Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden
(1980)–Ursy M. Lichtveld, Jan Voorhoeve– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V De guerilla tegen het Nederlandse gezag 2 De Slavenopstand in BerbiceOok het contact tussen Afrikanen en Europeanen verliep in het begin niet ongunstig. Beide groepen profiteerden van de slavenhandel. De slaven zelf, de slachtoffers van deze handel, accepteerden de slavernij. Zij kenden deze vorm van economische exploitatie van de arbeidskracht uit eigen omgeving. Zij erkenden dan ook het recht van de meester. Zij stonden echter vreemd tegenover het grootlandbouwbedrijf der plantages, waarin grote aantallen slaven werden geëxploiteerd door weinige blanken. Dit bracht met zich mee een voor hen volkomen vreemd systeem van slavenbeheersing. De slavenmeesters konden zich slechts handhaven door de afstand tussen slaaf en meester zo groot mogelijk te maken. Het was de slaven verboden schoenen te dragen, lichamelijke arbeid werd slechts door slaven verricht (tot het inschenken der glazen toe), niet-lichamelijke arbeid (zoals lezen en schrijven) werd de slaven zo mogelijk verboden, de bekering der slaven werd zo mogelijk verhinderd (zie hoofdstuk VII), sociaal verkeer tussen slaven en vrijen werd ontmoedigd of verhinderd. In Afrika was de afstand tussen slaaf en Afrikaanse meester niet zo groot. De slaaf werd opgenomen in het gezin van de meester en huwelijken tussen slaaf en dochter des huizes schijnen niet onmogelijk geweest te zijn. Hoewel dus de Afrikanen het principe van de slavernij accepteerden, kwamen zij dikwijls in verzet tegen de Europese vorm van slavenbeheersing. Daar kwam bij, dat de meesters in een voortdurende vrees voor opstand moesten leven, omdat zij beseften, dat zij tegenover een eensgezinde slavenmacht weerloos zouden zijn. Zij trachtten opstanden te voorkomen door de slaven in een voortdurende angst voor ongeproportioneerd grote straffen te houden. Dit maakte deze slavernij tot zulk een onmenselijk systeem. In de geschiedenis van Guyana zijn slavenopstanden volstrekt geen ongewoon verschijnsel. Meestal echter waren zij slecht georganiseerd en beperkte de opstand zich tot een enkele plantage. De slaven van zulk een plantage overvielen de blanke meesters en weken uit naar het oncontroleerbare achter- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land. Uit deze plaatselijke opstanden en individuele ontvluchtingen vormden zich de groepen vrije bosnegers in het Surinaamse bosland (zie hoofdstuk VI). Een enkele maal kreeg de opstand een algemener karakter. Bekendheid heeft vooral de algemene slavenopstand van Berbice uit 1763 gekregen, die deze kolonie van Nederland aan de rand van de ondergang bracht. De opstand begon op enkele plantages op een voor de Europeanen ongunstig moment. Men had te kampen met een gebrek aan strijdkrachten. De opstand kon zich dus snel uitbreiden, en in minder dan geen tijd moesten alle overgebleven blanken (slechts 23 personen volgens berichten uit die tijd) zich terugtrekken op de Brandwacht aan de mond van de rivier (zie voor de verschillende geografische aanduidingen de hierbij gereproduceerde kaart). De toestand scheen hopeloos. Gouverneur Van Hoogenheim moest al zijn overredingskracht gebruiken om de Europeanen bij zich te houden. Het gehele land was in handen der rebellen onder de kundige leiding van Coffy en zijn adjudant Accara. Ziekte en voedselschaarste maakten een behoorlijke verdediging vrijwel onmogelijk. De komst van 100 man hulptroepen uit Suriname (op 28 april) maakte het mogelijk de dichtstbijzijnde plantage De Dageraad te heroveren. De volgende dag reeds vielen de Negers deze plantage hevig aan van 7 uur 's morgens tot 1 uur 's middags. Men wist deze aanval af te slaan. Inmiddels had Coffy reeds zijn eerste brief aan Van Hoogenheim geschreven (zie hierna). Na de mislukte aanval zond hij een der gevangenen (J.A. Charbon, zoon van de directeur van de plantage Oosterleek) naar de gouverneur met een onderhandelingsvoorstel. Deze Charbon heeft zijn belevenissen levendig beschreven in een particuliere brief, die men vindt op pp. 41-44 van een brochure uit de tijd der opstand: Kortbondige beschryvinge van de Colonie de Berbice, etc. Verrykt met merkwaardige berichten wegens de onlangs ontstaane en nog aanhoudende opstandt door de Negers, etc. Amsteldam, 1763Ga naar voetnoot1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Extract uit een Brief, gedateert KurassauGa naar voetnoot1 den 12 Mey, en geteekend Jan Abraham Charbon.3<Ik> twyffele geensints of UE. zult, vóór den ontfangstGa naar voetnoot3 4 van dezen, de bedroefde omstandigheeden op de Colonies | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 de Berbices vernomen hebben, veroorzaakt door de opstand 2 der Slaaven tegen de Christenen, die generaal op alle deGa naar voetnoot2 3 Plantagien geweest is. 4Denk niet dat ik al te wreed met de Slaaven gehandeld 5 heb; want zoo zy my gehaat hadden, zouden zij gelegend-6heid gehad hebben om my te vermoorden. De Heer *MittelholzerGa naar voetnoot6-77 zond my in den Nagt een Neger om te zeggen, dat 8 ik spoedig by hem komen zoude met al myn volk, kruid en 9 geweer, dewyl de Negers al de Christenen beneden aan de 10 Rivier vermoorden. Terstond als ik by hem gekomen was, 11 laadden wy onze Snaphaanen, en hielden wagt tot den 12 volgenden ogtent, toen wy een besluit namen om op de 13 Plantagie de Peereboom te gaan, daar een vergadering van 14 wel dertig Christenen was. 15Wy gingen dan derwaards met als ons volk, 't geen ons 16 getrouw bleef tot op het oogenblik dat de Rebellen ons 17 kwamen aantasten, want toen voegden zy zig alle te zamen. 18 Wy schooten uit de vensters en de Negers uit het Bosch, het 19 welk duurde van des ogtents ten negen tot des avonds ten 20 zeven uuren. Een Neger van de Plantagie *Oosterleek, ge-21naamd Cosola, liet ons vragen of wy met hem wilde Vreede 22 maaken. Wy antwoorden van Ja. Zy kwamen dan tot ons 23 en wy maakten met hen een accoord. Zy beloofden ons geen 24 kwaad te zullen doen, en dat zy ons naar het Fort wilden 25 overbrengen; maar wy waaren naauwlyks op het Vaartuig 26 of dat gespuis begon wederom met veel verwoedheid op ons 27 te schieten. 28Ik wierd by ongeluk door drie kleine Kogels of LoopersGa naar voetnoot28 29 geraakt, één op myn borst en twee op de rug. Wy beslooten 30 dan na de andere zyde van de Revier over te steeken om in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 het Bosch te vlugten, doch daar was geen kans om aan landt 2 te komen. Wy sprongen dan in 't water om ons te redden. 3 Sommige van de onzen hadden het ongeluk van te ver-4drinken, doch ik kwam eindelyk, hoewel niet zonder groote 5 moeite aan land. Myne gekreege Wonden waaren oorzaak 6 dat ik ter naauwer nood een Snaphaan schoot ver in hetGa naar voetnoot6 7 Bosch gaan konde. Een korte poos daar na hoorde ik zoo 8 swaar schieten, dat ik meende dat een Schip tot ons secoursGa naar voetnoot8 9 kwam. Ik begaf my terstond na de kant van de Revier om 10 te verneemen wat het was: Daar komende vond ik den Heer 11 *Mittelholzer op de aarde leggen om den nagt af te wagten, 12 en dan verders een goed heenkomen te zoeken. Over deze 13 ontmoeting waren wy zeer verheugd, zoo dat ik my ook 14 nederleide, doch naderhand veel moeite had om weder over 15 end te ryzen. 16Eindelyk hebben wy agt dagen in het Bosch gezworven, 17 eer wy op de Plantagie *Doornboom komen konden. Wy 18 hadden honger en dorst, weshalven wy langs het Bosch na 19 een groote sloot gingen, aan den Oever van de Revier. Doch 20 alzoo wy drie Negers aldaar bespeurden, weeken wy weder-21om boschwaards in, en gingen vervolgens op de Plantagie 22 *Oosterleek om wat Indiaans Koorn, bekend onder de naam 23 van Mays, te plukken. Dit gedaan hebbende, begaven wy 24 ons eenige Voetstappen dieper in het Bosch om onze Mays 25 te nuttigen. Ondertusschen zagen wy een Neger aankomen 26 met een Sabel in de hand, maar by geluk kreeg hy ons niet 27 in 't oog. Niet lang daarna kwamen 'er tien, die ons zagen, 28 zoo dat wy ons haastelyk elders zogten te verbergen; maar 29 geen bekwaame plaats vindende, wierpen wy ons op deGa naar voetnoot29 30 aarde, omtrent drie Roeden van elkander af. Zy ontdektenGa naar voetnoot30 31 *Mittelholzer, en een der Negers wilde hem terstond door- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1schieten. Doch *Mittelholzer onder het geroep van: ‘neen, 2 neen’, nam zyn Sabel en kapte den Neger de hand af. Hierop 3 nam hy zyn Geweer en verjoeg alle de andere, die daar digt 4 by waaren. Eindelyk is *Mittelholzer ongelukkig in hunne 5 handen vervallen, en naderhand heb ik hem erbarmelyk 6 hooren schreeuwen. Het is ten uitersten te verwonderen, dat 7 de Negers my niet gezien hebben. 8Ik liep nog vyf à zes dagen in het Bosch, maar door honger 9 en dorst vervoegde ik my weder op de Plantagie *Oosterleek, 10 daar de Slaaven, zoo als ook die van de Plantagie *Doorn-11boom, my alle mogelyke Goedheeden beweezen. Des avonds 12 kwam daar een Vaartuig vol met Rebellen, die my alles 13 afnamen tot op myn Hembd en Broek. Ook dreigden zy myGa naar voetnoot13 14 des anderen daags twee honderd Zweepslagen te zullen gee-15ven, en dan het hoofd af te houwen. Doch zy vervoerden my 16 op de Plantagie *Hollandia en Zeelandia, alwaar drie Christe-17nen, onder dewelke zig de Weduwe Johanssen bevond, in 18 de Tronk geslooten zaten, zynde een Boei of een zwaar Blok 19 met Gaten en yzere Beugels daar over heen, waar in de Beenen 20 geslooten worden. Ik was de vierde, welke in de Tronk 21 raakte. Des anderen daags geesselden zy ons, en twee wierden 22 om 't leven gebragt. Zes dagen lang zat ik in de Tronk, en 23 kreeg ten minsten vyftig Zweepslagen. Egter deeden zy my 24 telkens hoopen, dat zy my geen leed zouden doen, omdat ik 25 jong was en voor hen zoude kunnen schryven. Eindelyk maak-26ten zy my los, en ik ging hier en daar met hen. 27Toen zy nu berigt kreegen dat de Christenen met de 28 Schepen boven na de Rivier kwamen, gaf my de Bevel-Ga naar voetnoot2829hebber van de Rebellen Order om naar onzen Gouverneur 30 te gaan en hem te vraagen, of hy den Vreede maaken wilde, 31 mits dat de halve Colonie aan hen wierd ingeruimd. Men gaf 32 my een Johannes, en een Zak Horologie. Ook liet men myGa naar voetnoot32 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 een paar Schoengespen uitkiezen, op Voorwaarde dat ik 2 moest wederkomen, of anders de allerwreedste Dood te 3 wagten had. Zy gaven my wyders twee Indiaanen en een 4 Corjaar mede. Eindelyk kwam ik op de Plantagie *de Dageraad,Ga naar voetnoot45 daar de Wel-Edele Heer Gouverneur met het SecoursGa naar voetnoot5 6 van Surinamen was. 7UE. kunt zeer ligtelyk begrypen hoe groot myn Vreugde 8 was, toen ik my aldus van hen verlost zag. Het is my on-9moogelyk UE. verders omstandiglyk myn wedervaaren te 10 schryven. Ik heb in al dien tyd veel pyn aan myne Wonden 11 gehad. Op voorzorg van den Predikant ben ik alhier by braave 12 Lieden geplaats, die my zeer veel Vriendschap bewyzen. 13 Dagelyks komt een Chirurgyn my verbinden. Zoo ik met des 14 Hemels bystand wederom de kragten kryg om te kunnen 15 gaan, zal ik hier een Conditie zien te krygen: zoo niet, zalGa naar voetnoot15 16 ik met het eerst vertrekkende Schip naar het Vaderland 17 komen.
Coffy heeft waarschijnlijk reeds vroeg begrepen, dat de voormalige slaven op den duur niet gebaat waren met de totale vernietiging van de blanken in Berbice. Hij trachtte daarom al vroeg een vrede te sluiten en opende daartoe onderhandelingen met gouverneur Van Hoogenheim. De gehele diplomatieke correspondentie is bewaard gebleven in het Rijksarchief (Berbice, bundels 140 en 141). Met een zekere argeloosheid stuurde Coffy aan op een vreedzame coëxistentie tussen blanken en Afrikanen in Berbice. Ook de vraag wie schuld heeft aan deze opstand neemt een belangrijke plaats in in de correspondentie. Wanneer meer hulptroepen arriveren, begint Coffy de bedoelingen van de gouverneur te wantrouwen. Het gevecht wordt weer geopend, maar heeft geen resultaten. Coffy opent nu de onderhandelingen opnieuw en doet een vrij gunstig aanbod. Van Hoogenheim stelt de beslissing handig uit en stuurt aan op een wapenstilstand. Diplomatieke argeloosheid brengt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coffy ten val. Hij begreep niet, dat de Europeanen nooit op zijn voorwaarden zouden ingaan en de beslissing slechts uitstelden tot de komst van hulptroepen uit Nederland. Bovendien heeft men in het rebellenkamp zelf waarschijnlijk de wens tot vrede van de eigen aanvoerder niet begrepen en uitgelegd als een lafheid. Een gezagscrisis maakte een einde aan het bewind van Coffy; de voormalige slaven werden na de komst der hulptroepen verslagen en de leiders exemplair gestraft.Ga naar voetnoot1 Tot slot volgt de gehele diplomatieke correspondentie tussen Coffy en Van Hoogenheim. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste onderhandelingsperiode
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 gouverneur Kofi, en capitien accara sy a laeten uwe weeten 2 daet als uwe wil hier om necossi de doen dat heer seer an-3genaam dat jeluy niet denken dat sy de Berbice sal Over-4geven als jou luy waet wil vaen de Berbice dat moet gekoopt 5 worden anders niet als of je met orloogt komt dat het seert 6 an genamt is als de heer gouverneur en domni wil so gout 7 wessen om by kommen allien sonder ander met de Spreeken, 8 dat je houf niet bangt te wesse myn heer van linsingt is sagt 9 arm en nogt mehr andere als alle christe so gout waaren de 10 gouverneur gillesen dat de b.negers d so niet sollen gedaen 11 schermeesterGa naar voetnoot11
15WelEd: Hgtbaar Heer Gouverneur van de Colonie de 16 Berbices 17Coffy Gouverneur van de Neegers van de berbice Capteyn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 akara en laat UEd: groet Laat UEd: weet dat geen oorlog 2 zoek vermis maar als UEd: zoek oorlog te de Neegers zie 3 ook klaar Barquij en zyn bedien de Graaff, Schoock delle van 4 Lentzinsg Freederick betjes maar de Heer Barquij en zyn 5 bediender en de Graaff zyn de oper Schuldenar van de quat 6 die in de Berbice geschied is de gouverneur is by geweest toe 7 dat hebe begonne te Schied hy is zeer quate geweest dat zy 8 begonne heb, de Gouverneur van de Berbice Versoek UEd: 9 dat UEd met myn koom om met te Spreek en UEd: moet 10 niet ban wees, maar als UEd: wil niet koom zy zal vegten 11 soo lang als een Crist en de Berbice is. de Gouverneur sal 12 UEd: geeven de halff Berbice en zy luye sal amaal naa boven 13 gaan, maar moet niet denken dat de Neger weer Slaven wil 14 zyn, maar de Neger dat UEd: heb, op de Seepe die kan zyn 15 UEd: Slaaven de Gouverneur Groet UEd: [: was getekent:] 16 UDWDienaar Ian Abraham CharboneGa naar voetnoot16
19De Heer jonge Charbon heeft een brieff gebragt van deGa naar voetnoot19 20 Neger Koffij en Akkarra. De Heer Charbon is ziek en Kan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 niet weerom gaan, maar de twee Bokken zullen deze brieffGa naar voetnoot1 2 brengen van den Heer Gouverneur van Berbice aan de 3 Negers Koffij en Accara en een brieff weerom brengen. Men 4 kan jouw brieff niet wel verstaan, en wij weeten niet wat je 5 zeggen wilt met de Berbice halff voor jouw luij en halff aan 6 den Heer Gouverneur te laaten. Gij weet wel dat de Heer 7 Gouverneur altijd goed op de Negers geweest is, en die 8 kwaad doet aan de Negers gestraft word, als wij het maar 9 weeten. Waarom zeg jeluij het niet wie dat het is, die jouw 10 kwaad gedaan heeft, dan zal de Heer Gouverneur die alle 11 te maal Straffen. Waarom ben je luy zoo wreed en boos, dat 12 gy zoo veel goede Christenen hebt dood geslaagen, die jouw 13 geen Kwaad gedaan hebben? Denk je luy niet dat daar een 14 Godt is, die alles ziet? De Heer Gouverneur en de andere 15 Heeren meenen het goed met de Negers; maar je luy wilt 16 kwaad weezen, daarom ben je gisteren Koomen vegten.Ga naar voetnoot16 17 Waarom ben je luij Negers gisteren niet gekoomen met den 18 Heer Gouverneur Spreeken en zeggen wat gy wilde hebben, 19 off wat jouw toekwaam? Je weet immers wel dat Goede 20 Christenen niemand Kwaad doen, en dat zy God kennen 21 en met God Spreeken, dat zij zig voor God Vreezen. Als 22 jeluy het nu regt meent en den Heer Gouverneur niet zoekt 23 te bedriegen, zoo Schrijfft een brieff weerom met deze 24 Bokken. Maar Schrijft er ook by off jeluy God wel kent, en 25 weet wie God is, en dat God alle het Kwaad op zyn tyd 26 Straft. Want dan is de Heer Gouverneur niet bange dat gy 27 hem bedriegen wilt. Je Kent verseekert weezen dat de Heer 28 Gouverneur en de andere Heeren het regt goed meenen met 29 de Negers. Dat weet jeluy ook wel, want je kent den Heer 30 Gouverneur wel, dat hy een goed man is. Daarom verwagt 31 hy nu een brieff weerom. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1IV [Antwoord van Coffy en Accara: excuus voor de ge-2vechten tijdens de onderhandelingen. Geschenk aan-3geboden.] 4An de Heer Gouverneur 5Ioe Edele brief die heben wie wel ontfangen derwiel daet 6 de Ionge Heer Charbon ziek is zoo versoeke uwe de neger 7 Cofi en acarra dat je andere in de blaets steuerren, of de selven 8 en wie versoeke de Heer Gouverneur selvs mit de komen 9 daet wie ook wel weeten daet en Godt is en als wie die ge-10daegten haeden om joe kwae te doen wie suellen keen brief 11 stuerren, om daet de negre quaebi en biraemüs, en piter, 12 vaen abelzis, daet zie de stuermaen van captien pinabel ge-13vaengen en by ons gebrocht en ons geseydt daet je lui ons 14 daer verwacchten de maer anders daet Coofi en accara ken 15 quade gedaegten meer haden, dat Cofi die boven met zyn 16 volg en daet hy gehoort haede daet die andre volg by joelui 17 gekomen waeren om vegten zeer quawd waes voor haer lui 18 de neger quaebi en birameus gezyt als wie daer quame daet 19 hy ons helpe soeude. daer stuer uwe de neger cofie en baaer 20 goute gespen aan de Gouverneur.Ga naar voetnoot20 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1V [Antwoord van Van Hoogenheim: herhaling van de 2 vraag om nadere precisering der voorstellen. Geschenk 3 voorlopig aanvaard. Deze brief heeft Coffy nooit be-4reikt.] 5den 5e April 1763. 6De Heer Gouverneur van de Colonie Berbice heeft de brieff 7 van de Negers Koffy en accarra wel ontfangen en heeft 8 daaruit verstaan, dat de Stuurman van Capt. Pynappel ge-9vangen is en bij jou luy gebragt. Wy hadden die man ver-10looren, maar nu wy weeten dat hy by jouw luy is, moet je 11 hem weerom Stuuren, als je geen gedagten hebt om Kwaad 12 te doen. Wy Kunne wel begrypen dat je luy weet dat er 13 een god is; maar kent je Godt wel, en weetje wel dat God 14 wil hebben dat alle menschen zullen goed doen en Vroom 15 leven, en dat die Menschen die Kwaad doen, van Godt ge-16straft worden? Je luy hebt ons niet geantwoord, wat je zeggen 17 wilt met de Berbice halff voor jouw luy, en halff voor den 18 Heer Gouverneur te laaten. Zegt ons dat eens regt, dat wy 19 jouw verstaan kunnen. Zegt ons ook off de Negers QuabiGa naar voetnoot19 20 en Piramus en Pieter Van Abbensets jou luy hebben kwaad 21 gedaan. En off daar ook ander volk is, dat jouw Kwaad ge-22daan heeft. Als je luy den Heer Gouverneur niet wilt be-23driegen, dan moet je de Stuurman Van Pynappel ten eersten 24 afstuuren, off ons Schryven waar dat hy is, dan zullen wy 25 hem laaten haalen. De Heer Gouverneur is een goed man die 26 de Negers lieff heeft, als zy maar geen quaad doen; dat weet 27 jeluy zeer wel. En de Heeren die by de Heer Gouverneur 28 zyn, die meenen het ook goed met de Negers. En dat is der 29 Reede waarom dat wy aan jouw luy Schryven. Toont dan dat 30 je geen kwaad wilt doen en ons niet zoekt te bedriegen. De 31 Heer Gouverneur heeft de Goude Gespen wel ontfangen, 32 maar hy zal ze bewaaren om eerst regt te weeten, off je luyGa naar voetnoot32 33 hem wilt bedriegen off niet. Want je weet wel dat de Heer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Gouverneur geen Presente aanneemt als van seer goede 2 Vrienden, die niemand Kwaad doen en die hy Vertrouwen 3 kan; en dan geeft hy een Present weerom. Daarom zal de 4 Heer Gouverneur wagten om te zien off je luy het goed 5 meent. De Ionge Heer Charbon is niet wel en wy hebben 6 hem laaten verbinden van de Meester. Hij laat jouwluij 7 groeten.
12Den Heer Gouverneur heeft voor drie Weeken een brief 13 gestuurd aan de Neegers Coffij & Acara met de twee bokken, 14 die de brief van Jouluij gebragt hebben. Maar den Heer 15 Gouverneur heeft van jouluij geen Antwoord gekreegen. 16 Altemets hebbe de bokke Jouluij bedrogen, en de brief nietGa naar voetnoot16 17 gebragt, maar zijn weggeloopen. Daarom stuurt de Heer 18 Gouverneur nou de neeger Christiaan van de fort om te 19 vragen, of Jeluy die brief gekreegen hebt of niet, en wat je 20 luij wilt zegge met de Berbice helft voor den Heer Gouver-21neur en helft voor Jouluij te laten; want dat heeft den Heer 22 Gouverneur niet wel kunne begrijpen. Dat den Heer Gouver-23neur goed op de neegers is mag je wel gelooven, want anders 24 hadden wij, met zo veel volk als wij om te vegten gekreegen 25 hebben, al na boven gekome. En stuure nu de neeger Christian 26 na jouluy toe om Antwoord op onse brief. De neegers Coffy 27 en Acarra zulle den Heer Gouverneur plaijsier doen, met den 28 neeger Christian ten aller spoedigste weederom te stuure. 30Aan de Heer Gouverneur. 31de dienst presentatie van de neeger Coffi en accarra, en dat 32 sij geene quade gedagten meer hebben, en als de Heer Gou- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1verneur wil soo goedt sijn, om op de vigilantie te koomen, 2 sonder Scharp, en wij ook sullen sonder Scharp komen, om 3 dat wij gehoort dat de gouverneur gesijt had dat geen quaad 4 met ons hadden, waarom dan laat uw dan de Engelse en de 5 Caribise koomen, als Uw geen quaad wil hebben, de neeger 6 Christiaan die hebbe wij gehouden in plaats van de jonge 7 Scharbon, en de twee Indianen, en als de gouverneur wil de 8 grond hebbe van berbice die je sal krijgen, als je op de figi-9lantie koomt maar dan moet je ook sien, dat je nieuwe slaven 10 krijgt, maar wij ben vrij. Rio Berbice [Luijd de Superscriptie] 11 De brief is gedres aan de Heer Gouverneur.Ga naar voetnoot11
14Den 4e maij 15De twee bokken hebben de brief van de neegers Coffij & 16 Acara aan den Heer Gouverneur wel besorgt. Het is den 17 Heer Gouverneur Lief dat Jyluy geen Kwaad meer soekt. 18 Als het maar waar is, dat Jeluij schryft. Maar het verwondertGa naar voetnoot18 19 den Heer Gouverneur, dat Jeluij de neeger Christian gehouden 20 hebt. Als Jeluy geen kwaad meend en 't wel met den Heer 21 Gouverneur voor hebt, waarom hou Jeluijden dan zijn Bok,Ga naar voetnoot21 22 dat hij na Jeluy toezond? Op die manier kan den Heer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Gouverneur Jeluij niet gelooven. Want als Jeluij zo doet met 2 de neegers, die van den Heer Gouverneur aan Jeluij gesonde 3 worden, zou Jeluij misschien nog slimmer met den Heer 4 Gouverneur handelen, als hij na Jouluy toekwam. Maar 5 waarom komt Coffij & Acarra niet hier om met den Heer 6 Gouverneur zelfs te spreeken. Want Jeluij weet wel dat den 7 Heer Gouverneur een goed man is, die de neegers geen 8 Kwaad gedaan heeft. En als Je ons niet wilt geloove en wat 9 te verzoeke of te vragen hebt aan den Heer Gouverneur, so 10 schryft het duijdelijk in een brief, dat wij het verstaan kunnen; 11 of stuurt ons neegers om met ons te spreeke. Want wij kunne 12 tot nog toe niet begrijpen wat jeluy zegge wilt met de half 13 van de barbice voor Jeluy en half voor den Heer Gouverneur. 14 Uyt de brief van den Heer Gouverneur, die Christian gebragt 15 heeft, kan jeluy wel zien dat den Heer Gouverneur geen 16 oorlog soekt teegens de neegers, en dat de bokken die met 17 den Heer Charbon hier gekomen zijn ons bedrogen hebben 18 en de brief van den Heer Gouverneur aan Jeluy niet hebben 19 gebragt. Daarom heeft nu de Gouverneur Christian met een 20 andere brief na Jeluy gezonden om te verneeme wat de reeden 21 was, dat Jeluy geen Antwoord gesonden hebt. Als Jeluy het 22 nu goed meent met den Heer Gouverneur zo stuurt Christian 23 met een brieff weederom, dan zal den Heer Gouverneur 24 verstaan kunne wat jeluij hebbe wilt. 25Den Heer Gouverneur laat Coffy & Accarra verzoeken om 26 zijn rij Paard, dat op de *hoofd Planth: gebleeven is, weeder-27om te senden. En de neegers die het brenge zulle geen kwaad 28 geschieden. Ook verzoekt den Heer Gouverneur aan Coffy 29 & Accarra om de surin: neeger Otto weederom te hebben, 30 die van de Comm: van de Surin: soldaten is weg geloopen. 31 Indien Jeluy opregt handelt en het wel meent, zult je den 32 Heer Gouverneur zijn versoek niet weijgeren. En den Heer 33 Gouverneur verwagt van deese nagt of morge vroeg van 34 Jeluy antwoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1IX [Wanneer antwoord uitblijft herhaalt Van Hoogen-2heim zijn uitnodiging. Hij laat nu doorschemeren, dat 3 hij eventueel bereid zal zijn naar Coffy toe te komen.] 4Den 10e may. 5De twee bokken hebben de brief van de neegers Coffy en 6 Acara aan den Heer Gouverneur wel besorgt. Het is den Heer 7 Gouverneur Lief dat Jeluy geen Kwaad meer soekt. Als 8 het maar Waar is dat Jeluy schryft, zal het goed weezen. 9 Maar den Heer Gouverneur durf Jeluij nog niet wel te ge-10looven. Want als Jeluij het wel meent en geen oorlog zoekt, 11 dan zou Jeluy de neeger Christian van den Heer Gouverneur 12 niet gehouden hebben, want die heeft den Heer Gouverneur 13 gesonden aan Jeluy met een brief, om te vraagen Wat Jeluy 14 hebben wilt. Want Jeluy weet wel dat de twee bokken, die 15 den Heer Charbon gebragt hebben, ons bedroogen hebben. 16 En den Heer Charbon, die van daeg ziek was heeft den Heer 17 Gouverneur na Holland laaten vertrekken. En Jeluy weet ookGa naar voetnoot17 18 wel dat hij een vrij man is, die den Heer Gouverneur niet 19 houden mag. Zodat Jeluy niet opregt handelt met den neeger 20 Christian in zijn plaats bij Jeluy te houden. De Heer Gouver-21neur is bang dat, als hij op de *Vigilantie komt bij Jeluy, 22 <Jeluy> hem ook houden zou; anders zou den Heer gouver-23neur wel koomen wille om met Coffij & Acarra te spreeken. 24 Daarom als Je met den Gouverneur nu spreeken wilt, zo 25 stuurt ons Christian terug. Dan zal den Heer Gouver-26neur Jeluy gelooven, en misschien bij Jeluy komen met de 27 Comandt: van de Surin: soldaten, dat ook een goed man is, 28 die de neegers geen Kwaad doen wil, als zij maar geen Kwaad 29 zoeken. 30Maar dan moet Jeluy geen andere neegers op de vigilantie 31 meede brengen als Coffij & Accara alleen. Den Heer Gouver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1neur heeft de Engelse en de Caribise niet doen kome omdat 2 hij Kwaad was, maar omdat hij dagt dat Jeluy kwaad op de 3 Heer Gouverneur was en hem ook dood maake wilde. Maar 4 als Jeluy het wel meent met den Heer Gouverneur en geen 5 oorlog soekt, dan sal den Heer Gouverneur het ook wel 6 meene en geen kwaad zoeke met goede neegers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede onderhandelingsperiode
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart van Berbice
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88-89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plantagien behoorende aan de Ed. Heeren Directeuren van de Colonie de Berbice
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1neur van Hoogenheim niet alsoo accordeeren, soo moete erGa naar voetnoot1 2 verwaerten et watt better, / wolle er nuu daen accordeerenGa naar voetnoot2 3 met mij, soo moete er mij den selvigen soldaat weederom 4 senden, met een Antwoord of briefje, daar na ik mij te regu-5leeren wijs.Ga naar voetnoot5 6Ik bekenne in mijn schreeven, dat ik hebbe bij mij in barbice 7 van haare volk 41 man bekoomen, als goede vrijnd welk welGa naar voetnoot7 8 sijn voorsien met kruijt & Loot, / wat mij aanbelangt, Gott 9 Lob en dank been ik nog wel gesund, en og wel voorsienGa naar voetnoot9 10 met kruijt & Loot, daar voor ik geen mangel luijden darf, /Ga naar voetnoot10 11 ik Geloof & verseekere aan de Heer Gouverneur van Hoogen-Ga naar voetnoot1112heim deen er wolte accordeeren, soo moete er mij bij tijd teGa naar voetnoot12 13 weeten doen aansonsten moete er et wat anders te gewaarten,Ga naar voetnoot13 14 nuu als dan verhope ik op spudigsten eene narigt.Ga naar voetnoot14 15een vrijndligen Grues van mijn aan de Heer Gouverneur van 16 Hoogenheim 17N.B. eenen vrijndligen Grues van mijn Ionge Vrouw SchorzinGa naar voetnoot17 18 Sara Hebina George aan de Heer Scheermeister, wie og aanGa naar voetnoot18 19 mijne twee broeders. 20met deesen verblijve ik aan de Heer Gouverneur van Hoogen-21heim met Goedagting en met alle diepste respect Gehoor-22zaamst D.D. 23[Was geteek] Cooffee Gouverneur 24a Berbice op den 27e. Iulij 1763 25[Post Scriptum van de Jonge Vrouw] 26Ik sal UwEdl. eene Vrijndschap maken, dat ik verseekere dat 27 altoe veel neegers sijnd bij haare volk nog gekomen en sij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 niet Capabel sie te bekomen, als anders met goeden accoordGa naar voetnoot1 2 [Superscriptie] 3Aan dewelEd: Hoogeboorne Heer Heer Gouverneur van 4 Hoogenheim en Generaal deeser Lande en Distericten van 5 Barbice &c &c &. 6a Rio Berbice
7Present a Dagharad.Ga naar voetnoot7
10Aan den Neeger Coffij. 11Den Heer Gouverneur van Hoogenheim heeft Iouluij brief 12 wel ontfangen. Den Heer Gouverneur kan niet begrijpen wat 13 Jeluij dog seggen wilt met hem te vragen, of hij sig bedagt 14 heeft om met Jouluij te accordeeren van weegen het Land 15 van Berbice, dan of hij soude gesint weesen oorlog met de 16 neegers te hebben. Het is immers de Heer Gouverneur niet 17 die oorlog met Jouluij gesogt heeft, maar Jouluij selfs hebben 18 de Christenen den oorlog aangedaan en vreedelyk mishandelt. 19 De voorige rijs toe Jeluij den Heer gouverneur hebt geschree-Ga naar voetnoot1920ven, heb je hem ook de helft van 't land aangeboden. En 21 omdat hij Jouluij niet verstaan kon, wat je daar mee seggen 22 wilde, en waar in en tot hoe verre die helft bestaan sou, soo 23 versogt de Heer Gouverneur aan den Neger Coffij en accarra 24 om hem duijdelijk te schrijven, wat je daar meede meende. 25 Want hij soo ligtvaardig en op soo een losse voet niet kan 26 nog mag te werk gaan. Want Jouluij weet wel dat het land 27 aan den Heer Gouverneur niet toekoomt, en dat hij t' voor 28 sijn meesters moet verantwoorden. Maar in plaats dat je Jou 29 meening aan den Heer Gouverneur sou laten weeten, en 30 opregt met hem soude gehandelt hebben, zoo ben Jouluij met 31 je ganse magt hier teegens hem komen vegten, soo dat hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 geen staat op neegers belofte of woorde meer maken kan, 2 tenzij Jouluij opregter en sonder bedriegen te werk gaan 3 wilde; dan sal de Heer Gouverneur Jouluy voorstel gehoor-4geeven. En wat Jouluij seggen wild, Segt hem dan duijdelijk 5 waarin de helft van Berbice voor Jouluij bestaan sou, en wat 6 verder Jouluij begeeren is, dan kan dHr. Gouverneur daar 7 over spreeken met de Heeren van den Raad. Den Soldaat, 8 die de brief aan den Heer Gouverneur gebragt heeft, is door 9 je volk al teveel mishandelt, en moet door de meester van 10 zijn wonden geneesen werden. De bok Cupido van de 11 *Herstelling zal deese overbrengen, waar meede den Heer 12 Gouverneur Iouluij antwoord weeder terug verwagt. Als 13 Iouluij nu wel en opregt soekt te handelen, dan send den 14 Corporaal Sneebel, die door Iouluij in Canjen gevangen is,Ga naar voetnoot14 15 aan den Heer Gouverneur terug; want die man zijn ongeluk 16 kan Jouluij immers niets helpen. 17De Heer Schermeester laat Iuffrouw George vriendelijk 18 weederom groeten, soo als ook haar twee broeders.
19Berbice 30 Iulij 1763. 21Aan de welEd: en Hoog geboorne Hr. Hr. Gouverneur van 22 Hoogenheim. 23Ik hebbe van den Heer Gouverneur Van Hoogenheim sijn 24 schreeven wel ontfangen en daar uit vernomen dat de HeerGa naar voetnoot24 25 Gouverneur niet kan begrijpen wat wij wollen seggen, van 26 weggen accorderen, / dat is soo veel gesegt oprigtig metGa naar voetnoot26 27 Jouluij te handelen, / en <ik> wil niet meer voor mijn be-28houden, als 4 plantagien, eerstelyk Saffanet Marquaij Ossaburg 29 Barbon met mijn volk, / wat dat overige aanbelangt, dat isGa naar voetnoot29 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 voor Jouluij, / ik hebbe og weel verstaan in den brief vanGa naar voetnoot1 2 UEdl:, dat de Heer Gouverneur niet oorsak seie aan deGa naar voetnoot2 3 oorlog, / dat weeten wij wel, / daen de Hr. PLanters enGa naar voetnoot3 4 Directeuren sijn de oorsaak weegens het oorlog, wijlen SieGa naar voetnoot4 5 het volk Seere mishandelt hebben, en og over de natur met 6 schleegen en shwippen getracteert, / soo hebben wij er nietGa naar voetnoot6 7 lenger kunnen uitstaan, / daar wij wetten weel, dat God,Ga naar voetnoot7 8 God ist, welk dat goede beloond, en dat quaade bestraft. / 9 wie og wetten wij wel, dat het Land niet aan de Heer Gouver-Ga naar voetnoot910neur seie, / dog kan er Schreeven na Holland aan d'HeerGa naar voetnoot10 11 van Radden, / indem wiler nun accordeeren met ons, sooGa naar voetnoot11 12 moete er aan ons weederom eene andwoord senden door den 13 selvigen Bock, / verders is gesegt, dat de Heer Schermmeester 14 kan bekoomen in goeden accort voor betaaling deese twee 15 Iuffrouwen, / soo moeten er mij met den selvigen Bok nog 16 eene daar bij senden met een brief, / soo kan ik sien, op deGa naar voetnoot16 17 Hr. Gouverneur gesinnet is met ons frede te maken, / soo wil 18 ik daar na denselvigen Bok weeder om senden met een ant-19woord. / wat ons Christen aan belangt weeten wij weel, datGa naar voetnoot19 20 God is aan allen orde en wij verblijve bij haare volk bis aanGa naar voetnoot20 21 dat eend / en ik hebbe geen schreeven van Iouluij meer van 22 doen, / daan sie hebben on sere mishandelt, en wij verlangenGa naar voetnoot22 23 niet meer bij Iouluij te komen, / God is aan allen orde en wij 24 befeelen ons alle dag den lieben god... 25a Berbice 26Op den 2 Augustus 1763. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1XIII [Van Hoogenheim tracht minstens twee maanden uit-2stel te krijgen om zijn superieuren te raadplegen.] 3Aan den Neeger Coffij. 4Jouw brief van gisteren den 2 deeser, aan den Hooggeboorne 5 Heer Gouverneur van Hoogenheim geschreeven, hebben de 6 bokken wel overgebragt. Nu laat wij Jouluij weeten, dat de 7 Heer Gouvernr. al geschreeven heeft na Holland met den 8 Captijn Pijnappel, dat gij met de Heer Gouverneur wilt 9 accordeeren over de halve Berbice, en op die Brieven zullen 10 wij over drie of vier maanden kunnen antwoord verwagten, 11 en soo de antwoord heel schielyk koomt sal het dog ten 12 minsten wel twee maanden duuren. De Heer Gouverneur 13 kan Jouw nu wel beeter verstaan als in Jouw eerste brieven, 14 maar hij kan nog geen contract met Jouwluij maken, omdat 15 hem het land niet selfs in Eijgendom toekoomt. Daarom moet 16 hij wagten op de antwoord en brief van de Heeren in Holland. 17 De 4 Plantagien die je vraagt, heb Jeluij in besit, en de Heer 18 Gouverneur is er nog niet om koomen vegten, maar hij laat 19 Jouw in rust, daar Jeluij in teegendeel de Heer GouverneurGa naar voetnoot19 20 bent komen bevegten, daar Je moest vreede houden, en toonen 21 dat Jeij 't opregt meent, en ons volk geen quaad meer <wilt> 22 doen. Want wat heeft die arme soldaat Jouw gedaan, dat gij 23 hem zoo mishandelt hebt en nog gevangen houd. De Heer 24 Schermeester laat de Iuffrouwen groeten, en wil deselve met 25 de andere kinderen gaarne lossen met een goed accoord en 26 betaling, als hij maar weet wat je hebben wilt. Daarom 27 Schrijft ons weederom een brief wat Jouw begeerte is. 28 Althans gij kunt wel verseekert weesen, dat de Heer Gouver-29neur en de Heer Schermeester en d'andere Heeren het goed 30 en wel meenen met de neegers en alle Goede Christen. 31a Berbice den 3 Augustus 1763. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1XIV [Coffy accepteert een wapenstilstand. Hij vraagt een 2 losprijs voor de gevangenen] 3Aan Her Heer Gouverneur van Hoogenheim &c &c &c. 4UEd: Schreeven heb ik te regt erhouden, en wel daar uitGa naar voetnoot4 5 verstaan, dat wij moeten soo lange patiens houden van 6 weegens het antwoord deeser 4 plantagien, bis de brievenGa naar voetnoot6 7 uit holland weederom koomen, / jndeeme de Hr. GouverneurGa naar voetnoot7 8 Coffij weel Contant seie bis op verdere naerigt / en soo lange 9 hoope ik te verblijve in goeder rust, / des Gleichen Jouluij og 10 niet jegen ons komen te vegten, bis op verdere ordre, des 11 Gleichen wij og niet koomen te vegten jegen Jouluij en wijGa naar voetnoot11 12 laten Jouluij in goederrust, / daar bij bekraftigen wij metGa naar voetnoot12 13 eenen Shwuur of Eijd jegen God den almagtigen, / metGa naar voetnoot13 14 deesen verhoope er og van Jouluij te Shweeren om niet te 15 koomen vegten bis na uitgemaakter saak, / nun als daen watGa naar voetnoot15 16 met deessen Twee Iuffrouwen aanbelangt, wil ik Sie wel te 17 ruk geeven voor betaling, / ween sij geeven 20 vaatjes kreutGa naar voetnoot17 18 30 geweeren, en een vaatje met tobak soo wil ik sij terug 19 geeven, / en dat selvigen Verlangen ik niet Eerder bis als deGa naar voetnoot19 20 briefen uit Holland gekoomen sijnd van weegens het accoord 21 deeser vier plantagien / als daen sal ik deese Twee Iuffrouwen 22 leeferen aan Jouluij, Jndeme Jouluij selvet komet bij ons omGa naar voetnoot22 23 af te halen, en brengen deese presenten met, / met deeser 24 goedagting laate ik groete seer vrijndelijk den Heer Gouver-25neur van Hoogenheijm wie og de Heer van Radden en alleGa naar voetnoot25 26 Goede Christen, / en ik waer te met eersten eene aendwoord teGa naar voetnoot26 27 ruk door denselvigen Bok en verblijve in goeder Hopeningen.Ga naar voetnoot27 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 N.B. een seer vrijndelijke groednis van mijn albina Georga,Ga naar voetnoot1 2 en van mijn Scheester, aan den Heer Scheermeester wie ogGa naar voetnoot2 3 aan alle goede vrijnd, / ik verhoppe, dat Sie maken ez opGa naar voetnoot3 4 dat allerbeste, om mij vrij te kopen / leeben sie weelGa naar voetnoot4 / 5 Verbleive haire ondergeevereste en gehoorsampste Dienarin 6 albina Georga.
7A Berbice op den 7 Augustus 1763. 10Aan de Neeger Coffij. 11Uwen brief van den 7 deeser heeft de Hooggeboorne Heer 12 Gouverneur van Hoogenheim wel ontfangen en daar uit 13 gesien, dat Jouluij wilt patientie hebben van weegens het 14 accoord der 4 Plantagien, totdat de brieven uit Holland 15 wederom koomen; en dat Coffij wel Content is tot op 16 verdere narigt en soolange sal blijven in rust, en ons niet zalGa naar voetnoot16 17 komen bevegten, daar jeluij op sweert of Eed doet aan God 18 almachtig. Van onse kant hebben wij Jouwluij in rust gelaten, 19 en hebben Jouwluij nog niet komen bevegten. De Heer 20 Gouverneur kan geen Eed sweeren of hij moet eerst daar 21 toe ordre en brieven uit Holland hebben, omdat het sijn 22 Eygen Land niet is. Aangaande de Iuffrouwen en kinderen, 23 soo willen wij die gaarne lossen. En als jeluij het opregt meent,Ga naar voetnoot23 24 stuurt zij ons dan maar ten eersten af met bokken in een 25 vaartuig. Wij beloven Jouwluij aanstonds de betaling terug 26 te stuuren aan salempouris, geblomt linnen, Tabak, zouteGa naar voetnoot26 27 vlees, spek en andere provisie wat wij hebben. En wat jeluij 28 anders verlangt, schrijft het ons, wij zullen het stuuren met 29 het zelve volk dat de Iuffrouwen en kinderen afbrengt. Dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 beloven wij Jouwluij voor vast, daar kun je staat op maken. 4 Stuurt ons ook de Corporaal meede te rug, dan sien wij dat 5 Jouluij het opregt meent. Wat aanbelangt om aan Iouwluij 6 kruijt en geweer te geeven, dat kunnen wij niet doen, want 7 dat was teegens onsen Eedt. Maar als wij de brieven uit 8 Holland ontfangen hebben en ordre of permissie gekreegen, 9 dan kunnen wij Jouwluij alles geeven, wat wij met jouwluij 10 accordeeren: kruijt, geweer en al wat je van doen hebt. 11 Tot zoolange moet je wagten, en ons nu ten eersten de 12 Iuffrouwen met de kinderen en de Corporaal stuuren. Het 13 goed zullen wij aanstonds te rug zenden. Wij groeten de 14 Iuffrouwen en kinderen. 15a Berbice den 9 Augustus 1763. |
|