'Joseph, een historiaalspel van Jeronimus van der Voort (?)'. In: Jaarboek De Fonteine
(1973-1974)–Jeronimus van der Voort– Auteursrechtelijk beschermdVergelijking van het spel met de bron (Genesis 37:1-47:12)In tegenstelling tot bijvoorbeeld verschillende buitenlandse bewerkers van de Joseph-geschiedenisGa naar voetnoot8, maakt de auteur van het rederijkersspel geen gebruik van enige andere bron dan de bijbel. Hij volgt het verhaal nagenoeg op de voet; precies zoals zijn bron treedt hij, naarmate de geschiedenis vordert, steeds meer in details. Tot afwijkingen van zijn voorbeeld, in positieve of negatieve zin, komt hij vooral tengevolge van de transpositie van de vertelling in een ander medium. Twee grote, maar zeer voor de hand liggende coupures die hij zich veroorlooft, zijn het weglaten van de geschiedenis van Juda en Thamar (Gen. 39), die niets met die van Joseph te maken heeft, en van de geslachtsinventaris (Gen. 46:8-8), die uiteraard moeilijk te ensceneren is. Van meer betekenis is, dat hij ook niet bewerkt: het gebeuren tijdens Josephs verblijf in de Egyptische gevangenis met het daarop aansluitende relaas van Pharao's dromen (Gen. 40:1-7); de beschrijving van Josephs optreden als onderkoning (Gen. 41:46-42:1) en het verhaal over de maaltijd die Joseph zijn broers aanbiedt, als zij met Benjamin voor hem verschijnen (Gen 43:31-34). De meeste van deze coupures getuigen van een streven naar efficiency. Wat in de gevangenis is voorgevallen, wat Pharao heeft gedroomd, komt in de bron nog een tweede keer ter sprake, zij het, wat de gevangenisperiode betreft, zeer beknopt. Hetzelfde geldt ook voor een detail als het | |
[pagina 60]
| |
terugvinden van de koopsom van het koren in de korenzakken door alle broers (en niet alleen Levij), waarvan we pas iets horen als Jacob gebiedt het geld weer mee terug te nemen en, uitvoeriger, als de broers de Dispensier in vertrouwen nemen en vertellen wat hun overkomen is. Het is voor de auteur ook uit dramatisch oogpunt, weinig aantrekkelijk in herhalingen te moeten vallen en het ligt voor de hand dat hij een keuze doet. Uiteraard valt die uit in het voordeel van de latere fase, waarin het vroeger gebeurde, in verhaalde vorm, is ingesloten. Met betrekking tot de maaltijd, die Joseph zijn broers bij hun tweede bezoek aanbiedt, liggen de zaken iets anders. De bron komt naderhand niet meer op die maaltijd terug, en het spel evenmin. De mogelijkheid mag niet worden uitgesloten, dat het spel oorspronkelijk wel een maaltijdscène heeft bevat - rederijkers draaiden daar hun hand niet voor om - die dan gestaan zouden hebben op de plaats waar de tekst thans nog een duidelijk hiaat heeft: tussen de opdracht van Joseph om zijn beker te verstoppen (scène 28a, vs. 1554-1569) en het daarop volgende, incompleet overgeleverde afscheid tussen Joseph en zijn broers. Het spel zou dan weliswaar de maaltijd en de opdracht om de beker te verstoppen in een andere volgorde hebben gehad dan de bron, maar dat is geen argument tegen het hier uitgesproken vermoeden, omdat dergelijke omwisselingen in het stuk vaker voorkomen. De oorzaak van het ontbreken van de maaltijdscène zou gezocht kunnen worden in een, in een vroeger stadium van de overlevering aangebrachte, regisseurscoupure. Men kan het in bepaalde omstandigheden als technisch bezwaarlijk hebben gevoeld, een groot aantal requisieten op het toneel te moeten brengen of een compartiment te moeten fourneren, groot genoeg om de maaltijd erin te arrangeren. Per slot is de maaltijd voor het goed begrip van het spelgebeuren niet onmisbaar. Op andere plaatsen ondervangt de auteur de leemte die ontstaat door het niet in scène brengen van bepaalde gebeurtenissen, door er - op eigen gezag - achteraf van te laten vertellen. Het feit dat hij, wat de maaltijd aangaat, niet gebruik maakt van deze mogelijkheid (door de sinnekens in metascène 29 of door de broers in scène 30a) kan als een aanwijzing beschouwd worden, dat het spel oorspronkelijk de maaltijdscène wel heeft bevat. Een geval van het zoëven genoemde vertellen-achteraf, is de eerste monoloog van Joseph in Egypte (metascène 9), waarin de au- | |
[pagina 61]
| |
teur Joseph de informatie laat verschaffen over hetgeen er, sinds hij verkocht werd, is gebeurd. Een scène-apart van de sinnekens wordt gebruikt om het publiek te vertellen wat er gebeurd is, nadat Joseph Putijfaers Wijff is ontvlucht (metascène 11), en het gesprek tussen de Kock en de Korenmeeter (metascène 19) moet de toeschouwers informeren over het terugleggen van het geld in de korenzakken. Het krijgen van geschenken van Joseph (Gen. 45:21-25) wordt verwerkt als het vertellen over, en tonen van die geschenken aan vader Jacob (vs. 1875 vlg.). Met deze manier van doen te vergelijken is de omzetting van het eerbetoon aan Joseph als pas aangestelde onderkoning (Gen. 41:43), in de belofte dit eerbetoon te zullen verstrekken (vs. 764 vlg.)Ga naar voetnoot9. Van eenzelfde behendigheid in het transponeren van verhaal naar drama en tegelijkertijd voldoen aan zekere eisen wat de omvang en de verdeling van de accenten betreft, onder behoud van een getrouwe weergave van de bron, getuigen verschillende kleinere ingrepen. Zo is het zeker heel efficiënt om de Schencker, die Pharao op de hoogte heeft gebracht van Josephs kwaliteiten als droom-uitlegger, ook te gebruiken om Joseph uit de gevangenis op te halen. Een soortgelijke vereenvoudiging is het, als het de Dispensier is, die de broers van het toneel brengt met het oog op de - al of niet in het spel uitgebeelde - maaltijd, in plaats van Joseph, die daarvoor eerst weer uit de kamer waar hij geweend heeft op het toneel gebracht had moeten worden. Wanneer Josephs veel- | |
[pagina 62]
| |
kleurige rok in het begin van het spel niet met zoveel woorden wordt geïntroduceerd als uiting van Jacobs voorkeur voor deze zoon, kan dat begrepen worden als het steunen van de auteur op het visuele aspect dat elke opvoering van het spel immers zal hebben. Iedereen kan dan zien, hoe de kleding van Joseph afsteekt bij die van de andere broers en daar zijn conclusie uit trekken. Net zoals iedereen kan zien, dat Jacob Benjamin bij zich houdt, wanneer hij zijn zoons naar Egypte stuurt om graan te halen. Daarom hoeft dit gegeven niet in de dialoog te worden verwerkt. Als de bron wat onduidelijk is over Rubens positie tijdens de verkoop van Joseph aan de Ismalekijten, hakt de auteur de knoop door: Ruben blijkt later niet van de verkoop te weten, ergo hij moet voordat het gebeurt het toneel verlaten. Wat onhandig is de auteur, wanneer hij aan het eind van scène 30d, waarin Joseph zijn identiteit aan zijn broers bekend heeft gemaakt, het voornemen van een gezamenlijk bezoek aan Pharao opvoert om een afgang van alle op het toneel aanwezige personen te motiveren. In de onderhavige situatie zijn andere geijkte motivaties als ‘een feestmaal’ of ‘uitrusten’ niet goed (meer) hanteerbaar. Maar nu raakt de auteur met zichzelf in tegenspraak, omdat hij, getrouw volgens de bron, de broers niet aanwezig laat zijn bij het op scène 30d volgende gesprek tussen Pharao en JosephGa naar voetnoot10. Iets meer creativiteit werd van de auteur geëist bij de conceptie van de opening van het spel. Daar moest een compacte situatie komen, waarin van Josephs dromen aan Jacob kon worden verteld, terwijl tevens de quintessens van de relaties tussen de drie partijen Jacob - Joseph - overige broers moest worden vastgelegd. De auteur schept inderdaad zo'n situatie, maar het model ervoor ontleent hij grotendeels aan de derde metascène van zijn stuk, of beter gezeg, aan de bron van die metascène. Uit meer dan zuiver technische overwegingen schijnt ook de reorganisatie van het gebeuren in Sichem voort te komen. Om te beginnen wordt Rubens werkelijke bedoeling met het advies Joseph niet te doden maar liever in de put te gooien, niet tijdens het advies, maar nadat de verkoop al geschied is, onthuld. Dat kan gedaan zijn om de gang | |
[pagina 63]
| |
van het gebeuren, van plan naar verwerkelijking, zo min mogelijk op te houden. De auteur is bovendien, zo blijkt ook op andere plaatsen in het spel, niet erg gesteld op terzijdes; het is al mooi dat Ruben twee versregels lang terzijde spreken mag, om zijn meelij met Joseph te uiten. Verder worden ook nog de honende opmerkingen over Joseph als ‘Koning’ van het gesprek van de broers onder elkaar (bij Josephs nadering) verplaatst naar het moment waarop zij hem de rok van het lijf trekken. Van invloed kan hier geweest zijn de ook in de epiloog, en nog wel met een toog, onderstreepte parallellie met het lijden van Christus, maar tevens kan worden geconstateerd, dat dit honen op deze manier wordt geïntensiveerd. Tenslotte wordt ook nog het eten van de broers tijdens Josephs verblijf in de put uitgesteld tot na de verkoop aan de Ismalekijten. Daardoor kon er een verband gelegd worden met het verbrassen van de koopsom en zo onherroepelijk maken van de transactie, maar het is tevens een versnelling van de gang van zaken die past bij de stijl waarin het hele incident behandeld is. Reorganiserend grijpt de auteur ook in bij de enscenering van de eerste ontmoeting tussen Joseph en zijn broers in Egypte. Volgens de bijbel doet Joseph eerst het voorstel om één broer terug te sturen om Benjamin te halen, vervolgens zet hij ze drie dagen gevangen en komt dan met het voorstel dat er een broer borg blijft en dat de anderen Benjamin halen gaan. De volgorde van de gebeurtenissen in het spel is in logisch zowel als dramatisch opzicht geslaagder, doordat de auteur het eerste voorstel van Joseph weglaat. Op het uitspreken van de verdenking van spionnage volgt direct dat de broers in de gevangenis worden gesmeten (metascène 17). Het voorstel om Benjamin te gaan halen, enige dagen later, fungeert dan duidelijk als een verzachting van de eerste reactie (scène 18d). Een dergelijke reorganisatie komt later nog eens voor. Bij hun pogingen Jacob over te halen om Benjamin met hen mee te laten reizen naar Egypte, doen de broers verschillende toezeggingen: Ruben biedt zijn twee zoons, en Juda zichzelf als borg aan. In de Bijbel zijn deze beide toezeggingen van elkaar gescheiden door de periode tussen de terugkeer van de broers, van de eerste reis, en het moment waarop het voedseltekort opnieuw dringt tot actie. In het spel, waar een scène-apart van de sinnekens deze tijdstippen van elkaar scheidt, worden de toezeggingen van Ruben en Juda bij elkaar geplaatst, zodat ze een climax vormen in de (tweede) poging om Jacob tot andere gedachten te brengen (vs. 1295 vlg., 1304 vlg.). | |
[pagina 64]
| |
Uit de behoefte om een climax niet bij voorbaat af te zwakken komt wellicht eveneens voort, dat Josephs daadwerkelijke ontmoeting met de broers als ze voor de tweede keer in Egypte verschijnen, zo lang mogelijk is uitgesteld, nl. tot nadat ze door de Dispensier in Josephs huis zijn gebracht en Sijmeon zich bij hen heeft gevoegd. Het eerste moment van contact waarover de bijbel spreekt (Gen. 43:15), direct na de aankomst in Egypte, wordt in het spel behandeld als een episode waarin Joseph zijn broers van verre ziet naderen en zijn maatregelen neemt om de feitelijke ontvangst door zijn Dispensier af te laten handelen, terwijl hij zelf het toneel verlaat (scène 26d). In elk geval interpreteert de auteur de wat vage bewoordingen omtrent het contact van de kant van de broers met Joseph (Gen. 43:15; ‘steterunt coram Joseph’ volgens de Vulgaat) op een manier die hem, vanuit dramatisch hoogpunt, het beste uitkomt. |
|