen.
Den coninck Pharao uutcomende, met den schencker met knechts bij hem.
Pharao
625[regelnummer]
Verwondert, perpleckx ben ick, verslagende,
Van een visioen welck, droomende, mij quam openbaren.
Verschrickt ligget in mijn herte knagende,
Want wat waerseggers oft wijse ick bent gewagende,
Niemandt en can mij tbedietsel verclaren.
630[regelnummer]
Waer zijdij mijn camerlingen, schenckers ende dienaren?
Deur mijn zins beswaren roep ick u aen.Ga naar voetnoot631
Den Schencker, halvelinge knielende.
O, hier sijn wij, heer Coninck, u altijt onderdaen.
Wij willen u bijstaen ende eere bewijsen.
Den Coninck
Staet op, vrinden, wilt vander aerden rijsen.
635[regelnummer]
Ghij weet in mij es cleen verjolijsen,Ga naar voetnoot635
Midts dat ick al omme hebbe doen publicerenGa naar voetnoot636
Offer ijemandt zoo wijs es oft zou solveren.Ga naar voetnoot637
Halff mijn rijcke ende daertoe consenterenGa naar voetnoot638aant.
Dat men hem als governeur in mijn hoff ontfange.
640[regelnummer]
Maer niemant en vindick; temeer heb ick verlange
Wat dit wonderlijck visioen mach doch bedien.
Ick ben der noch aff verschrickt, twas vremt om zien.
Ga naar margenoot+Noch clage ick, mijn dienaers tsamen gelijckelijck:aant.
Oft ghij ijemant wist, wilten mij ontbien;Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
Hij sal werden geloont van mij seer rijckelijck.
Den Schencker
O mogende heere, het is doch blijckelijck:
U belijde ick mijn zonden nu rechte voort:Ga naar voetnoot647
Het is geleden twee jaren autentijckelijckGa naar voetnoot648
Dat ghij, heer coninck, wiert gestoortGa naar voetnoot649
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
650[regelnummer]
Op mij ende den backermeester - nu hoort -
Want ghij ons tsamen worpen deet int gadt.Ga naar voetnoot648-651Ga naar voetnoot651
Zoo geschiede dat wij bijsonder droomden watGa naar voetnoot652
En zagen visioenen, welck ons herte beseerde.Ga naar voetnoot653aant.
Soo wasser een Hebreeu die met ons gevangen zadt;aant.
655[regelnummer]
Die wist te vertellen en soot ons aenveerdeGa naar voetnoot655
Heeft hij ons voorzeijt; dwelck oock zoo gebeurde:
Ick wiste te vooren drij daghen als dat mijn offitieGa naar voetnoot657
Mij zoude toecomen ende den backers dootpunitie.Ga naar voetnoot653-658
Den Coninck
Gaet, haelt mij dien man, hoort mijn petitie!Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Wat had hij misdaen dat hij is gevaen?Ga naar voetnoot659-660
Den Schencker
Niet, mogende coninck, en heeft hij misdaen,
Maer es valschelijck belogen van Putefars vrouwe,Ga naar voetnoot662
Zeggende dat hij haer vercrachten wouwe.
Bij mijn trouwe! zij verzocht aen hem tselffde feijtGa naar voetnoot664
665[regelnummer]
Welck hij haer weijgerde; hierom hij gevangen leijtaant.
In uws heeren kercker met ongemaeken.Ga naar voetnoot666aant.
Den Coninck
Tfij! Die valsche vrouwe weert staende aen een kaecke!Ga naar voetnoot667aant.
Is zoo die zaecke soo ghij mij zijt verhalijck?Ga naar voetnoot668
Den Schencker
Jaet, heere. Geloont heb ick hem seer qualijck,
670[regelnummer]
Want ickt wel wel wetende heb luttel om hem gedacht.Ga naar voetnoot669-670aant.
Den Coninck
Waer mocht ghij hem vinden?
Den Schencker
In uwen kercker sidt hij en wacht.
Hem voor u brengen, heere, ist uwen danck.Ga naar voetnoot674
Den Coninck
675[regelnummer]
Jaet, mijn dienaer, laet hem vrij en vranck.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neemt derwaerts den ganck,
Doet alzoo naer mijn commandatie:Ga naar voetnoot677
Ick geve hem remis ende daar toe gratie.Ga naar voetnoot678
Den Schencker
Danck hebt, heere, te dezer spatie.Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
O Joseph, u tormentatie sal werden geblust;Ga naar voetnoot680
U zal geschieden daert herte naer lust.Ga naar voetnoot681
Paussa.
Den Schencker comt uut met Joseph, als een gevangen.
Comt, Joseph, gaen wij ten dage van heden
Voor den coninck, want ick heb u verbeden.Ga naar voetnoot683
Joseph
Danck hebt, schenckermeester, al ist lange leden
685[regelnummer]
Dat ick u vrintschap dede die ghij hebt bekent.Ga naar voetnoot685
Tis goet vrienden te hebben ende te zijn bemindt.
Den Schencker
Hoort wat den coninck begeert, Joseph mijn vrindt.
Een visioen slapende heeft hij gesien
Ende deur u wijsheijdt sult ghij hem dat bedien.aant.
Joseph
690[regelnummer]
Deur de cracht Godts macht wel geschien;
Met Godts hulpe sal ick alle last aenveerden.Ga naar voetnoot691
Den Schencker
Ick sie den coninck, laet ons vallen ter eerden.
Joseph
Gegroet sijt, mogende coninck vol weerden.
Godt Abrahams, Godt Isaackx wil u sparen,Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
Ende Jacobs Godt, mijn vader, jonne u welvaren.Ga naar voetnoot695
Den Coninck
Rijst vander eerden; mijns zins beswaren
Zal ick u verclaren om weten verstant.Ga naar voetnoot697
Cont ghijt bedien, een heere maeck ick u in mijn lant.
Joseph
O mogende coninck triumphant,
700[regelnummer]
Ick hope aen Godt van Israel alGa naar voetnoot700
Dat ick u tselffde, hoop ick, ontdecken sal.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laet hooren tgeschal, mogende coninck goedertieren.Ga naar voetnoot702
Den Coninck
Hoort mij doch: ick sach comen uut der revieren
Zeven ossen uuter maten vet ende loijale.Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
In een groen weije weeldich gingen deze dieren.
Terstont sach ick opcomen, hoort na mijn tale,Ga naar voetnoot706
Ga naar margenoot+Seven mager ossen, lijdende quale,Ga naar voetnoot707
En quamen geloopen daer de vette ossen stonden
En hebbenze gulsich alle seven te maleGa naar voetnoot709
710[regelnummer]
Metten grooten, bitteren honger, ziet, verslonden
En geen versaeijtheijt en wert aen haer gevonden.Ga naar voetnoot711
Maer haren balch bleeff ijdel en den honger ongeblust.Ga naar voetnoot712
Ontwaeckende hier aff hadde ick therte vol wonden.
Een weijnich weder slapende heb ick noch qualijck gerust,
715[regelnummer]
Want terstont sach ick weer; dies creech ick lust:
Zeven schoon corenaeren int velt lustich bloeijende,
Uutermaten wel weeldich op een stroij groeijende;Ga naar voetnoot717
Dies ick tot blijschap heel was genegen.
Maer terstont sach icker seven andere tegen,
720[regelnummer]
IJdel, dorre, mager ende heel verschenen,Ga naar voetnoot720
Oock op een strooij ende dede dat dander seven verdwenenGa naar voetnoot721
Daer sij lustich stonden in haren ackere.
Dies ick verschrickt terstont wiert wackere,
Lust hebbende wat sulckx visioen mach bedien.Ga naar voetnoot703-724
Joseph
725[regelnummer]
O heer coninck! De seven vette ossen die ghij hebt gesien,
Beteeckent seven overvloedige jaren met jolijt,
En de seven mager ossen die ghij hebt gesien,
Zoo suldij hebben seven jaren dieren tijt.Ga naar voetnoot728
Sij sullen die seven volle jaren verslinden, dit seker zijt,
730[regelnummer]
En hongerich blijven gelijck de ossen onmachtich,aant.
En omdat ghijt zout gelooven, heeft Godt gebenedijtGa naar voetnoot731
U tselffde vertoont noch eens; dies leeft voordachtich:Ga naar voetnoot732
Het zal zoo geschien, het is waerachtich,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En die seven corenaeren, schoon becleven,Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
Sal ons Godt zeven overvloedige jaren geven
En die seven mager aren, hoort hier aff,
Sullen soo grouwelijcken sijn om leven.
Want seven jaren lanck sal den tijt wezen soo straff:
Nauwe sullen de velden dragen stroij oft kaff,
740[regelnummer]
De beesten sullen deur magericheijt verdwijnen,
Ende die menschen sullen hongerich loopen met pijnen.Ga naar voetnoot741
Dit ist bedietsel uws drooms beladichGa naar voetnoot742
Welck u verthoont heeft de Heere genadich.
Dus, mogende coninck, leeft hierin beradich;Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
De Heere sucadich hevet mij u doen narreren.Ga naar voetnoot725-745Ga naar voetnoot745
Den Coninck
O Joseph, seer groot is u interpreteren!
Het is waerachtich tbedietsel; dies elck wel mach
Ga naar margenoot+Uwen Godt rechtveerdich obedieren, addoreren.
Dus bidde ick om raet sonder verdrachGa naar voetnoot749
750[regelnummer]
Om versien te zijne tegen den quaden dach.Ga naar voetnoot750
Joseph
Hoort, heere, wil ick u doen gewach.
Ghij sult gaen verkiesen eenen wijsen man
Over Egipten; die sal met goeden advijse dan
Offeciers kiesen ende die sullen sonder sparenGa naar voetnoot754
755[regelnummer]
Van al wat die volle jaren rijsen canaant.
Het vijffste deel inde schueren vergaren
Ende soo alle het graen onder u macht bewaren,aant.
Dat alzoo sal voorsien zijn alle Egipten lantGa naar voetnoot758
In dier tijt van die seven benaude jaren.Ga naar voetnoot751-759
760[regelnummer]
Doet zoo, mogende coninck triumphant.
Den Coninck
In Egipten niemandt soo wijs int verstant
Als ghij met Godts geest begaeft sijt abundant,
Want hij u verthoont heeft toecomende dingen.
Gaet, kiest ghij offeciers naer u hant.
765[regelnummer]
Ick maecke u overste mijns huijs; wiltet volbrengen.
Alle mijn volck gehoorsaem wilt onder u dwingen.
Noch ick selve en sal oock nu voortaen
Inden stoel des rijckx maer u te boven gaen.Ga naar voetnoot767-768
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want eerlijck wil ick, tis soo mijn behagen,Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
Dat gij sult rijden op mijnen tweeden wagen
En voor u sal slagen mijn herhaut sijn trompetGa naar voetnoot771
En seggen den volcke, hoe oudt van dagen,
Dat zij de knien voor u boogen ongelet.Ga naar voetnoot773
Neemt dit habijt ende noch oock mijn signetGa naar voetnoot774
775[regelnummer]
Om al wat ghij mijn volck wilt leggen te laste
Dat zuldij uut mijnen naem assigneren vaste,Ga naar voetnoot776
Opdatter niemant tegen en valle rebelGa naar voetnoot777
Oft zonder uwen wille ijet aen en taste,Ga naar voetnoot778
Den quaetwilligen doen punieren met verseeren,
780[regelnummer]
Want deur u wijsheijt ist te maecken wel
Dat ghij de quale mijns lants sult keeren.
Dus sijt hem onderdaen, mijn goede heeren.Ga naar voetnoot761-782
Den Schencker
Heere, sijt willecom in alder eeren,
Deur wiens vermeeren noch veel vreuchdenGa naar voetnoot784
785[regelnummer]
Ende den lande sal geschien veel deuchden.
Joseph
Ick dancke u, heer coninck, en vrinden prinsierich,Ga naar voetnoot786
Van die eere die ghij mij bewijst goedertierich.
Ick sal den lande getrou zijn telcker spatie
En oock scherp toesien, geeft Godt mij de gratie.
Den Coninck
790[regelnummer]
Comt, laet ons gaen nemen wat recreatie,
Den moet stercken ende tlichaem spijsen,
Want in slants welvaert moetmen verjolijsen.
Paussa.
Ga naar margenoot+
Deen Wachter
A mij, wee mij! Hoe wel sout mij noch lusten
Dat ick dus vroech niet en moeste maken geblaes.
Dander Wachter
795[regelnummer]
Ach, maetken, wat doet ghij dus vroech uuter rusten?
Verschrickt viel ick vanden bedde bijnaes.
Deen Wachter
Wat seghdij, hot den pot?Ga naar voetnoot797
Dander Wachter
Niet met allen, baes!Ga naar voetnoot798
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waer ick aen daes, ick zouder wel schocken.Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
Wat ist geslaghen?Ga naar voetnoot800
Deen Wachter
Ontrent der klocken.Ga naar voetnoot801
Tvolck is getrocken te velde en tlicht uuten oosten
Wel over een ure.Ga naar voetnoot803
Dander Wachter
Godt wilze vertroostenGa naar voetnoot804
805[regelnummer]
En schoon weder verleenen met hoopen.
Deen Wachter
Siet ginder, maetken.
Dander Wachter
Ick siese wel loopen:
Het meijsken ontvalt hen plomp verlooren.Ga naar voetnoot808
Eij, hoerensoon, gaet toe!Ga naar voetnoot809
Deen Wachter
810[regelnummer]
Goeij maetken, zij sijn int cooren.
Hij salse vooren eer hijer aff gaet.Ga naar voetnoot811
Dander Wachter
Ick weet dat tmerijken eenen fraijen draff gaet.Ga naar voetnoot812
Al valt hij haer straff, maet, noch crijght hij danck saen.Ga naar voetnoot813
Deen Wachter
Ick soude wel willen den selffden ganck gaen,
815[regelnummer]
Al sou ick eer langh staen uut mijns wijffs gratie.
Dander Wachter
Soo crijchdij voor u moeijte sinte Anthonis temtatie.Ga naar voetnoot816
Tis cleen recreatie daermen de soppe siet swalpende stucken.Ga naar voetnoot817
Deen Wachter
Daeraff genoech; den dach gaet hem schoon ontlucken.Ga naar voetnoot818
Had ick wijn inder cruijcken, van vreuchden soude ick snaren.Ga naar voetnoot819
820[regelnummer]
Noijt man en leeffde overvloediger jaren
Dan wijer seven hebben geleeft met jolijt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dander Wachter
Maer voortaen sullen wij moeten sparen.
Deen Wachter
Nonfortse, als wij besorcht sijn tegen den dieren tijt,
Het coren sal - ons heere Godt zij gebenedijt -
825[regelnummer]
Ga naar margenoot+Al meest in schuere zijn ende al zijn gewonnen.
Dander Wachter
Den dach sal heet zijn, ick ziet wel aen topgaen der sonnen.aant.
Godt wil ons keel jonnen te drincken goet vet bier.Ga naar voetnoot827
Het naeckt den dage, dus steecke ick mijn trompet schier,
Oft altemet hier hem ijemant slapende versuuijmde ijetGa naar voetnoot829
830[regelnummer]
En bij sijn boelken lage en sluijmde, ziet.Ga naar voetnoot830
Deen Wachter
Maetken, ick sloech gade, maer daer en ruijmde niet.Ga naar voetnoot831
Ick zoudeze geschoten hebben met een halff ooge.Ga naar voetnoot832
Dander Wachter
Die genoech in huijs heeft houde hem in dooge,
Zoo en hoort hij van nijders geen getier.Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
Ick wil noch rusten achter mijn wijffs broddier.Ga naar voetnoot835
Deen Wachter
En ick wil mij gaen cleen, want den dach es hier,
En een kanneken drincken alzoo ick plach.
Godt verleen u, vrinden, bescheedelijcken goeden dach.Ga naar voetnoot838
Nijdich Herte
Waer zijdij, maetken,
840[regelnummer]
Der vreuchden joncxken?
Quaet Ingeven
Hier ben ick, prelaetken.
Nijdich Herte
Waer zijdij, maetken?
Nijdich Herte
845[regelnummer]
Waer zijdij, maetken,
Der vreuchden joncxken?
Quaet Ingeven
Ick wilde dat mij ijemant wou schencken een droncxken
En een stuck vande hespe, al waert wat groots.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nijdich Herte
Steeckt u hant over thecken en eijscht een stuck broots,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Want beijde u poots sijn tot wercken traghe.
Quaet Ingeven
Her mij de vuijst.Ga naar voetnoot851
Nijdich Herte
Neen ick, bij geerts plaghe,Ga naar voetnoot852
Al soude uwe mage van honger boeijen.Ga naar voetnoot853
Quaet Ingeven
Waij, met veel tetens en derven wij ons niet moeijen,
855[regelnummer]
Want tcoren int groeijen verdwijnt te berge, te dale,
En dats deur u schult.
Nijdich Herte
Maetken, ghij slaet in u tale.Ga naar voetnoot857
Ghij zijt de princepale diet werck heeft besteecken.Ga naar voetnoot858
Deur u ist selve binnen Samarien gebleecken
860[regelnummer]
Dat deur gebreecken douders haer kinderen aten.
Jae en hoe veel daer een ezelshooft galt boven matenGa naar voetnoot861
Tachentich silveren penningen expeerdich,Ga naar voetnoot862
En een vierendeel cap duijvenmes onweerdichGa naar voetnoot863aant.
Gelt vijff silveren penningen voor hongerige buijcken.Ga naar voetnoot859-864
Quaet Ingeven
865[regelnummer]
Deur u, neefken, zietmen meer quaets gebruijcken.Ga naar voetnoot865
Ic salt ontluijcken, al zout ghij mij aen mijn ooren smacken.Ga naar voetnoot866
Doedij nu niet al dees gierige rijcke al tcoren sacken?Ga naar voetnoot867
Want corenbijters sijn altijt op haren luijm uijt;Ga naar voetnoot868
Tis al: hoeveel brenght hier, daer, duijmcruijt?Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
En trecken soo tschuijm uut den mont der ermen.Ga naar voetnoot870
Diesmen nu niet en hoort dan crijten en kermen,
En sonder ontfermen sluijten zij herte en handen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nijdich Herte
Groote honden trecken den cleenen altijt uuten tanden,Ga naar voetnoot873
Dickmaels met schanden elcanderen schoffieren.Ga naar voetnoot874
Quaet Ingeven
875[regelnummer]
Maer de keurmeesters zoudense daer aff kalengieren,Ga naar voetnoot875
Die in allen quartieren dus tcoren verdierenGa naar voetnoot876
En met geheele rosieren op de solders smacken.Ga naar voetnoot877
Nijdich Herte
Men weet wel hoe goetcoop dat de meulders lacken;Ga naar voetnoot878
Al ist koren diere, ten can henlien niet schillen.Ga naar voetnoot879
Quaet Ingeven
880[regelnummer]
Ick en sou dat keurmeesterschap ten eersten niet willen,
Want zij sparen die brillen te zeere in alle hoecken.Ga naar voetnoot881
Nijdich Herte
Och, sij boteren nochtans al te seer haer koecken;Ga naar voetnoot882
Naer tinhout haerder boecken keeren sij alle dinck int beste.
Quaet Ingeven
Hoet is oft niet, Satan crijcht noch heel de reste.
Nijdich Herte
885[regelnummer]
Jae, waij, int leste woordet noch al sijn deel.
Want heel Egipten is nu int krackeelGa naar voetnoot886
En tcoren geheel sietmen opt lant bederven.Ga naar voetnoot887
Quaet Ingeven
Wilt soo voort, tvolck zal noch al van honger sterven;Ga naar voetnoot888
Want het sal dieren, verstaget expres,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Zeven jaren daer dit maer deerste aff en es:
Tvolck moet sterven als mes deurt harderen.Ga naar voetnoot891
Nijdich Herte
Daerentusschen zullen wij noch triumpheren;
Om tquaet te sustineren vliegen wij deurt lant.Ga naar voetnoot893
Quaet Ingeven
Jonck, oudt, tsal al Godt renonceren.Ga naar voetnoot894
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
895[regelnummer]
Wij moeten prospereren; flouckx, geeft mij de hant.Ga naar voetnoot895
Nijdich Herte
Om tquaet te sustineeren vliegen wij deurt lant.
Quaet Ingeven
Laet ons tkoren loopen trecken int sant.
Nijdich Herte
Menige macht haer laten scoberen.Ga naar voetnoot898
Quaet Ingeven
Om tquaet te sustineren vliegen wij deurt lant.
Nijdich Herte
900[regelnummer]
Jonck, oudt, tsal al Godt renonceren.
Niemant en derff lusten daer wij comen logeren.
Paussa.
Jacob uut en die kinderen weijnich nae.
O Godt, die spijze ben soeckende tot mijnen behoeve
En voetzel mijns lichaems nu, lacen, in noodt,
Troost mij doch, Heere, daer ick mij inne bedroeve,Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Want honger is veel straffer dan de doot.Ga naar voetnoot905
Waer zijdij, mijn kinderen, altesamen minioot,Ga naar voetnoot906aant.
Die ick goetwillich vinde mij onderdaen?Ga naar voetnoot907
Eer ons benautheijt overvalle, hoort mijn exploot,Ga naar voetnoot908
Zoo sult ghij, mijn kinderen, naer Egipten gaen,
910[regelnummer]
Want onlanckx ist leden, zoo ick hebbe verstaen,
Dat men ijegelijck daeruut laet dragenGa naar voetnoot911
Redelijcken om gelt alderleij graen.Ga naar voetnoot912
Gaet, maect ulieden gereet, tis mijn behagen,
Opdat ick niet en sterve in mijn oude daghen
915[regelnummer]
Van honger; want daert al verteert is,Ga naar voetnoot909-915
Boven alle tribulatien honger het meeste sweert is.Ga naar voetnoot916
Dus u, mogende Coninck, Godt der heerschaeren crachtich,
Ghij zijt dat broot des levens omnipotent.Ga naar voetnoot918
Vogelen, visschen, die zee spijst ghij waerachtich,
920[regelnummer]
Storm, hagel, wint maeckt ghij uwen wille bekent;
Ga naar margenoot+Dus bidde ick u, o Heere excellent,
Dat ghij barmherticheijt wilt bewijzen
Den mensche, van u geschapen onder tfirmament
Naer u beelde; haer wilt sorchvuldich spijsen.Ga naar voetnoot923-924
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
925[regelnummer]
Maer al compter grooten dieren tijt op rijsen,
Dat tvolck benaut moet leven, pijnen beerven:Ga naar voetnoot926
Die troost aen u soeckt, die zal troost verwerven.Ga naar voetnoot927
Ruben
Met uwen oorlooff, vadere, te dezer spatie
Gaen wij reijsen naer het egipsche foreest.
Jacob
930[regelnummer]
Ulieden moet bewaren de goddelijcke gratie.Ga naar voetnoot930
Levij
Met uwen oorlooff, vadere, te dezer spatie.
Jacob
Godt verleen u, mijn kinderen, confortatie.Ga naar voetnoot932
Gesont moet ghij wederkeeren, minst ende meest.
Juda
Met uwen oorlooff, vadere, te dezer spatie
935[regelnummer]
Gaen wij reijsen naer het egipsche foreest.Ga naar voetnoot935
Jacob
U moet bewaren Godt Vader, Godt Sone, Godt Heijlige Geest.
Och, hoe seere is mijn herte nu bevreest
Voor tegenspoet die hemlieden mochte aencleven.
Dus bevele ickze u, Godt, behoetze doch haer leven.
Paussa.
Joseph uut met den Aertsiers achter hem.
Ruben met de broeders comen weder uut.
940[regelnummer]
Wij hebben gereijst, broeders, eenen langen termijnGa naar voetnoot940
En deurgaen bosschen, velden en veel schoone landouwen.
Dies wij Godt dancken nu wij in Egipten zijn.
Ende doverste heb ick gesien; dus, broeders, vol trouwen
Laet ons gelijckelijck ons knien voor hem vouwen.Ga naar voetnoot944aant.
Alle gelijck knielende.
945[regelnummer]
Beminde heere, zijt hertelijcken gegroet.
Wilt u knechten genadelijcken aenschouwen
En haer verleenen om ons gelt en goetGa naar voetnoot947
Van uwen vruchten om blusschen den honger onsoet.
Want wij erom comen, mocht ons niet falen.
950[regelnummer]
Wij sullen ulieden, beminde heere, seer wel betalen.Ga naar voetnoot947-950
Joseph
Neen! Ghijlien zijt bespieders der egipscher palen.Ga naar voetnoot951
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus sweer ick ulieden bij mijnder offitie
Dat ick u sal kerckeren en aendoen punitie.
Laet hooren u repetie: vanwaer zijdij geboren?Ga naar voetnoot954
Ruben
955[regelnummer]
Ten is alzoo niet, heere; wilt aenhooren.
Uuten lande Canaan comen wij allegader
En uut Mesopotamien, geboren van eenen vader,
Jacob genaemt, noch zijnde int leven.aant.
Wij sijn twaelfve gebroeders; den joncxsten is bij hem gebleven,
960[regelnummer]
Maer vanden xijsten en weten wij, cleijn noch groot,Ga naar voetnoot960
Dus, heere minioot, doet ons graen, bid ick menich werven,Ga naar voetnoot962
Opdat wij ons vader van honger niet en laten sterven.
Joseph
Neen, soo en geraeckt ghij niet uut mijn erven.aant.
965[regelnummer]
Ghijlien zijt verraders om verspien dit lant.
Flouckx, mijn dienaers, slater aen de hant,
Wiltze in sconinckx kercker leijden!
Niet lichtelijcken en sullen zij daer uut scheijden.
Simeon
Genade, heere! Merckt ons bitterlijck schreijen.
970[regelnummer]
Van tgene ghij ons naer zeght, zijn wij ontschuldich.Ga naar voetnoot970aant.
Wij comen om nootdruft en in als gehuldich;Ga naar voetnoot971
IJemant ontrou te doene en hebben wij noijt gedacht.Ga naar voetnoot972
Naer den kercker.
Artsier
Ick sweere u, bij Jupiters macht:
Geen van u allen en sal ons hier ontspringen.
975[regelnummer]
Slaet aen de hant, laetze ons ter kercker waert dringen!
Joseph alleene.
O Godt, hoe wonderlijck zijt ghij in u wercken:Ga naar voetnoot976
De groote kont ghij verneren en de cleijne verhoogen.Ga naar voetnoot977
O wonderlijck Godt, wilt mijn hert zoo verstercken
Dat taensicht tsherten weemoet niet en moet vertoogen,Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Want ick ben haer broeder, onbekent in haer oogen,
Die zij vercocht hebben, al en weten zijt niet.aant.
O broeders, qualijck can ick gedoogen
Dat ick u zoude aendoen eenich verdriet.
Voormaels hebdijt verdient, doen ghij mij verstietGa naar voetnoot984
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
985[regelnummer]
En met den Ismalekijten deet reijsen om u verschoonen.Ga naar voetnoot985
Maer niemant en mach quaet met quaet loonen.
Ga naar margenoot+Waer zijdij, mijn dienaers? Haelt mij die thien persoonen
Die wij onlanckx hebben gevaen,
En brenghtze tot mij.
Artsier
990[regelnummer]
Heere, twoort soo gedaen;
Ghij sultze hier saen sien en hooren spreecken.
Joseph
Eijlacen, o wij, onblij mijn oogen leecken.
Mijn broeders, deur mij onvrij, zitten als de domme
Vertsaecht - ick beclaecht - inden kercker gesloten.Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
In haer ontmoeten en groeten was ick als de stomme.Ga naar voetnoot995
Ick hadde wel meugen deur verheugen seggen ‘willecomme’,
Doen ickze kinde; als dongesinde moest ick blootGa naar voetnoot997
Thoonen straff gelaet voor haer misdaet, en daeromme
Salmen vrinden getrouwe vinden inden noot.
Artsier
1000[regelnummer]
Siet, hier sijnse, heere, alle thiene, cleen en groot.
Wilt ghijse met de doot nu doen punieren,
Wij sullenze terstont gaen justicieren.Ga naar voetnoot1002aant.
Ruben
Wat ghij gebiet, heere, willen wij obedieren.
Jae, totter doot toe altijt bereijt.
Joseph
1005[regelnummer]
Tsa dan, soo doet; maer dit wil ick hebben geseijt:
Uwen jonckxsten broeder zuldij halen sonder toeven.
Ick vreese Godt, en zijdij vredelijck, dat sal ick proeven.Ga naar voetnoot1007
Dus een van ulieden die vaerde ick aen,
En die sal ick soo lange hier houden gevaen.Ga naar voetnoot1006-1009
1010[regelnummer]
Gaet, reijst met u graen dat ghij hebt gekocht.aant.
Want niet eer en sal ick dezen ontslaen
Voor ghij en hebt mij hier uwen jonckxsten broeder gebrocht.aant.
Van mij woort scherpelijck alle dinck ondersochtGa naar voetnoot1013
En vinde ick recht, soo houdt hijt leven.
1015[regelnummer]
Hem sal ick los ontslaen en ulieder weder geven.
Sijmeon
Adieu dan, broeders, Godt hoede u voor sneven.Ga naar voetnoot1016
Maeckt u aent reijsen, dat bid ick u, terstont,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En spoet u wederom, soo haest als ghij kont.Ga naar voetnoot1018
Ruben
Adieu, Sijmeon, broeder, en blijft gesont.
Sijmeon
1020[regelnummer]
Adieu broeders allegader,
Groet mij doch mijnen lieven vaderGa naar voetnoot1021
En segget hem dat ick metter herten hem ben ontrent.
Ruben
Oorlooff, heere.Ga naar voetnoot1023
Joseph
Gaet. Ghij lieden hebt consent.
1025[regelnummer]
Ick sal u doen hebben naer u begeeren
Provande die ghij over wech sult verteeren.Ga naar voetnoot1026
Joseph binnen met zijn knechts ende Sijmeon.
Ruben
Mijn bloet crimpt, thooft licht mij vol sweeren,Ga naar voetnoot1027
Therte is mij swaer deurt tgedachte.
Te rechte compt ons nu dit lijden onsachte
1030[regelnummer]
Midts den onnooselen Joseph, die ghij hebt vercocht,Ga naar voetnoot1030
Ons vleesch, ons bloet. Och, twas qualijck gewrocht
Van nijdich herte en quaet ingeven.
Hoe geerne hadde ick behouden zijn leven!
Waer hij is bleven en quam noijt int clare.
1035[regelnummer]
Godt en geeft geen quaij, maer wel goeij ware.Ga naar voetnoot1035
Levij
Tis waer, broeders, maer nu sulckx is gebeurt
Ten baet gekermpt, geclaecht, getreurt.
Ons goet zal gereet staen, lates ons halen
En rasschelijck naer huijs trecken sonder dralen.
Eenen Korenmeeter met een mate ende strijckstock inde handen.
1040[regelnummer]
Au, vuijl kocxken!
Eenen kock met eenen tennen pot in sijn hant vol biers.
Au, quade mate!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kock
Swijcht! Ghij sult noch springen aen een dweersstocxkenGa naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
Oft eer langh loopen een quade strate.Ga naar voetnoot1045
Korenmeeter
Au, vuijl kocxkijn!
Kock
Au, quade mate!
Ga naar margenoot+Wildij eens drincken? Ick hebbe notenmuscate,
Canneel en gember en alderleij poeder fijnGa naar voetnoot1049aant.
1050[regelnummer]
In dezen pot.
Korenmeeter
Jae ick, bij de moeder mijn!
Ghij moet wel mijn broeder zijn, ghij zijt reale!Ga naar voetnoot1052
Kock
A vous een pintken!Ga naar voetnoot1053
Korenmeeter
Profaes! Dats walsche tale.Ga naar voetnoot1054aant.
1055[regelnummer]
Holla, kockijn, drinckt niet altemale,
Ick sorge certeijn ghij sout u verslicken.Ga naar voetnoot1056
Kock
Neen, ick moet noch wat sleuveren om crijgen vanden dicken.Ga naar voetnoot1057
Dan moet ick oock wieken oft juijst op de helft is.Ga naar voetnoot1059
Korenmeeter
1060[regelnummer]
Ick en sal niet weten oft uutlants oft van Delft is,
Want ick duchte ick en sal mijnen mont niet nat maken
Aen u bierken.
Kock
Siet, tis bij naer halff, maer nu sal ickt bat raken,Ga naar voetnoot1063
Off ick salt glat kraken sonder veel pijnen.Ga naar voetnoot1064
Korenmeeter
1065[regelnummer]
Holla, ghij zijt over de helft, ghij drinckt vanden mijnen!aant.
Gelijck de swijnen giet ghijt voort inne.
Kock
Ten is noch maer halff!
Korenmeeter
Ke, daer en is nau een oort inne.Ga naar voetnoot1068
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit loopt ongestoort inne met snellen keere.Ga naar voetnoot1069aant.
Kock
1070[regelnummer]
Ist emmer tous uute?Ga naar voetnoot1070
Korenmeeter
Jaet, al had ickx noch meere,
Want tstoff heeft mij te seere inde kele geseten.
Kock
Wat hebdij gemaeckt?Ga naar voetnoot1073
Korenmeeter
Igoij! tcoren gemeten
1075[regelnummer]
Voor die thien gebroeders die hier onlancx aenquaemen.
Tscheen, twaren bespieders doen wij se gevaen namen.
Zij soudender blijven, dit was tende en slot.aant.
Kock
Nochtans, maetken, daer zit noch een int kodt,
Want ick heb hem den pot om drincken fier
1080[regelnummer]
Corts gedraghen.Ga naar voetnoot1080
Korenmeeter
Doendij van dien goeden bier?Ga naar voetnoot1081
Nu stille alhier, laet niet hooge overluijt spreken,Ga naar voetnoot1082
Eert spel voleijnt wert.
Kock
Hoe soo?
Korenmeeter
1085[regelnummer]
Hoort. Doen ick heden gesent wert
Om tcoren te meten inde broeders sacken,
Soo dee mij ons gouverneur tgelt van tcoren daer in packen.Ga naar voetnoot1086-1087
Hij salze belacken met looze practijcken,Ga naar voetnoot1088
Want hij is wijser dan die inde sterren kijcken:Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Den brant rieckt hij al eer hij gebrant is.
Kock
Soo rieckt hij wel dat betart u handt is,Ga naar voetnoot1091aant.
Want menich steeckxpenninck valt er in u mate.
Korenmeeter
Waeij, kock! Ick en slachte u niet! Ghij soect al bate
En vercoopt op strate en tis u al te deele gesetGa naar voetnoot1094aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1095[regelnummer]
Den ermen lieden.
Kock
Tgelt dat gelt, tsij mager oft vet.Ga naar voetnoot1096
Niemant en sal oock geerne mijnen spit om niet schueren.
En willen wij malcanderen noch meer ijet rueren,Ga naar voetnoot1098
Ick sie ons haest twee quade vrinden te sijne.Ga naar voetnoot1099
Korenmeeter
1100[regelnummer]
Ick en weet van niemants gebreken dan vande mijne;
Dies laet ons ten wijne een pintken gaen smaren.Ga naar voetnoot1101
Kockx en korenmeeters sietmen in diere tijden best varen.
De broeders comen uut met haer sacken geladen.
Ruben
Dit reijsen, broeders, maect ons moede leden;
Een weijnich te rusten soud ick wel begeeren.
Levij
1105[regelnummer]
In geen huijs en willen wij blijven noch heden.
Juda
Dit reijsen, broeders, maeckt ons moede leden;
Ruben
Desen dach en sullen wij niet voorder treden,
Waert dat wij waren tot inde taveeren.Ga naar voetnoot1108
Juda
Dit reijsen, broeders, maeckt ons moede leden;
1110[regelnummer]
Een weijnich te rusten soud ick wel begeeren.
Isaschar
Wij willen tavont noch vrolijck smeerenGa naar voetnoot1111
En tlichaem stercken, twelck heel is ontpast.Ga naar voetnoot1112
Ruben
Wij hebben desen dach int gaen ons seer gerast.Ga naar voetnoot1113
Groot is onsen last deur reijsen stranck,
1115[regelnummer]
Maer eer morgenavont comen wij thuijs, Godt danck.
Dus nemen wij den ganck totten logijse.
Juda
Waer zijdij, waert! Hebdij wel dranck en spijse?
Hoet is van prijse, wij sullent u betalen.
Wilt ghij ons logeren?
Eenen Waert gecleet naer behooren.
1120[regelnummer]
Jae ick, sonder falen.
Al wat ghij begeert sal ick u halen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naer mijnder macht, tot mijnder vromen.Ga naar voetnoot1122
Dus wilt altsamen binnen comen
Om te rusten onder mijn dack.
Levij
1125[regelnummer]
Ick wil ontbinden, broeders, mijnen sack
Om te langen uut wat van ons terwegraen.
Helpe, broeders! Wie heeft dit gedaen?
Ick moet mij verslaen, noijt soo ontstelt!Ga naar voetnoot1028
Siet, broeders, hier licht inne hetselffde gelt
1130[regelnummer]
Dwelck ick hebbe getelt den graenniere.Ga naar voetnoot1125-1130aant.
Juda
Tes vremt hoet hier comen is. Laet ons maecken goede chiere!
Dus nemen wij ons plaijsiere sonder veijsen,Ga naar voetnoot1132
Want morgen moeten wij heel vroech aent reijsen.
hier gaense inde herberge.
Paussa.
Jacob uut met Benjamin ende sittende voor zijn deure.
Ga naar margenoot+Ongerust met sorge ben ick in droefheijt wakende.
1135[regelnummer]
O Godt van Israel, cleijn is mijn verblijdinge.
Nacht ende dach ben ick naer mijn kinderen hakende,
Want sint dat zij gingen uut mijn bevrijdingeGa naar voetnoot1137
Naer Egipten, en hoorde ick nooijt geen tijdinge.
Dus zorge ick, o Heere, dat sij sijn in nootGa naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
Oft op den wech gestorven deur hongers bestrijdinge;Ga naar voetnoot1140
Want haerder geen en verneem ick cleijn oft groot.Ga naar voetnoot1141
O Godt, sint dat Joseph, mijnen soon, soo deerlijck wert gedoot,
En heeft noijt blijschap veel in mijn gerust.
Och Benjamin, hoe dickmaels hebbe ick u gecust
1145[regelnummer]
Ter eeren u broeder Joseph, die ick, o wach,
In mijn herte hebbe gegraven. Tis oock selden dachGa naar voetnoot1146
Ick en moet peijsen om sijn vrindelijcke seden.Ga naar voetnoot1147
Dus moet icker mijn selven in stellen te vreden.
O Godt van Israel, wilt doch noch heden
1150[regelnummer]
Mijnen druck ter werelt een weijnich vercleenen
En van mijn kinderen doch tijdinge verleenen.
De broeders comen weder uute.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruben
O broeders, wij hebben wel gerust sonderlinge
En wij sijn wel onthaelt geweest; danck heb de Heere.
Dits ons lesten dach; voort, gaen wij geringeGa naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
Tot onsen vader die met verlangen zeere
In droeffheijt naer ons wacht. Dus telcken keere
Moeten wij Godt dancken tot alder stont
Dat hij ons gejont meer dan wij wel zijn weerdichaant.
Maer heeft hij ons laten keeren welvarende, gesont.
1160[regelnummer]
Ick sien onzen vader! Dus, broeders expeerdich,Ga naar voetnoot1160
Verblijf u volheerdich nu te dezer uuijre.Ga naar voetnoot1161
Levij
Hij sidt rustende, eijlacen, voor sijn deure.
Dus sonder getreure gaen wij bet nader.Ga naar voetnoot1163aant.
Laet ons hem groeten.
Juda
1165[regelnummer]
Gegroet zijt ghij, lieve vader.
Daernaer ghij gehaeckt hebt met groot verlangenGa naar voetnoot1166aant.
Zijn nu hier.
Jacob
O kinderen, ick moet ulieden blijdelijcken ontfangen,
Want u aensien doet mijn droefheijt lamen.Ga naar voetnoot1169
1170[regelnummer]
Och, hertelijcken willecom zijdij hier oock altesamen;
Soo is mijnder herten veel vreuchden geschiet.
Waer is Sijmeon? Och die en zien ick hier niet!
Mij dit bediet waer dat hij is bleven.
Ruben
Dat sal ick u, lieve vader, te kennen geven,
1175[regelnummer]
Waer dat hij is, en hoe wij hebben gevaren,aant.
En baden om koren den gouvernant.
Doen zeijde hij dat wij quamen om verraden sijn lant,
En wilde hebben tverstant op dat pasGa naar voetnoot1178
Vanwaer wij quamen en wie ons vader was.
1180[regelnummer]
Dwelck ick hem ras hebbe ontbonden,Ga naar voetnoot1180
Zeggende hoe ghij ons daer hebt gesonden
Ende dat wij waren elff broeders, deeneGa naar voetnoot1182
Van eenen vader. Twoort, zeg ick, recht bevonden
En den elffsten is, zeijt ick, bij u bleven alleene.
1185[regelnummer]
Oock was hij om reijsen, zeijdt ick, veel te cleene
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En noch meer dat ghij uwen zin op hem hadt geset.aant.
Gaet, sprack hij, haelt mij dien ongelet;Ga naar voetnoot1187
Zoo salt ickt gelooven uwen woorden zaen.Ga naar voetnoot1177-1188
Dus heeft hij Sijmeon in stagie gevaenGa naar voetnoot1189
1190[regelnummer]
En dien sal hij ontslaen, heeft hij geswooren,
Zoo haest als wij ons broeder hem brengen voren.
Daerop gaff hij ons koren en sprack noch bij dien:
Zijt ghij waerwoordich, vrucht sult ghij oorboren.Ga naar voetnoot1193
Ist oock anders, de doot en sal dees niet ontvlien.Ga naar voetnoot1187-1194
Jacob
1195[regelnummer]
Och neen, kinderen, dat en sal niet geschien!
Dit kint en laet icker reijsen tot geener tijt.
Ghij hebt druckx genoech aen mij gesien
Doen ick Joseph, mijn zone, eijlacen, wiert quijt.
Zout ghij mij nu ontnemen mijns hertssen jolijt?
1200[regelnummer]
De doot subijt zoude ick beerven
En van rouwen doch moeten sterven.Ga naar voetnoot1195-1201
Jacob binnen.
Juda
Broeders, wij sullen hem bidden alle gelijckaant.
Dat hijt goetwillich ons noch sal consenteeren,
Ga naar margenoot+Want corts moeten wij weder naer tegipsche rijck.
1205[regelnummer]
Deur lanckheijt van tijen sal ons graen mineren.Ga naar voetnoot1205
Dus gaen wij binnen onsen vader consoleren.Ga naar voetnoot1206
Quaet Ingeven
Waer zijdij, Nijdich Herte, Satans broetsele?
Vijantlijck wezen, waer merdij zoo langhe, ghij?Ga naar voetnoot1208
Nijdich Herte
Swijcht ghij die aenneme sich haelt u voetsele.Ga naar voetnoot1209
Quaet Ingeven
1210[regelnummer]
Waer zijdij, Nijdich Herte, Satans broetsele?
Nijdich Herte
Ick hebt al gestelt in Charons behoetsele.Ga naar voetnoot1211
Zorght niet, ick come u metten gange bij.Ga naar voetnoot1212
Quaet Ingeven
Waer zijdij, Nijdich Herte, Satans broetsele?
Vijantlijck wezen, waer merdij zoo langhe, ghij?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nijdich Herte
1215[regelnummer]
Igoij, neefken, om dat dicmaels in tvolcx gedrange zij,Ga naar voetnoot1215
Op alle liens worpe ick een prange blij.Ga naar voetnoot1216
Want int strange vrij steeck ick groot en cleeneGa naar voetnoot1217
Mits tshongers geweene.Ga naar voetnoot1218
Quaet Ingeven
Ick en spaerder oock niet eene.
1220[regelnummer]
Tvleesch totten beene moet van honger bederven.
Met duijsenden ziet men ze tseffens sterven.Ga naar voetnoot1221
In Pluto's erven logier ickze koene.Ga naar voetnoot1222
Nijdich Herte
Jae, want boven zijnen staet gaet menich gegrantge boon.Ga naar voetnoot1223
En woorden zij sieck, terstont moeten zij int hospitael sijn.
Quaet Ingeven
1125[regelnummer]
De vrouwenpaternosters en mogen nu geen korael zijn,Ga naar voetnoot1225
Noch eenich cristael zijn, al hadden zij geen broot.
Nijdich Herte
Sij prijsen nu al riemen van silver oft van gouwe root,Ga naar voetnoot1227
Een silver ijserken aent hooft met spellen groot.Ga naar voetnoot1228
Geringe is den poot met diamant oft torkoijs,
1230[regelnummer]
Smaragden, karbonckel, robijn oft dobbeletten voos.Ga naar voetnoot1230
Tlichaem van binnen boos en van buijten net;Ga naar voetnoot1231
Thaer wert gevlochten en daensicht geblancket;
Tdoecxken wert wijt gezet, al warent Venus nechten.Ga naar voetnoot1233
Quaet Ingeven
Tschijnt van achter dat zij van veuren willen vechten.Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Wouden zij stichten int vernieuwen der kleerenGa naar voetnoot1235
Welck dese jonge claddekens terstont al leeren.Ga naar voetnoot1236
De hoverdije zij vermeeren voor elck openbaer.
Tabbaerts, bouwens, van elckx moeten zij hebben een paer.Ga naar voetnoot1238
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Houwen zij, eert jaer moeten zijse vercoopen.Ga naar voetnoot1239
Nijdich Herte
1240[regelnummer]
Genoech van dien; laet ons gaen loopen
Int lant Canaan sonder te dilaijeren,Ga naar voetnoot1241
Opdat wij mogen veel zielen conquesteren,Ga naar voetnoot1242
Israel persequeren als vijant der hellen.Ga naar voetnoot1243
Quaet Ingeven
Ick, Quaet Ingeven, wil hem emmers vertellen:
1245[regelnummer]
Dat hongerich quellen themwaerts compt poogen,
Is omdat Godts gratie hem es onttoogen.Ga naar voetnoot1246
Dus wij wel naer hem mogen op hope leven,Ga naar voetnoot1247
Want alle mijn werck is niet dan Quaet Ingeven.
Jacob uut met Benjamin.
O groote benautheijt des hongers gewelt,
1250[regelnummer]
Daer wij sijn mede gequelt sonder verdrach!Ga naar voetnoot1250
Zuldij noch niet neer zien, Heere, mij dit vertelt.
Geen vrucht opt velt sonder u gratie wassen mach.
O Godt Israel, hoort doch mijn geclach:
Wilt doch mijn, cleijn Jacobs wormken, spijsen,Ga naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
Want sonder u, Heere, en can niemant leven eenen dach.
Mijn gebet en tranen laet in u ooren rijsen
En wilt barmherticheijt u creatueren bewijsen,
Opdat sij deur benautheijt niet en sterven.
Waer zijdij, mijn zonen, comt om mij te verjolijsen.Ga naar voetnoot1259
1260[regelnummer]
Noch eens zuldij gaen reijsen naar degipsche erven
Om coopen graen twelck wij niet langer mogen derven.Ga naar voetnoot1260-1261
Dus stelt u aent reijsen, vrij als de koene.Ga naar voetnoot1262
Juda
Neen vader, geensins en staet ons dat te doene,Ga naar voetnoot1263
Want den heere des lants heeft bij eede gesworen
1265[regelnummer]
Dat wij hem brengen onsen jonckxsten broeder geboren
Ga naar margenoot+Die ghij hebt vercoren met oprechter trouwen,
Anders en sullen wij sijn aanschijn niet aenschouwen
En Sijmeon sal hij houwen eeuwelijck gevaen
Oft mogelijck verslaen. Dus en zullen wij niet gaen,Ga naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Wij en leijden zaen onsen broeder mede.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want anders en mogen wij crijgen terwe ofte graen;
Dus waert al verloren moeijte watmer om dede.
Jacob
Och, dat waer mijnder herten groot verdriet.aant.
Tot mijnder ellende en hebdij hem gewaechtGa naar voetnoot1274aant.
1275[regelnummer]
Van mijn liefste kint.
Juda
Neen, vader, hij heeft ons van als gevraecht:
Naer onsen staet, geslachte ofte lijvatie,Ga naar voetnoot1277
Ons houdend voor bespieders ter selver spatie.Ga naar voetnoot1278aant.
Dus sonder tardatie zeijde ickt hem openbaer.Ga naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
Wie zoude dencken dat hij ons broeder soude heeschen daer?Ga naar voetnoot1280
De saecke is onswaer zoo hij is geschiet.Ga naar voetnoot1281
Ten is maer om weten het rechte bediet,Ga naar voetnoot1282
Oft wij leugens hem hebben bijgebrocht;Ga naar voetnoot1283
Want alledinck wert van hem scherpelijck ondersocht
1285[regelnummer]
Eer hij den volcke graen wilt vercoopen,
Welcke uut alle hoecken daer comen geloopen.
Dus ist sonder perijckel, zijt, vader, dies vroet.
Want als hij ons woorden zal vinden oprecht en goet,
Zal hij ons broeder ontslaen, en vrij laten halen
1290[regelnummer]
Graen en al dat ons deur noot zal falen.Ga naar voetnoot1263-1290Ga naar voetnoot1290
Jacob
Neen, zone, mijn kint en sal ick geensins laten dalen.Ga naar voetnoot1291
Ghij hebt gedaen dat ick sonder kinderen zij:
Joseph is doot, Sijmeon zit gevangen onvrij,
En Benjamin wildij mij oock ontleijden?Ga naar voetnoot1294
Ruben
1295[regelnummer]
O vader, laet staen doch u schreijen,
Want ist dat ick het kint niet weder en brenge,
Zoo doodet beijde mijn zonen geringe;Ga naar voetnoot1297
Dus levert mij hem alleen inde hant.
Jacob
Och neen ick, quaem hem ongeluck toe op tlant...
1300[regelnummer]
Zijn eijgen broeder is doot, hij is aleene mijn vrint gebleven,aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Liet hij dan tleven, soo zoude droefheijt swaer
Ter hellen leijden mijn oudt, grijs haer.Ga naar voetnoot1291-1303
Juda
Ick bidde u, vader, mijnder herten pilaer,Ga naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Zent dit kint met ons opdat wij leven doch
En niet en sterven; willet mij in handen geven, och!
En ick u tkint niet levende en levere gehuldich,Ga naar voetnoot1307
Ick sal, vader, der sonden tegen u zijn schuldich.
Want dat lange beijden es tonser onvromen:Ga naar voetnoot1309
1310[regelnummer]
Wij waren alreede wel tweemael gecomen,
Hadden wij ons van eersten mogen spoeijen.Ga naar voetnoot1311
Jacob
Och, moet dat sijn, zone, soo zuldij mij ontgoeijenGa naar voetnoot1312
Van mijnen jonckxsten zone, den liefsten van al.
Hout, neempt hem! Die tranen mij over doogen vloeijen.Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
Wil ick? Jae ick. Sal ick? Neen ick. Nochtans ick sal
U laten reijsen, kint, naert egipsche dal.
Hoort, mijn sone, voor al wat ghij doet:
Neemt van dees lants beste vruchten goet;
Daarmede wilt vullen alle ulieder vaten
1320[regelnummer]
En draecht se den gouverneur sonder aflaten:Ga naar voetnoot1320
Balsem, wieroock, heunich ende termentijn,Ga naar voetnoot1321
Mirre, dadelen ende amandelen fijn.
Oock zuldij dobbel gelt, sonder cesseren,Ga naar voetnoot1323
Met u dragen en hem dat presenteren.
1325[regelnummer]
Hetselve gelt dat in u sacken was:
Sij hebben mogelijck gedoolt op dat pas.Ga naar voetnoot1326
Dus spoet u ras, sonder langer beijden.
Adieu, zone, ick moet van u scheijden.
Dies het schreijden mijn hert en sin verdooft:
1330[regelnummer]
Ick woorde heel van alle mijn kinderen berooft.Ga naar voetnoot1304-1330
Ruben
Gij en sult niet verliesen, vader, dit gelooft.
Bevelen blijft den Heere der heeren.aant.
Wij willen op die vaert.
Jacob
Sone, wilt noch eens herwaerts keeren.
1335[regelnummer]
Ick moet u noch eens kussen, mijn kint gepresen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het sal mogelijck, eijlacen, het leste wezen.
Benjamin
Adieu, vader, stilt u doch.
Jacob
Sone uutgelesen,
Ick moet u kussen noch.
Benjamin
1340[regelnummer]
Adieu, vader, stilt u doch.
Jacob
Sal ick u moghen aenschouwen, och,
Zoo wert mijn ziele noch al genesen.
Benjamin
Adieu, vader, stilt u doch.
Jacob
Zone uutgelesen,
1345[regelnummer]
Adieu, kint, Godt spare u in desenGa naar voetnoot1345
En wilt u gesontheijt voor mij jonnen.
Ruben
Adieu, vader; alzoo haest als wij connen,
Sullen wij keeren en alst Godt gebiet,
Die u en ons allen wilt helpen uut al verdriet.Ga naar voetnoot1349
Jacob
1350[regelnummer]
Godt beware u, zone. O Godt, wat mij geschiet?
Sonder kinderen ben ick, dwelck ick moet clagen,
Dat ick berooft werde in mijn oude dagen.
Ruben uutcomende met alle de broeders met zacken op den hals
Het reijsen, broeders, is een vreucht,
En voorspoet te hebben int vremde lant.
1355[regelnummer]
Maer ons vader, eijlacen, cleijne verheuchtGa naar voetnoot1355aant.
Derven sijn kinderen als nu te hant.
Nochtans heeft ons gejant den Heere plaijsantGa naar voetnoot1357
Dat wij in Egipten tonser vromenGa naar voetnoot1358
Voor den dage, hoop ick, zullen comen.
1360[regelnummer]
Want wilde den dach, dunckt mij, noch beter op rijsen,
Het sconinckx pallaijs zoud ick ulieden alreede wijsen.aant.
Den eersten Wachter
Aij, hoe wel soude ick noch slapen!
Weij, ten gebreeckt mij emmers niet aent gapen.
Maer daermet en ist niet al te doene.Ga naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
Ick wil een liedeken strijcken als de koene.Ga naar voetnoot1365
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ick bent gewoone, wient mach laecken.Ga naar voetnoot1366
Mijn maetken, wed ick, salder aff ontwaecken.
Singende op de wijse: den Biscop van Trieren.
Ga naar margenoot+Een lieffelijck boelken heeft mij dach geset,Ga naar voetnoot1368
Spijt nijders die sulckx haten.
1370[regelnummer]
Daer gaen ick bij slapen, bij slapen altemet.Ga naar voetnoot1370
Ick en sal de liefste niet verlaten.
Sij heeft bruijn oogen en eenen rooden montGa naar voetnoot1372
U soud ick, boelken, wel willen trouwen,
Maer nu ghij een ander lieffde jont,
1375[regelnummer]
Soo en wil ick u boelschap niet behouwen.Ga naar voetnoot1375
Is bij dat vrouken nu niemant, jonck oft oudt?
Jonge cappellaenkens geschoren.Ga naar voetnoot1377
Spant vrij noch een spantken, hebt u kloeck en stout,Ga naar voetnoot1378
Maer haest u uuter voren, uuter voren.Ga naar voetnoot1379
Dander Wachter
1380[regelnummer]
Helpt, wat maeckt ghij zoo vroech op den toren?
Ist gewonnen of ist verloren, oft meijndij rasen, ziet?Ga naar voetnoot1381
Deen Wachter
Ba, maetken, moet ick den dach blasen niet
Daer ick toe gestelt ben naer d'oude manieren,
Opdat ick ontwecke Venus kamenieren?Ga naar voetnoot1384
Hij steeckt trompet.
Dander Wachter
1385[regelnummer]
Soo en hoorde ick in lange u soo leelijcken tierenGa naar voetnoot1385aant.
Met u trompet, twelck mij verwondert.
Tvolck sal meijnen dat is gedondert,
Want elck bijsondert en schiet inde weere.Ga naar voetnoot1388aant.
Oock comt den dach, siet, heel int kleere,Ga naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
Want de sonne vertoont haer inden oosten.
Wat comt ginder volckx? Godt wilse vertroosten.Ga naar voetnoot1391
Sij comen om koren, wed ick, sonder falen.Ga naar voetnoot1392
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Helpe, zij sullent noch al uuten lande halen!
Bleeff elck in zijn palen, ten ware niet quaet.
1395[regelnummer]
Dus wil ick eens zingen, hoort ghij hoet gaet.
Hij zinght op deerste wijse:
Den nacht is voorbij, den schoonen dach comt aen.
Terechte mach sulckx wel treurenGa naar voetnoot1397
Die een quaet huwelijck heeft gedaen
En eenen beteren mach gebeuren.
1400[regelnummer]
Ga naar margenoot+Hetselffde bemerck ick aen mijn selven wel.
Dat clage ick dick mijn oogen.
Zij is goet en schoon, maer beij gelogen.
Haer onderdaen moet ick mij poogen.
Deen Wachter
Ick hoorde wel, maetken: ghij zijt de helft bedrogen.Ga naar voetnoot1404
1405[regelnummer]
Dus soudij u wel mogen doen reliveren.Ga naar voetnoot1405
Dander Wachter
Waeij, ick woone voren daer koeijen logeren.Ga naar voetnoot1406aant.
Als ghij gaet bancketteren, soo moet ick sobereren,Ga naar voetnoot1407
Sonder refuseren die kinderen paeijen.Ga naar voetnoot1408
Deen Wachter
Ick hoore wel: ghij zout voren woonen. Condij thuijs omdraijen,
1410[regelnummer]
Zoo soudt ghij de meester zijn.
Dander Wachter
Al just geraijen.aant.
Maer ick stille mij in als, tzij blijscap oft druck.Ga naar voetnoot1412
Dus wil ick den dach oock eens gaen blasen.
Deen Wachter
Geselleken, wacht u voor sulcken ongeluck.
Dander Wachter
1415[regelnummer]
Maer ick stille mij in als, tzij blijschap oft druck.
Die een quaet wijff heeft, die heeft een quaet stuck.Ga naar voetnoot1416
Gesellekens, ghij en dorst niet seer naer houwen rasen,Ga naar voetnoot1417
Maer ick stille mij in als, tzij blijscap oft druck.
Dus wil ick den dach nu eens gaen blasen.
1420[regelnummer]
Ick zegge al goeden dach deze arme dwasen
Die, als ick, mishout zijn: sij moeten in droefheijt stranckGa naar voetnoot1421
Haer leven verslijten tegen haren danck.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij blaest.
Deen Wachter
Goede vrouwen prijse ick al mijn leven lanck,
Daermen niet dan deucht aff hooren en mach.
1425[regelnummer]
Godt verleen ulieden bescheijden goeden dach.
Juda
Broeders, ick hoore den wachter slaen zijn trompet,
Tsconinckx pallaijs bewarende tallen tijden.Ga naar voetnoot1427aant.
Wij sullender haest sijn. Wist ons broeder ongeletGa naar voetnoot1428
Dat wij hem soo naer sijn, hij soude hem verblijden.
1430[regelnummer]
Ziet, daer is sconinckx pallaijs en daer besijden
Is den toren daer ons broeder licht gevaen.
Joseph, uutcomende met de dispensiers.
Holla, wat volck sal ons ginder comen aen?
Het sijn de elff gebroeders, soo ick can aenschouwen.
Ga naar margenoot+Tza, mijn dispensiers, wilt haer tegen gaen.Ga naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
Leijtze in mijn huijs ter goeder trouwen.Ga naar voetnoot1435
Slaet en clapt, ick wil mijn noenmael met haer houwen.Ga naar voetnoot1435-1436
Gaet, spoet u geringe ten desen keere.Ga naar voetnoot1437
Ick kome terstont bij haer, hope ick aenden Heere.Ga naar voetnoot1438
Dispensier
Ick sal mij haesten en loopen seere,
1440[regelnummer]
U gebodt volbringen, vrij als de koene,
Want een knecht hoort altijts sheeren wille te doene.
Ruben
Siet, broeders, ginder sien ick een comen loopen int groeneGa naar voetnoot1442
En tonswaerts neempt hij geheel den treijn.Ga naar voetnoot1443
Het is des heeren dispensier, certeijn.
1445[regelnummer]
Dus laet ons groot en cleijn wat stijff aentreden.Ga naar voetnoot1445
Dispensier
Willecome, mijn heeren. Godt des vreden
Beschermt ulieden voor confuijs.Ga naar voetnoot1447
Ghij sout met mij gaen tot mijns sheeren huijs,
Zoo hij mij belast heeft int secreten.Ga naar voetnoot1449
1450[regelnummer]
Hij heeft ulieden van verre sien comen met een gedruijs.Ga naar voetnoot1450
Dus ben ickt ulieden terstont comen laten weten,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als dat hijt broot met ulieden wilt eten.
Haest ulieden en comt sonder lange beijden.
Ick gae terstont die maeltijt bereijden.
Juda
1455[regelnummer]
Danck hebt, heere. Och, waer sal hij ons leijden?aant.
Een vreese comt mijn herte bevichten:
Hij sal ons van diverije, sorgh ick, betichten,
Om tgelt dat in ons zacken lach gesteecken.
Nochtans willen wijt hem weer oprichten.Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
Ga naar margenoot+Maer wat salt baten, wilt hij hem over ons wreken!
Och, laet ons doverste sijns huijs daeraff gaen spreken,aant.
Eer hij ons maeckt zijn eijgen gesellen.
Dispensier
Compt naer, mijn heeren.
Ruben
Hoort, wat wij u moeten vertellen:
1465[regelnummer]
Doen wij terwe cochten en gingen laest van hier,
Commende thuijs, hoort, lieve dispensier,
Zoo hebben wij alle onze zacken ontbonden
En hetselfde gelt daerinne gevonden
Daer wij ten dien stonden u mede hadden betaelt.
1470[regelnummer]
Tes sonder ons weten hoet daermet is gefaelt.Ga naar voetnoot1470
Dus brengen wijt u weder voorwaer,
Ten minsten ander gelt van gelijcke, even swaer,
Opdat wij eenpaer u stellen tevreden,Ga naar voetnoot1473
Ende oock ander gelt, opdat wij noch heden
1475[regelnummer]
Graen mogen krijgen.
Dispensier
Neen, vrinden, wilt daer aff swijgen.
Want ick hebbe certeijn ulieden gelt gehadt.
Tis mogelijck, Godt heeft eenen verborgen schadt
In u sacken gedaen. Dus en wilt niet vreesen, ghij.
1480[regelnummer]
Ick sal u broeder Sijmeon gaen halen hier bij,
Gelijck heden mij vanden gouverneur is belast.
Gaet rusten u moede leden die van reijsen sijn ontpast,Ga naar voetnoot1482
Onder mijns heeren dack tot uwer vromen.Ga naar voetnoot1448-1484
Want blijschap en mach den gevangen niet te vroech gecomen.
De broeders binnen metten dispensier.
Paussa.
Sijmeon, alleen uutcomende.
1485[regelnummer]
O Godt des hemels, diet al hebt gewrocht,
Ga naar margenoot+Hoe is mijn herte tot vreuchden genegen!
Dat mijn broeders sijn comen is mij tijdinge gebrocht.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dies ick Godt dancke. Nu ben ick ontslegenGa naar voetnoot1488
Van tgevangenis, daer ick lang heb gelegenaant.
1490[regelnummer]
Treurende, haer wachtende met benouwen,aant.
Sorgende dat zijlieden achter blijven zouwen.Ga naar voetnoot1491
Dies ick in rouwen hebbe geweent menigen traen.
Compassie sal ick eeuwelijck in mijn herte houwen
Met alle creatueren die liggen gevaen.
1495[regelnummer]
O Godt danck, mijn broeders comen hier gegaen.
Therte van blijschappen doen doogen openbaren.Ga naar voetnoot1496
Och, willecome, broeders!
Ruben
Broeder, hoe meuchdij varen,
Liefste broeder, Sijmeon! Want lacen ons deert
1500[regelnummer]
Dat wij niet eer en hebben connen naren.Ga naar voetnoot1500
Want dat belet heeft ons vader eerweert,
Qualijck willende laten reijsen dit kint expeert,Ga naar voetnoot1502aant.
Vreesende dat hem zoude overcomen eenich ongeluck.
Sijmeon
Dat vreesde ick mede. Dies leet ick druck.
1505[regelnummer]
Lieve broeders, dagelijckx was therte beladich,Ga naar voetnoot1505
Duchtende dat ick zoude gevaen blijven ongenadich.
Maer Godt is beradich alle menschen inden noodt.Ga naar voetnoot1507
Ruben
O broeder, meendij dat ons niet en verdroot,
Doen wij u hier lieten en moesten gaen reijsen?
Sijmeon
1510[regelnummer]
Tis wel, broeders, maer ick en can niet gepeijsen,aant.
Hoe ghijlieden hem de saecke hebt derren ontdecken,
En oock hoe hij tkint soo met heeft laten trecken.aant.
Want tot bewaringe heeft hijts noijt niemant betrout.Ga naar voetnoot1513aant.
Joseph met de dienaers uut.
Juda
Bilo! Deur den honger verwint den wolff thout.
1515[regelnummer]
Ga naar margenoot+Daer en was te backen, te brouwen nauwelijckx meer.
Dus consenteerde hijt - hoe seer dat hem rout -
En lieten met ons reijsen te dien keer.
Holla, broeders, ick zie de heer.
Juda knielende alleene.
Laet ons hem dragen ons giften, cleijn van weerden,
Oodtmoedich vallende voor hem ter eerden.
O mogende prince, wilt doch aenveerden
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onze simpel gifftkens, al zijnse van wezen cleene.
U woordt beter gejont, princelijck prince reene.Ga naar voetnoot1523
Wilt ons daermede in genaden ontfaen.
Joseph
1525[regelnummer]
Tis goet, gesellen, twoort geerne gedaen.
Wilt vander eerden opstaen en zeght mij volcomelijck:
Hoe heeft hem ulieder vader?Ga naar voetnoot1527
Ruben
Heere, al vromelijckGa naar voetnoot1528
Soo heeft hem u knecht, ons vader, talder stont.
1530[regelnummer]
Wij lieten hem welvarende, gesont.
Oock hij u jont welvaert telcker spatie,
Hem gebiedende in u goedertieren gratie
Met al tgene dat hem aencleeft.Ga naar voetnoot1533aant.
Joseph
Tis mij lieff dat hij noch leeft.
1535[regelnummer]
Mij antwoorde geeft nu onversaecht:
Is dit u jonckxste broederken, daer ghij mij aff hebt gewaecht,
Die bij u vader was bleven gestadich?
Ruben
Jaet, heere.
Joseph
Sone, Godt zij u genadichaant.
1540[regelnummer]
En wilt u beradich in deuchden stercken.
Joseph keert hem om.
Och, tis mijn vleesch en bloet. Natuere moet wercken.aant.
Dies mij de tranen ten oogen uutspringen.
Maer omdat zijt niet en souden mercken,Ga naar voetnoot1543
Ga naar margenoot+Soo moet ick tegen nature mijn selven bedwingen.
1545[regelnummer]
Wil ickt hem openbaeren? Neen, noch wil ickt verlingen.Ga naar voetnoot1545aant.
Dus naer mijn kamer moet ick mij rasschen,Ga naar voetnoot1546
Mijn oogen uutcrijten ende tranen aff wasschen.Ga naar voetnoot1521-1547
Joseph binnen zonder de broers.
Dispensier
Compt, mijn heeren. Ghij zult goede chier maken,Ga naar voetnoot1548
Bij den gouverneur goeden wijn ende bier smaecken.
1550[regelnummer]
Volcht mij hier binnen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrintschap soeckt vrintschap, sout recht den loon zijn.
Paussa cleijn.
Joseph uut met den dispensier
Tsa, mijn dispencier, gaet ras zonder toeven.
1555[regelnummer]
Geeft den Hebreen graen en al dat zij behoevenaant.
Tot der reijsen. Doet mijn bevel.
Want met subtijlheijt wil ickze proeven,Ga naar voetnoot1557
Waerin sij haer sullen bedroeven.
Want wonderlijck zoo is mijn voorstel.Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Als ghij hen coren hebt gemeten, verstaet mij wel,
Soo steeckt hun gelt anderwerff in heurlien sacken.
Neemt daer mijn gulden drinckvat om haer doen gequel.
Dien zuldij inden buijdel des jonckxsten packen.
Tis mogelijck dat ickze wil verlacken.Ga naar voetnoot1564
1565[regelnummer]
Gaet, doet subtijlijcken het ontheet mijn,Ga naar voetnoot1565
Soo meugen zij gaen wanneer sij gereet sijn.
Dispensier
Ick salt doen, heere, nu ick uwen sin weet fijn,Ga naar voetnoot1567
En mij int werck rasschelijck spoeijen.
Voor dongeluck can hem qualijck ijemant hoeijen.
Ruben
1570[regelnummer]
Danck hebt, heere, want ons vader naer ons haeckt,
Hebbende therte vol droefheijts getast.Ga naar voetnoot1571
Joseph
Gaet, gesellen, opdat ghij den ouderdom ontlast.
Maeckt verheucht die leeft in weenen.
Voorspoet wil u Godt int reijsen verleenen.Ga naar voetnoot1554-1574
Quaet Ingeven
1575[regelnummer]
Compt, Nijdich Herte, en wilt rasschen
Opdat wij ons netten met subtijlheijt gaen spreijen.
Nijdich Herte
Men seght gemeenlijck: als doude honden bassen,Ga naar voetnoot1577
Zouden de jonge uutsien sonder lange beijen.
Quaet Ingeven
Compt, ick sal u leijen
1580[regelnummer]
Op een plaetse secreet en stille.
Want ons hier geen voordeel comen en wille.
Dus willen wij elders gaen tvier onder den wint stoken.Ga naar voetnoot1582
Nijdich Herte
Neen, ick wil ons noch al ander regement koken,Ga naar voetnoot1583
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naer deijeren blint boken, wilt anders lucken.Ga naar voetnoot1584
1585[regelnummer]
Ick salze wel raecken.
Quaet Ingeven
Soo smijt ghijt al in stucken.
Ten baet teesen oft plucken boven, ondere.Ga naar voetnoot1587
Dus laet ons wech, wech!
Nijdich Herte
Neen, ick noch wondere,Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Mijnen cloot loopt rondere dan doen icken weert hadde.Ga naar voetnoot1590
Quaet Ingeven
Hoe zoo?
Nijdich Herte
Ick sout u seggen, waert dat ick u op mijnen heert hadde.Ga naar voetnoot1592
Want sonder luije roepen moeten wij riem aen boort leggen.Ga naar voetnoot1593
Quaet Ingeven
Hoort, maer ghij en moges niet voort zeggen:Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Ick hebbe secretelijck geseten achter Josephs dispensier,
En doen hij tcoren mat, was ick int bestier.Ga naar voetnoot1596
Het woort noch suer bier eer lange dagen.Ga naar voetnoot1597
Nijdich Herte
Hoe zoo?
Quaet Ingeven
Dat meughdij wel vragen!
1600[regelnummer]
Die Hebreen sullen Josephs drinckvat mede dragen.aant.
Hun naeckt, hoop ick, plagen. Nochtans ist sijn ontheet.Ga naar voetnoot1601
Hij geeft hun koren, en haer gelt gereet;Ga naar voetnoot1602
Dat doet hij weder in haer zacken steecken.
Achter rugge crijt hij, voor thooft hout hij hem weert.Ga naar voetnoot1604aant.
1605[regelnummer]
Namelijck ick weet oft hijt hem aen haer wil wreken.Ga naar voetnoot1605aant.
Nijdich Herte
Gelt totten koren! laet ons Pharaonem gaen spreken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij en hebbent voormaels niet verdient certeijn.aant.
Quaet Ingeven
Twaer moeijte verloren, het en baet geen preken.aant.
Tschijnt tegipsche greijn es den Hebreen gemeijnGa naar voetnoot1609aant.
1610[regelnummer]
Sonder gelt te geven. Ten is vrij niet reijn.
Tware voor hem vileijn, waert dat hijt wiste.Ga naar voetnoot1611
Nijdich Herte
Ick salt hem ingeven, de saecke en is niet cleijn
En brenghtse alzoo gemeijn corts in grooten twiste.Ga naar voetnoot1613aant.
Quaet Ingeven
Bilo! Ick prijse het geldeken inde kiste.
1615[regelnummer]
Luttel elck daer op giste, doen ickt sach inden sack douwen.Ga naar voetnoot1615
Nijdich Herte
Tgeldeken is de blomme!Ga naar voetnoot1616
Quaet Ingeven
Elck sout wel willen houwen,
Tsij mannen ofte vrouwen, geestelijck oft weerelijck,
Groot oft cleijn; tis al begeerlijck.Ga naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
Tmaechschap deerlijck zietmen om gelt verlaten.Ga naar voetnoot1620
Nijdich Herte
Men sieter den eenen broeder den anderen om haten.
Tmach cleijn baten, schoon gouden schijven root.Ga naar voetnoot1622
Quaet Ingeven
Sij doen sorghen.Ga naar voetnoot1623
Nijdich Herte
Sij leijden inde doot
1625[regelnummer]
Ende uut helsche conroot zij selven blijven.Ga naar voetnoot1625
Quaet Ingeven
Want daer veel gelt is, hoortmen dicmaels kijven,
Malcanderen ontlijven sonder ontsien.
Nijdich Herte
Hoolla, maetken, genoech van dien!
Want veel lien lijden omt gelt groote smerte.
Quaet Ingeven
1630[regelnummer]
Salomon zeijt: daer u gelt is daer is u herte.Ga naar voetnoot1630
Zij en betrouwen huijs, sterckte, kisten oft slot,
Maer gravent in haer herte, dats den aerden potGa naar voetnoot1632
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Welck saen verrot en laet de ziele droeffelijck.aant.
Nijdich Herte
Men vint luttel menschen, sij sijn behoeffelijck.Ga naar voetnoot1634
1635[regelnummer]
Laet ons daer aff niet breeder narreren.Ga naar voetnoot1635
Quaet Ingeven
Wij moeten op dit stuck gaen gloserenGa naar voetnoot1636
Oft wij eenichsins costen gesobererenGa naar voetnoot1637
Den Hebreen, eer zij hem metten gelde wech maken.
Wij sullen hem best gaen doen een belegh makenGa naar voetnoot1639aant.
1640[regelnummer]
Met Josephs dienaers, dat zijse bestrijen,
Jae, daerenboven aenspreken van diverije.Ga naar voetnoot1641
Comen sij aent lijen, soo salt al wel sijn.Ga naar voetnoot1642
Nijdich Herte
Ist niet, soo moeten wij ergens el zijn,
Daer wij int spel zijn cleijn deucht ick jonder
Gaget daer gelijck dat geeft mij wonder.Ga naar voetnoot1644-1645
Paussa.
De broeders al uut.
Ruben
Nu, broeders, Godt wil ons stercken op de vaert,
Int trecken naer huijs met jolijt.
Wij sijn van alderleij graen seer wel bewaert.Ga naar voetnoot1648
Danck heb de gouverneur tot alder tijt.
Juda
1650[regelnummer]
Hem moet lonen de Heere gebenedijtaant.
Van die chiere die hij ons heeft gedaen.
Joseph met zijn dienaers comt uut.
Tza, mijn overste des huijs, stelt u aent gaen.Ga naar voetnoot1652
Vervolcht die mannen, u kloeckelijck thoont.
Als ghijse betrapt, zoo seght hen saenGa naar voetnoot1654
1655[regelnummer]
Waerom sijt goede met quaet hebben geloont
Ende haer selven daer mede oneerlijck gehoont.Ga naar voetnoot1656
Zeght hen dat sij mijn drinckvat hebben gestolen,
Ende brenghtse bij mij, woort u bevolen.Ga naar voetnoot1652-1658
Dispensier
Ick sal, heere.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1660[regelnummer]
Ist niet wel een secreet verholen
Dat ick dees gesellen moet reprehendeerenGa naar voetnoot1661
En van diverije gaen accuseeren,aant.
Als dat sij mijn heere wat ontrooft hebben.Ga naar voetnoot1663
En hij heeften mij - wie zout gelooft hebben -
1665[regelnummer]
Secretelijck in haren sack doen borgen!
Hoort! Ghij mannen, staet! Ghij mocht wel sorgen:
In doots noot comdij alle tsamen.
Ruben
Hoe soo, heere?
Dispensier
Tfij! Ghij meugt u wel schamen
1670[regelnummer]
Van doneerlijck stuck dat ghij hebt begost.
Juda
Wat stuck is datte?
Dispensier
Betaeldij den weert alzoo sijnen kost?
Ghij hebt mede getrost en gestolen met practijckenGa naar voetnoot1673
Mijns heeren gulden drinckvat.
Ruben
1675[regelnummer]
O Godt! Gestolen zeghdij? Ick meijn beswijcken!Ga naar voetnoot1675
Met orlove heere, wij houden ons rechtveerdich.Ga naar voetnoot1676
Ghij sijt qualijck bedacht, ten sal geensins blijcken.Ga naar voetnoot1677
Oock tgelt dat wij eerst vonden in ons sacken volheerdich,Ga naar voetnoot1678
Brochten wij dat niet weder expeerdichGa naar voetnoot1679
1680[regelnummer]
Ga naar margenoot+Uuten lande Canaan, dwelck ghij niet en wout?
Hoe? Souden wij dan gestolen hebben silver oft gout
Uut ons heeren huijs? O neen, te geenen stonden!
Dus willet deursoecken vrijmoedich en stout,
Ende bij den welcken dat wert gevonden,
1685[regelnummer]
Sal den doot schuldich zijn. Dus wort ontbonden
Ten eersten mijnen sack: deursoeckten wel.
Dispensier
Ick ben te vreden naer u bevel.
Hem sal gebeuren rechtveerdich recht.
Hier en vinde ick niet, ghij zijt een getrouwe knecht.Ga naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
Elck ontdoe zijnen zack besonder.aant.
Noch daer... noch daer... Wel, wat macht bedien?aant.
Daer en is oock niet. Ick hebt bijcans al deursien.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sonder ontvlien ras uwen zack oock ontlost!Ga naar voetnoot1693
Hij moeter zijn oft gelt dat hij heeft gekost,
1695[regelnummer]
Want hij is claer onder ulieden bleven.
Mij dunckt, ick tastene! Tfij! Wat hebdij bedreven!
Daer is de proeije, onwaerdige trawanten.Ga naar voetnoot1697
Comt voorts geringe, mijns heeren serganten,Ga naar voetnoot1698
Opdat wijse metter proije bij hem leijden.
Benjamin
1700[regelnummer]
Och, broeders, ick moet beschreijen,
Ick bent onschuldich, wilt dit gelooven vast.
Joseph uut.
Artsier
Soo blijfter bij gelijck een dieff bij den bast.Ga naar voetnoot1702
Aen eenen dweersschen mast salmen u loonen.Ga naar voetnoot1703
Ziet, heere, hier breng ick die persoonen
1705[regelnummer]
Metter proijen die sij u hadden ontsteken.Ga naar voetnoot1705
Joseph
Tfij, gesellen! Dat sijn leelijcke gebreken
Dat ghij u handen crom draecht ende onclaer!Ga naar voetnoot1707
Te nemen mijn drincvat! Ick moest werden gewaer.
Verholen dingen swaer can ick proberen.Ga naar voetnoot1709
1710[regelnummer]
Weet ghij niet hoe dat ick can prophiteren?Ga naar voetnoot1710
Ga naar margenoot+Dus om corrigeren, hoe wil ickt met u maken?Ga naar voetnoot1711
Ruben
Heere, tstuck is blijckelijck, wij en connent niet versaken.Ga naar voetnoot1712
Geen recht maer genade laet ons genaecken!
Nochtans is daer ons broeder gescuert bijeGa naar voetnoot1714aant.
1715[regelnummer]
Dus wij u slaven blijven ten eeuwigen tije.
Joseph
Neen, dat waer onreden en oock tirannije.Ga naar voetnoot1716
Maer alleen die knecht diet feijt heeft gedaen,aant.
Die sal mijn slave zijn en alleen dienen saen.Ga naar voetnoot1718
En ghij sult gaen sonder hem alle gader
1720[regelnummer]
Los ende vrij tot uwen vader.
Juda
O neen, heere, zijt hem genadich.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
U gramschap over uwen knecht wilt niet oorbooren,Ga naar voetnoot1722
En laet mij, u knecht, spreken voor uwen ooren.
Want ghij hier voren uwen knecht hebt gevraecht:
1725[regelnummer]
Hebdij oock eenen vader oft broeder, welck wij u hebben gewaecht,
En dit is den jonckxsten die bij hem was bleven.
Zijn broeder is doot, ons vader sorge voor hem draecht:
In sijn oude dagen is hij van moeder hem gegeven.
Doen spraeckt ghij tot u knechten, heer verheven:
1730[regelnummer]
Gaet, haelten tot mij, het mach hem baten,
Opdat ick mijn oogen op hem werpe, sonder sneven.Ga naar voetnoot1731
Wij antwoorden: tkint en can den vader niet gelaten,Ga naar voetnoot1732
Want ginckt van hem, deur droeffheijt verwatenGa naar voetnoot1733
Zoo soude ons oude vader moeten sterven.
1735[regelnummer]
Doen spraeckt ghij, heere: brenght hem binnen mijnen erven,
Want hij met u niet en comt, weet bijdienGa naar voetnoot1736
Dat ghij mijn aanschijn niet en sult aensien.
Dus moestet geschien. Deur u ontheetGa naar voetnoot1738
Reijsen wij tot uwen knecht, onsen vader, gereet,Ga naar voetnoot1739
1740[regelnummer]
Dwelck wij hem bereet en alle uwe begeerten zeijen,aant.
Alsdat wij het kind moesten met ons leijen
Ga naar margenoot+Naer Egipten; tdocht hem quellagie
De broeders altsamen knielende.
En seijde ons met bitter schreijen:
Want dat den kinde toequame eenige lacagie,Ga naar voetnoot1744
Soo moeste sterven mijn oude personagie
En mijn grijs hair soude ter hellen stueren.Ga naar voetnoot1744-1746Ga naar voetnoot1746
Quamen wij thuijs, heere, tzou soo gebeuren
Zonder den knecht hem te laten aenschouwen,aant.
Want zijn ziele hanght aen tkints siele tallen uren.
1750[regelnummer]
Dus wilt voor tkints misdaet mij u slave houwen;Ga naar voetnoot1750
Dat bid ick, heere, met knieen gevouwen,Ga naar voetnoot1751
En latet kint met zijn broeders gaen reijsen.
Joseph
Tsa, mijn dienaers, wilt achterwaerts deijsen.
Staet op, broeders, vreest geen bedroch.
1755[regelnummer]
Ick ben u broeder Joseph! Leeft mijn vader noch,
Die dertich jaren mijn oogen is geweest onbekent?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruben willende de voeten van Joseph kussen.
Sijdij Joseph, ons broeder bemindt?
Joseph
Laet staen, broeder, wilt suchten noch beven.aant.
Juda
Och, broeder, wilt ons die misdaet vergeven,
1760[regelnummer]
Want wij hebben bedreven aen u tirannije.
Joseph
Staet op, broeders, vreest geen wrake te geenen tije
Want doen ghij mij vercocht den Ismaeliten blije,
Ten was geen wreetheijt te dien stonden
Noch uwen raet, maer Godt heeft mij hier gesonden
1765[regelnummer]
Opdat ghij hier spijse sout vinden en niet vergaen.
Zoo heeft mij Godt deze overheijt hier gedaenGa naar voetnoot1766
Dat ick de tweede ben naer Pharao triumphant.
Want twee jaren heeft nu deze dierte gestaenGa naar voetnoot1768
En noch in vijff jaren en salmen zaeijen oft maeijen tlant.
1770[regelnummer]
Dus gaet ontknoopen mijn vader den droeven bant,
Alsdat ick noch leve om zijn verschoonen.Ga naar voetnoot1771
Met u kinders kinderen sult int lant Jesse woonen.Ga naar voetnoot1773
Daer sal ick u voeden en deucht bethoonenGa naar voetnoot1774
1775[regelnummer]
Opdat u geen voetsel en gebreke.
Ziet, u oogen zien dat ick met u spreke.
Vercondicht mijnen ende uwen vader wat ghij hoort en siet
Vande heerlijckheijt in Egipten die mij is geschiet.Ga naar voetnoot1778
Gaet met mij binnen, ick salt u breeder narreren,
1780[regelnummer]
Want ghij zijt mijn broeders, ick moet u feesteren.Ga naar voetnoot1780
Willecom, Benjamin, therte is tot u genegen,
Want van eenen vader hebben wij in een lichaem gelegen.aant.
Rachel heeft ons gedregen met last verdragende barensnoot.aant.
U barende, broeder, moest zij sterven de doot.Ga naar voetnoot1784
1785[regelnummer]
Willecom, cleijn ende groot, broeders, weest verheucht!Ga naar voetnoot1676-1785Ga naar voetnoot1785
Ruben
O Joseph, broeder, wij dancken u der deucht!Ga naar voetnoot1786
Deur u, saechtmoedige jeucht, comt ons veel genaden.Ga naar voetnoot1787
Joseph
Comt, broeders, ick sal u wat beraden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laet ons gaen totten coninck binnen zijnen palleijse
1790[regelnummer]
En dan suldij, broeders, aennemen die reijse.Ga naar voetnoot1790
Paussa.
Pharao
O Joseph, heere, mij is gedaen een goede tijdinge
Van uwen broeders, soo heb ickt gehoort!
Dat sij comen sijn, tis mij verblijdinge.
Zij sijn mij willecom. Gaet, doet hem trappoortGa naar voetnoot1794
1795[regelnummer]
Dat zij mij gaen halen rechte voortGa naar voetnoot1795
Uwen ouden vader hier ter stede.
Hem te zien ben ick zeer becoort!Ga naar voetnoot1797
Gaet, doet hem wagenen en alle gereetschap mede
En brengen sijn vee, kinderen, wijven, - tis mijn bede -Ga naar voetnoot1798-1799
1800[regelnummer]
Om woonen in mijn lant alle gelijcke.Ga naar voetnoot1800
Want ghij hebt meer verdient dan ick u oijt dede.
Dus staet voor hem open geheel mijn rijcke.Ga naar voetnoot1791-1802
Joseph
Danck hebt, mogende heere autentijcke,Ga naar voetnoot1803
Ga naar margenoot+Van alle tgene dat ghij mij doet te gadere.
1805[regelnummer]
Ick hebbe verlangen te siene mijn oude vadere.
Mijn vleesch, mijn bloet deur derven [......]
Pharao
Joseph, mijn vrindt, dat hij comme [......]
Ick en wils niet ontbeeren nu h[......]
Dat hij al herwaerts brenghe d[......]
1810[regelnummer]
Welck hem aenkleeft wil ick v[......]Ga naar voetnoot1810
Zoo lange alst hem belieft, sal hij hier woonen.
Joseph
Danck hebt, heere, Godt moet u loonen.
Mijn vader gaen ick ontbien van stonden an.Ga naar voetnoot1813
Mijn broeders sullender haer haesten om hem t[......]aant.
Sij gaen binnen ende de broeders gaen reijsen.
Paussa cleijn.
Ruben
1815[regelnummer]
Noijt beter spoet, noijt herte soo blijeGa naar voetnoot1815
Als wij nu ten tije hebben vercregen, Godt danck,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Joseph, ons broeder, deur zijn sorgerije.Ga naar voetnoot1817
Int Egipsche crije is gejont vrij en vranckGa naar voetnoot1818
Te woonen met al ons huijsgesin ons leven lanck,
1820[regelnummer]
En noch beteren ontfanck, broeders, hebt ghij gesien.
Juda
Broeders, noijt beter avontuere en mocht geschien.Ga naar voetnoot1821
Laet ons doordien ons thuijswaert spoeijen.
Want onsen vader sal hem met wachten vermoeijen.
Oock sal hem vernoeijen dit lange beijen.Ga naar voetnoot1824
Ruben
1825[regelnummer]
Corts sal vertroost werden zijn bitterlijck schreijen,Ga naar voetnoot1825
Want beclagende int scheijen noch Josephs doot.Ga naar voetnoot1826
En nu hij noch levende is, hoort, broeders minioot,Ga naar voetnoot1827
Zoo en mogen wij bloot hem soo haest niet uuten,Ga naar voetnoot1828
Want men vint ter werelt geen droefheijt soo groot
1830[regelnummer]
Daer den mensche soude mogen affcomen in noot.Ga naar voetnoot1830
Groote blijschap doet den mensche veeleer therte sluijten.Ga naar voetnoot1831
Hoe wonderlijck, broeders, zijn oock Godts virtuijten.Ga naar voetnoot1832
Ga naar margenoot+Met sijns drooms beduijtsel wouden wij spotten en guten,Ga naar voetnoot1833
Maer wij vindent nu waerachtich sonder falen.Ga naar voetnoot1834
1835[regelnummer]
Ziet, broeders, alreet zijn wij uut degipsche palen.
Nu wij tlant Canaan comen vast nadere.
Dus gaen wij cloeckelijck aen sonder dralen,Ga naar voetnoot1837
Opdat verhoort woort onsen lieven vadere.
Jacob, sittende in zijnen stoel.
Hoe ben ik ontpaijt, o Godt der genaden,Ga naar voetnoot1839
1840[regelnummer]
Druckich deurlaijt - staet mijn in staden -Ga naar voetnoot1840
Midts tderven mijns kinderen te dezer spatie!aant.
Want de natuere en mach geen dinck meer schadenGa naar voetnoot1842
Dan droeffheijt, mij houdende in dolatie.Ga naar voetnoot1843
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O kinders, dits wel een lange tardatie.Ga naar voetnoot1844
1845[regelnummer]
U dus te derven tdoet mij druck verpachten.Ga naar voetnoot1845
Therte versuchtende neijcht tot desperatie.
Schreijende deur droeffheijt dagen en nachten,
Nochtans hopende, wil ick lijdtsamich verwachten.
Maer tvalt mijnen ouderdom, Heere, te swaer,Ga naar voetnoot1849
1850[regelnummer]
Want elck ure dunckt mij wel seven jaer.
Juda
Danck hebbe Godt, broeders! Dese reijse is claer!Ga naar voetnoot1851
Therte is, voorwaer, tot blijdschap suscerende.Ga naar voetnoot1852
Welvarende, gesont zijn wij alle gaer.
Broeders, eenpaer zijt verjubilerende:Ga naar voetnoot1854
1855[regelnummer]
Ick zien onsen vader sitten, fantaserende.Ga naar voetnoot1855
Hem sullen wij sijn recreerende metter spoet.
Laet ons hem groeten.
Ruben
Vader Israel, zijt gegroet!
Grijpt blijden moet, vrij sonder hoonen.Ga naar voetnoot1859
1860[regelnummer]
Ontfanght goede mare, noijt tijdinge soo goet!
Weet dat Joseph noch leeft, uwen beminden sone!
Jacob staet op ende rust weer neer.
Rijst uut den droeven stoel, vader ijdoone;Ga naar voetnoot1862
Laet uwen persoone werden met blijschap bespraeijt!Ga naar voetnoot1863
Jacob
Sinnen, memorie, tis al verdraeijt!Ga naar voetnoot1864
1865[regelnummer]
Ick en weet weer ick loope, slape ofte wake.Ga naar voetnoot1865
Ga naar margenoot+Joseph te leven! o wonderlijcke zake!
Tis ongelooffelijck dat ghij mij te[......]
Zijn rocxken gescheurt, bebloeijt [......]
Van eender beesten die hem verslonden heeft.aant.
Juda
1870[regelnummer]
Soo waer als Godt is, vader, dat hij noch leeft.
Wij hebben hem gesien, gesproken, dus zijt blije,
En broot met hem gebroken, geseten neven zijn zije.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ons heeft hij onthalst met tranen abondant.Ga naar voetnoot1873
Hier Benjamin en Sijmeon, dus geloovet, gije!
1875[regelnummer]
Oock zent hij u, vader, een perfixen pant,Ga naar voetnoot1875
Want hij is een heere over al Egipten lant.
Buijten zijns raets en werter niet gedaen.
Den coninck bemint hem deur sijn wijs verstant.
Dus, vader, en weest niet ongeloovich int verstaen.
Benjamin thoont hem een cleet.
1880[regelnummer]
Siet, vader, dit heb ick van Joseph, mijn broeder, ontfaen,
En noch drijhondert silveren penningen mede.Ga naar voetnoot1880-1881
Ruben
Elck twee schoone juweelen, vader, hij ons dede.Ga naar voetnoot1882
Oock ist zijn bede, daertoe sconinckx ontheet,Ga naar voetnoot1883
Dat wij bij hem comen woonen in vreden.
1885[regelnummer]
Dus om daer te reijsen, vader, laet ons maken gereet.
Want wagenen sullen ons wensch comen, Godt weet,Ga naar voetnoot1886
En thien eselen zent hij met goet geladen
En thien ezels met broot en alle zaden,Ga naar voetnoot1887-1888
Al uut genaden. Gelooft dat hij noch int leven is
1890[regelnummer]
En in Egipten zoo machtich verheven is,
Want in wijsheijt en isser niemant zijns gelijck
Naest den coninck machtich en rijck.aant.
Jacob staet op uuten stoel.
O levende Godt Abrahams autentijcke,Ga naar voetnoot1893
Joseph te leven! Dies ick vreucht rape
1895[regelnummer]
Als die lange geweest hebbe in swaren versijcke.Ga naar voetnoot1895
Droomende ontspringe ick uut den slape.aant.
Den geest wert levende van uwen knape.Ga naar voetnoot1897
Ga naar margenoot+Heere, u wercken sijn wonderlijck, niet om gronden.Ga naar voetnoot1898
Helpt mij, sone, dat ick vreucht betrape.Ga naar voetnoot1899aant.
1900[regelnummer]
Mijn soon scheen doot sijn, is levende bevonden.Ga naar voetnoot1900
O Godt, noijt blijder mare en mocht zijn gesonden
Den ouden, out, ongevallich, grijs van hair.Ga naar voetnoot1902aant.
Ick hebbe genoech. Heere, ick en begeere schadt oft pont.Ga naar voetnoot1903
Nu mijn sone leeft, is geblust mijn lijden swaer.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1905[regelnummer]
Ick woude alreede dat ick bij hem waer!
Ruben
Dat hij leeft, vader, blijckt int claer
Bij tghene dat wij hebben met gebracht.
Laet ons gaen binnen. Daer zuldijt int openbaerGa naar voetnoot1908
Moghen aenschouwen, vader eerweerdich, geacht.
Juda
1910[regelnummer]
U compste, vader, wert daer seer gewacht.
Deur blijschap weenende groetinge doet hij u ontbieden.Ga naar voetnoot1911
Wij sullent u allencxkens noch beter bedieden.Ga naar voetnoot1912
Jacob
O sone, Godt heeft dit laten geschieden
Opdat, wij in noot sijnde, hij ons woude ontfangen.aant.
1915[regelnummer]
Dus willen wij derwaerts haest schicken ons gangen,Ga naar voetnoot1915
Want aen allen sijden is groot verlangen.
Paussa.
Jacob gaet reijsen met alle zijn kinders met veel volckx.
Therte is mij naer mijn zone soo lustende,
Dat dit reijsen, voorwaer, cleijn pijn doet.
Hier ter stede, zonen, willen wij ons sijn rustende.
1920[regelnummer]
Want tis daer Abraham in voorleden termijn soetGa naar voetnoot1920
Met Abimelech hem verbant. Tdunckt mij hier te sijn goet
Om maken een offerhande Godt Abraham, Isaackx vadere.Ga naar voetnoot1920-1922
Dus laet ons hier rusten te nacht alle gadere.
Godt, sprekende uuten throon.
Jacob! Jacob!
Jacob
1925[regelnummer]
Siet, hier ben ick ontrent!
Godt
Ick ben die aldersterckste Godt uwes vaders omnipotent,aant.
Oock die u heb gesent. Staet op, en haest u zeere
Te trecken naer Egipten. Zijt obedient
En vreest oock niet tot geenen keere.Ga naar voetnoot1929
1930[regelnummer]
Ick sal met u trecken, want ick ben de Heere
En u daer maken tot eenen volcke zeer groot.
Joseph zal u ooghen sluijten en noch meereGa naar voetnoot1932
Sal ick u hier weder bringen naer u doot.Ga naar voetnoot1921-1933
Jacob
O levende Godt, vader miniooijt,Ga naar voetnoot1934
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob staet op ende sent Judam in Egipten voren.
Die barmherticheijt beweest aen allen mijn saet,
Wie in u betrout en verlaet ghij niet ter nooijt.Ga naar voetnoot1936
Wonderlijck, ongrondelijck, Heere, soo is u daet.
Om tscheppen oft regieren en is niemant uwen raet.
Dus alle dat leeft moet u lauderen,Ga naar voetnoot1939
1940[regelnummer]
Hoort, zone Juda, spoet dat ghij gaet
Voren in Egipten sonder dilaijeren.Ga naar voetnoot1941
Wilt Joseph, mijnen zone, adverterenGa naar voetnoot1942
Dat hij mij tegencome in Jesse sonder beijden.
Dus gaet, mijn zone, Godt wil u geleijden.Ga naar voetnoot1944
Jacob binnen met al dander.
Juda
Vader adieu. Verre ben ick alreede van doen wij scheijden.
Dus blijff ick loopen al op een pas.Ga naar voetnoot1946
Ick ben jonck en sterck van leden, ras.
Dies ick alreede ben in Egipten geraeckt.
Dat is tsconinckx pallaijs, noijt man soo blij en was.
Joseph comt uut.
Zach ick nu mijn broeder daer therte naer haeckt
Opdat ick hem mocht spreken ongelaeckt,Ga naar voetnoot1951
Zoo werd ick ontcommert van mijnen last te male.Ga naar voetnoot1952
Holla, ick zien hem gaen wandelen in zijn sale.Ga naar voetnoot1953
O Joseph, broeder, zijt hertelijck gegroet!
1955[regelnummer]
Hoort mijn belasten, hoe dat ick principaleGa naar voetnoot1955
Ben hier gesonden van onsen vader goet
Om u te seggen hoe ghij metter spoet
Hem wilt tegencomen in Jesse vrijelijck.
Joseph
Wel, broeder, ick sal. Noijt blijder tijdingheaant.
1960[regelnummer]
En quam mij noijt te geenen daghen.
Dus, broeder, sal ick laten inspannen mijnen wagen
Opdat ick mijnen lieven vader reijse int gemoete.aant.
Best gaen ick mijn dienaers seggen zonder vertragen
Dat zij oock met mij reijsen te voete,
1965[regelnummer]
Want bitterheijt woort haest verkeert int soete.Ga naar voetnoot1965
Paussa.
Jacob comt uut met alle zijn volck.
Siet, kinderen, nu zijn wij in Jesse gecomen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Joseph uut met sijn volck.
Sonder voorts te reijsen zal ons naecken confort.Ga naar voetnoot1967
Och, mijn zone te siene, het sal mij vromen!Ga naar voetnoot1968
Juda is hem gaen doen trappoort.Ga naar voetnoot1969
1970[regelnummer]
Dus hem hier te wachtene seer wel behoort.
Uutnemende blijschap comt mij omvangen,
Ick hoore ende zien volck, dus vreucht oorboort!Ga naar voetnoot1972
Ist hijt oft niet? Tonswaerts neemt hij sijn gangen.aant.
Hoe hij naerder is, hoe meerder verlangen!
Joseph
1975[regelnummer]
O sinnen, memorie, verstant, zijt niet ontgaende!Ga naar voetnoot1975
Ick sien mijnen vader, noijt meerder jolijt!
O lichaem vol blijschappen, houdt u doch staende
Dat ick mijnen vader toeloope zonder respijt!
Blijft ghijlieden hier eenen cleijnen tijt.
1980[regelnummer]
Heere, die mij gespaert hebt soo lange tleven
Dat ick mijnen vader aensie. Dus wil ick subijt
In mijnen ermen hem vangen. Willecom, vader verheven!
Jacob ende Joseph hebben malcanderen inde ermen.
Willecom, zone Joseph, mij nu zijnde beneven,
Die wert verdreven zijt mij nu weder gegeven,
1985[regelnummer]
Niet absent gebleven deur Godts werck goet.
Joseph
O willecom, vadere!
Jacob
Sone Joseph, mijn vleesch, mijn bloet,
Aen Rachels borsten gevoet uut minnelijcke adere!Ga naar voetnoot1988aant.
Joseph
O minnelijcke vadere!
Jacob
1990[regelnummer]
O mijn kindt, nu zijn wij weder te gadere!
U aensien verheucht mijn herte, zin ende moet.
Joseph
O willecom, vadere!
Jacob
Sone Joseph, mijn vleesch, mijn bloet,
Nu sal ick blijelijcken sterven met vreuchden soet,
1995[regelnummer]
Nu ick daensicht gesien hebbe van u, mijn liefste kint.Ga naar voetnoot1994-1995
Joseph
O vader, die mijn ziele bemindt,Ga naar voetnoot1996
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doogen vol tranen tgesichte mij verblint.
O mijn vader, mijn vrint, blijschap geeft ghij mij te loone.
Jacob
Mijn herte is oock vol vreuchden, beminde zone,
2000[regelnummer]
Nu ick uwen persoone mach nemen metter hant.
Dus wil ick Gode loven abondant,Ga naar voetnoot2001
Knielende int zant te dezer spatie.Ga naar voetnoot2002
Als Jacob dit spreeckt knielen zij alle.
Jacob
Looft den Heere, alle ghij Israelsche generatie,
Op herpen, simbalen, singende een nieu liet.
2005[regelnummer]
O Godt, ghij zijt mijn toevlucht, mijn confortatie.Ga naar voetnoot2005
Ghij verheft den cleenen ende geeft hem gratie.Ga naar voetnoot2003-2006
Den bedructen helpt ghij uut alle verdriet.
Want die eens doot hiet, sien mijn oogen nu, siet.
Sijn stemme hoor ick, dies ick vreucht vermeere.
2010[regelnummer]
Ende dat deur u, o mogende Heere.
U en sal ick affwijcken te geenen keere,
Want mijn siele door u in vreuchden leeft.
Loff sij de Heere van al dat adem heeft!Ga naar voetnoot2014
2015[regelnummer]
Loff zij u, Heere, hoochste president,
Diet ter werelt hier al regeert,
Op Cherubim geseten, schepper van tfirmament,Ga naar voetnoot2016-2017
Heijlich sij uwen name, eeuwich, sonder ent,Ga naar voetnoot2018
O geslachte Israels obedient,
2020[regelnummer]
Want in vetticheijt der aerden hij sijn schaepkens sustineert.Ga naar voetnoot2020aant.
Inden tijt des drucx laet hijse niet verloren.
Sonne, mane, sterren, dal hem laudeert.Ga naar voetnoot2022
Vogelen, visschen, looft den Heere vercoren.Ga naar voetnoot2023
Ja, al dat leeft off dat sal werden geboren,Ga naar voetnoot2024
2025[regelnummer]
Danckt, looft, bidt, soeckt, alleene prijs hem geeft.Ga naar voetnoot2025
Loff sij de Heere van al dat adem heeft!
Hongerich, dorstich, mijn ziele voor u stont.Ga naar voetnoot2027
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mij hebdij versaeijt, Heere, inden noot.Ga naar voetnoot2028
Rechte oordeelen spreect uwen mont,Ga naar voetnoot2029
2030[regelnummer]
Ziende uuten hoogen tot inden neersten gront.Ga naar voetnoot2030
U barmherticheijt is boven den hemel miniootGa naar voetnoot2031
Ende u waerheijt strect tot aen die wolcken groot.Ga naar voetnoot2031-2032aant.
Niet en gaense verloren die op u betrouwen.Ga naar voetnoot2032-2033
Mij hebdij deursocht, Heere, voor mijn doot.Ga naar voetnoot2034
2035[regelnummer]
Dat ick minde en quijt was, laet ghij mij weder aenschouwen.aant.
Mijnen wech hebdij gevoordert in alle landouwen.Ga naar voetnoot2036
Wie mij aff ginck, ghij altijt bij mij bleeft.Ga naar voetnoot2037
Loff zij den Heere van al dat adem heeft!
Prinche
O goddelijcke Prinche, Vader omnipotent,
2040[regelnummer]
Die mij en mijn zone Joseph soo lange hebt gespaert,Ga naar voetnoot2040
Ga naar margenoot+En gemaeckt, Heere, uwen wille bekent,
Naer Egipten mijnen sone voorgesentGa naar voetnoot2042
Omdat ick voor den dieren tijt sou werden bewaert.Ga naar voetnoot2043
O Heere, wonderlijck zijn u wercken vermaert.Ga naar voetnoot2044
2045[regelnummer]
U moet ick loven met al dat mij aencleeft.Ga naar voetnoot2045
Loff zij u, Heere, van al dat adem heeft!
Joseph
O liefste vader, wilt u vander eerden rijsen.
Ick sal den coninck u compste gaen narreren,
Opdat hij u een bequaem plaetse mach wijsenGa naar voetnoot2049
2050[regelnummer]
Van wel te woonen. Vader, wilt u verjolijsen.
Zoo suldij deze plaetse Jesse begeeren.Ga naar voetnoot2051
Ende als hij u vraecht, broeders, na u hanteren,Ga naar voetnoot2052
Seght: Heere, wij, u knechten onderdaen,aant.
Connen het vee zeer wel gouverneren,Ga naar voetnoot2054
2055[regelnummer]
Want met tselfde hebben wij onse jonckheijt saen
Tot noch toe, wij en onse vader, met omgegaen. -
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omdat ghij int lant mocht woonen te gaer.Ga naar voetnoot2057
Tis tvruchtbaerste van Egipten ende het beste graen
Dat daer op wast. Dus, lieve vadere,Ga naar voetnoot2048-2059
2060[regelnummer]
Trecken wij bijden coninck, die uut minnelijcke adereGa naar voetnoot2060
U compste blijdelijck verwacht vroech ende spade.
Jacob
Soot u belieft, zone. Met uwen rade
Willen wijt doen met Godts genade.
Paussa.
Jacob, Joseph ende Ruben uut.
Pharao.
Een vrindelijcke, blijde tijdinge heb ick ontfangen,
2065[regelnummer]
Alsdat Josephs vader is comen int lant.
Om hem taensiene heb ick verlangen,
Mij is hij willecom deur sijns zoons wijs verstant.
Joseph
Gegroet zijt, mogende coninck triumphant!
Ga naar margenoot+Siet, hier is mijnen vader, mijnen weersten pantGa naar voetnoot2069
2070[regelnummer]
Die ick ter werelt weet oft aenschouwen can.
Pharao
Willecom vrint, vader, lieven ouwen man!
Zeer willecom sijdij, dat kenne Godt voorwaer.Ga naar voetnoot2072
Believet u, in mijn lant suldij u onthouwen dan.Ga naar voetnoot2073
Ende wat u noot is, suldij hebben voor ende naer.
Jacob knielende
2075[regelnummer]
Dat moet u loonen, mogende coninck eerbaer,
Den Godt mijns vaders diet al can loonen.
Want wij, u knechten, heere, dats claer,
En connen u die vrintschap qualijck bethoonen.
Pharao
Rijst vander aerden, vader, om u verschoonen.Ga naar voetnoot2079
2080[regelnummer]
Joseph heeft hondert mael meer verdient aen mij.
Maer zegt wat hanteringe doen u zonen?
Waermet gaen sij omme oft wat connen zij?
Jacob
Mijn soonen, u dienaers, heere, connen vrij
Metten beesten ende vee seer wel omme gaen.
2085[regelnummer]
Geerne vroech ende spade sijn zij daerbij,
Want zij haer dies oock seer wel verstaen.Ga naar voetnoot2086
Pharao
Voorwaer, den handel staet mij seer wel aen.
Dus suldij gaen, Joseph, mijn beste vrindt,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haer die beste plaetse soecken die haer dient.
2090[regelnummer]
Mij dunckt: in Jesse is die beste landouwe
Die hier ergens mach liggen omtrent.
Dus geeft haer die plaetze, Joseph getrouwe,
En wat sij begeeren, want tbehoort al ouweGa naar voetnoot2093
Wat ick in mijn lant hebbe, hoij, graen oft saet.
2095[regelnummer]
Ghij hebbet gewonnen door uwen wijsen raet.
Joseph
Ick dancke, u mogende coninck delicaet.Ga naar voetnoot2096
Uwen goetwilligen raet verheucht mij in dezen,
Want ick u voor mijn vader gepresen
Dees plaetze Jesse hertelijcken begeeren moet.
Pharao
2100[regelnummer]
Wel, Joseph, laetze hen daer gaen generen soetGa naar voetnoot2100
Oock sonder ontbeeren goet mijn beesten algelijcke
Dat zij die oeffenen en hem generen moet.Ga naar voetnoot2102aant.
Hen wil ick noch bedt voorderen in alle mijn rijcke.Ga naar voetnoot2081-2103Ga naar voetnoot2103aant.
Jacob
Danck hebt, mogende heere.
Pharao
2105[regelnummer]
Compt alle gelijcke in mijn hoff om verjubileren.Ga naar voetnoot2105
U moet ick willecom heeten,
Niemandt en wijcke.
Joseph
Wij volgen u, heere, sonder dilaijeren.Ga naar voetnoot2108
Comt met mij doch, lieve vadere,
2110[regelnummer]
Wij willen den Heere van sijn wercken lauderen,
Want hij ons behouden heeft alle gadere.
Hij is den raetsman, een wijs beradere.
Dus, broeders, volcht ons om vreucht vermeeren.
Druck ende tegenspoet can Hij haest verkeeren.Ga naar voetnoot2114
Paussa.
Dit is de conclusie van dit spel.
Simpel Verstant, een dorpman.
2115[regelnummer]
Verwondert, perplecxt, de sinnen verdraeijt staenGa naar voetnoot2115
Van alle dat ick speelwijs hebbe zien vertoogen.Ga naar voetnoot2116
Daerop fantaserende moet ick mispaeijt gaen.Ga naar voetnoot2117
Och, wie salt mij interpreteren mogen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opdat ick, Simpel Verstant, niet en werde bedrogen.
2120[regelnummer]
Want den simpelen sietmen lichtelijcken sneven.Ga naar voetnoot2120
En al mocht ick mij totter schriftueren poogen,Ga naar voetnoot2121
De letter doot, maer den geest doet leven.Ga naar voetnoot2122
Schriftuerlijck Bewijs, eenen man met eenen langen swerter keerel.
O Simpel Verstant, u come ick beneven,Ga naar voetnoot2123
Opdat ick u in als mach consolerenGa naar voetnoot2124
2125[regelnummer]
Ende van dezen Joseph geestelijck interpreteren,Ga naar voetnoot2125
Ende naert betuijgen de heijlige schrift moraliseren.Ga naar voetnoot2126
Weest niet ontpaijt.Ga naar voetnoot2127
Schriftuerlijck Bewijs
2130[regelnummer]
Hoort: Jacob is Godt, die opperste Heere,
En Joseph is Christus, den Zone delicaet.Ga naar voetnoot2131
Ons gesonden soo wert veracht sijn leere.
Gelijck de broeders Josephs droom hebben versmaet,
Soo hebben schrijben Christus' woorden oock gehaet.Ga naar voetnoot2134
2135[regelnummer]
Op hem grimmende hebben subtijlen raet gesochtGa naar voetnoot2135
Om hem te vangen als daer geschreven staet.
Zoo hebben sij hem om dertich penningen vercocht.
Dit heeft Quaet Ingeven ende Nijdich Herte gewrocht.
Dies men tijrannelijck zach haer quaetheijt wreken.Ga naar voetnoot2139
2140[regelnummer]
Want doen Christus voor haerlieden is gebrocht,
Hebben zij, quaet dinckende, thooft tesamen gesteken
Gelijck de broeders Joseph sagen comen gestreken,Ga naar voetnoot2142
Hielden raet, ende hebben gereetschap gemaecktGa naar voetnoot2143aant.
Om hem te dooden; tis claer gebleken.
2145[regelnummer]
Metter herten hebben sij twerck niet versaeckt.
Ziet, dit is den Joseph die zij ontkleeden naeckt,
Samen knielende.
Hier schuijft Schriftuerlijck Bewijs de gordijne ende thoont eenen bloedigen Godt, staende met een riet in zijn hant | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tusschen twee schriftgeleerde, hebbende elck een slippe van Christus' mantel inden mondt; soo spreect Schriftuerlijck Bewijs al knielende dit naer volgende:
Ga naar margenoot+En sijn kleet bloedich maecken naer haer behagen.Ga naar voetnoot2147
Zij waren de beste, - den keest wel smaeckt -Ga naar voetnoot2148
Die den rechten Joseph hebben gewont, geslagen.
2150[regelnummer]
Sij en kendens niet, al diet aensagen.Ga naar voetnoot2150
Ten scheen geen mensche maer een leproos te sijne.Ga naar voetnoot2151
Nochtans eenich lijden, is Esaias gewagen,
Eenichsins compareren bij tmijne.Ga naar voetnoot2152-2153
Dit is den rechten Joseph, de goddelijcke divine,Ga naar voetnoot2154
2155[regelnummer]
Hetwelck u speelwijs is geopenbaert.
Hier schuijftmen de gordijne weder toe ende staen beijde weder oppe.
Simpel Verstant
O vrindt, ick dancke u der goddelijcker doctrijne.
Ghij sijt, heere, die gesonden wert
Totten menschelijcken geslachte, soo ghij verclaert.
Dies ick u loff en danck eeuwich moet zeggen.
Schriftuerlijck Bewijs
2160[regelnummer]
Die vrouwe die Joseph tenteerde - hoort mijn uutleggen -,Ga naar voetnoot2160
Was die booze geest die Christum riet,Ga naar voetnoot2161aant.
Zeggende: valt voor mij neder; al dat ghij ziet,
Hier, des werelts schadt, sal ick u geven.
Sgelijckx boot die vrouwe Joseph. Hoort doch tbediet.Ga naar voetnoot2161-2164
2165[regelnummer]
Maer hij is oock zuijver ende reijn gebleven.
Hier schuijftmen nocheens ende thoont de verrijsenisse Christi met tcruijs ende vaen inde hant, halff naect met eenen rooden mantel.
Ga naar margenoot+
Schriftuerlijck Bewijs
Knielt dan neder en ziet hoe triumphant
Desen Joseph noch levende is in wesen.
Heetende gedoot te wezen ignorantGa naar voetnoot2168
Is weder opgestaen ende levende verresen.
2170[regelnummer]
Godt heeft hem geexalteert ende geprezenGa naar voetnoot2170
Ende met hem gemaect een vast verbont:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gouverneren zijn rijcke voor drucx genezen,
Gelijck Joseph in Egipten die overheijt is gejont
En sijn broeders behouden heeft te dier stont.
2175[regelnummer]
Sgelijckx sijn wij deur Christum al behouden.
Dit is den Joseph die ons maect gesont,
Voor wien alle knien moeten vouwen.Ga naar voetnoot2177
Dit is den Joseph die elck behoet voor benouwen,
Dit is den Jozeph, spijsende menschen natie.Ga naar voetnoot2179
2180[regelnummer]
Veracht ende versmaet, noch is hij vol trouwen,
Deur sdoots verrijsen ons gevende gratie.Ga naar voetnoot2181
Simpel Verstant
Loff, goddelijcke Joseph, levende broot,
Gedaelt uut svaders schoot tot onzer batenGa naar voetnoot2182-2183
Opdat ghij u broeders, jae, cleijn en groot,
2185[regelnummer]
Zout helpen uuter noot ende geensins verlaten.
Ghij sijt den getrouwen Joseph die boven maten
Dus spijst ende bewaert alle gelijcke.
Ghij sijt den heijligen Joseph die uut caritaten
Ons begeert te ontfangen in u rijcke.
2190[regelnummer]
Veel hebdij geleden, dat is publijcke.
Als een roofschaep geweest, vercocht en geslagen,Ga naar voetnoot2191
Opdat ghij ons sout helpen uut alle versijcke.Ga naar voetnoot2192
O getrouwen Joseph, die zorge hebt gedragen
Dat wij ontkomen sijn die benaude dagen!
2195[regelnummer]
Gelijck Israel deur Joseph creech confortatie,Ga naar voetnoot2195
Zoo sijn wij bevrijt voor alle plagen,
Deur sdoots verrijsen ons gevende gratie.
Schriftuerlijck Bewijs
Dit is den rechten Joseph, zoo Davit belijdt,Ga naar voetnoot2198aant.
Die door smenschen oogen was bekent.
2200[regelnummer]
Dits den Joseph die nu heet Christus Jesus gebenedijt.
Dit is den weersten zone van vader bemint,
Die welcke hij sent totten broeders verblint
Die hem smadelijcken hebben getracteert.Ga naar voetnoot2203
Deur desen Joseph is doot, duijvel, helle verslint.Ga naar voetnoot2204
2205[regelnummer]
Al datter leeft hem doch obedieert!
Van elck moet hij werden geeert
Van onder aerden tot boven tshemels engien.Ga naar voetnoot2206-2207
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heijlich sij zijnen name geconformeert,Ga naar voetnoot2208
Hij mach geven ende nemen sonder ontflien.Ga naar voetnoot2209
2210[regelnummer]
Zonder desen Joseph en mocht geensins geschien
Verlossinge van sdoots blamatie,Ga naar voetnoot2211
Want hij is ons toevlucht, ons borcht voor alle lien,Ga naar voetnoot2212
Deur sdoots verrijsen ons gevende gratie.
Simpel Verstant
O princelijcke Joseph, Heere omnipotent,
2215[regelnummer]
Deur u sijn wij ontwent doots hongerige punitie.Ga naar voetnoot2215
O hoochste regeerdere van tfirmament,
Eenich Godt, sonder ent, rechtveerdich in justitie,Ga naar voetnoot2217
Ghij hebt ons beschermt voor tsvijants malitie.Ga naar voetnoot2218
Die op U betrout, hebben recreatie,Ga naar voetnoot2219
2220[regelnummer]
Want ghij wilt barmherticheijt en geen sacrifitie,Ga naar voetnoot2220
Deur sdoots verrijsen ons gevende gratie.
Hier schuijftmen de gordijne toe ende zij staen van beneden oppe.
Schriftuerlijck Bewijs, u danck ick te deser spatie,
Van tuijtleggen des spels vol goeder intentie.Ga naar voetnoot2223
Hij is den rechten Joseph, dats mijn credentie,Ga naar voetnoot2224
2225[regelnummer]
Soo ick figuerlijck gesien hebben ende gehoort.
Schriftuerlijck Bewijs
Doet dan voortaen u diligentieGa naar voetnoot2226
En volcht hem naer in deuchden voort,aant.
Van u jagende Nijdich Herte vol alder discoort.Ga naar voetnoot2228
Woort oock niet verleijt deur Quaet Ingeven,
2230[regelnummer]
Maer volcht desen Joseph, het levende woort,
Die elcken can bevrijen voor suchten ende beven.Ga naar voetnoot2231
Simpel Verstant
Ick sal, lieve, getrouwe vrint verheven.
Uwen oorloff wilt, bidde ick, aen elcken geven.Ga naar voetnoot2233
Schriftuerlijck Bewijs
Wij wenschen u hier naermaels het eeuwich leven
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2235[regelnummer]
Met ons groeijende lancxkens in konsten cleene.Ga naar voetnoot2235aant.
Bevolen blijft Jesus van Nazareene.
Dit spil is gecocht voor den camer
Der Fiolieren tot Sgravenpolder op den
Drij conijngen dach int jaer 1701.
Ga naar margenoot+Personnagien
Lanck 2267 regulen, twert u vermelt;
Soo sijn de halve voor heele getelt.
|
|