Twee zeevaart-gedichten. Deel 2. Apparaat en commentaar
(1987)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
4 De varianten4.1. Ter inleidingHet leek me onjuist geen enkele aandacht te besteden aan de aard van de door mij genoteerde varianten. Meer dan de mededeling van een aantal waarnemingen kan dit in de meeste gevallen echter niet zijn, daarvoor ontbreekt mij de nodige historisch-taalkundige competentie. In de ‘Verantwoording’ heb ik uiteengezet dat uit een vergelijking van de varianten van Het Lof der Zee-vaert in respectievelijk Verscheide Gedichten-1644 en Poëzy-1650 ongeveer valt op te maken welk soort veranderingen aan Vondel zelf toe te schrijven is.Ga naar voetnoot1 Behalve inhoudelijke wijzigingen, zijn dat ook ingrepen in het hoofdlettergebruik en de interpunctie, grammaticale preciseringen, en moderniseringen. In de redactie-1644 van Het Lof der Zee-vaert komt dit soort veranderingen immers na r. 145, op een enkele uitzondering na, niet meer voor. Daarentegen moeten veranderingen in de woordscheiding, in elk geval grotendeels, aan de zetter toegeschreven worden omdat zij in de redactie-1644 ook na r. 145 blijven voorkomen. Er is geen reden om te veronderstellen dat Vondel niet verantwoordelijk zou zijn voor dezelfde soort varianten in de redactie-1650 van de Hymnus. Dit vooral ook gezien het feit dat die qua aard grotendeels met de varianten van Het Lof der Zee-vaert overeenkomen. | |
4.2. De ‘Hymnus’De redactie-1650 van de Hymnus vertoont ten opzichte van de redactie-1622 een aantal vrij systematisch doorgevoerde wijzigingen. | |
4.2.1. TypografieOm te beginnen zijn in de redactie-1650 alle onderscheidingen door middel van ander typografisch materiaal weggevallen. Ik heb dat niet opgenomen in de notatie van de varianten per versregel. Het betreft alle woorden en namen die in de met een gotische letter gedrukte tekst van de editie-1622 in romein zijn gezet, iets wat in de in deze uitgave opgenomen transcriptie is weergegeven door middel van een cursief; benevens | |
[pagina 168]
| |
drie gevallen die in de editie-1622 in klein-kapitaal zijn gezet, wat in deze uitgave op dezelfde manier is weergegeven. Ook de loutere spellingsvarianten heb ik niet in de varianten-notatie opgenomen. Dat geldt eveneens voor het koppelteken in samengestelde woorden, dat in de redactie-1650 meestal is komen te vervallen doordat ze aan elkaar geschreven zijn, iets wat ik als een spellingswijziging heb opgevat. Wel genoteerd zijn de wijzigingen in hoofdlettergebruik. In de redactie-1650 is een zeer groot aantal hoofdletters komen te vervallen, in totaal zo'n 180-tal. In de redactie-1622 begint bijna elk zelfstandig naamwoord van enige importantie met een hoofdletter. Enig systeem heb ik daar niet in weten te ontdekken. Dat is tot op zekere hoogte wel het geval met betrekking tot de hoofdletters die in de redactie-1650 zijn gehandhaafd.Ga naar voetnoot2 Deze komen steeds voor bij: eigennamen, inclusief de windrichtingen (met uitzondering van r. 221 ‘noorden’); op een enkele plaats is de redactie-1622 in dit opzicht zelfs gecorrigeerd (r. 225: ‘duytsche’ - ‘Duitsche’); functies en titels, zoals ‘Amirael’, ‘Monarch’, ‘Prins’, ‘Koning’, ‘Meester’, ‘Ridder’, ‘Helt’, ‘Heer’, ‘Vorst’ (behalve in r. 64: ‘vorst’), ook: ‘Vyand’, ‘Bondgenoot’, ‘Vader’, (maar niet ‘zoon’, r. 117). Onregelmatig is het hoofdlettergebruik bij instellingen en instituties. Wel een hoofdletter hebben ‘Kerck’, ‘Tempel’, ‘Heilig Graf’ en ‘Outerplat’, en verder: ‘Staten’, ‘Provincie’, ‘Vaderlant’, en ‘Gezelschap’ (de voc). Maar tegenover ‘den Rijcke’ (r. 97) staan ‘rijcken’ (r. 53), tegenover ‘Land’ (r. 118, 128) staat ‘land(s)’ (r. 76, 282, 348), tegenover ‘Vloot’ (r. 154, 174) staat ‘vloot’ (r. 288, 344) en tegenover ‘Kroon’ (r. 156, 358) staat ‘kroon’ (r. 88, 108). Dit alles zonder dat ik daar duidelijke contextuele redenen voor heb kunnen vinden. Verder wordt de hoofdletter gebruikt bij personificaties en overdrachtelijk taalgebruik: ‘Meirminnen’ (r. 3), ‘Nature’ (r. 4), ‘Hoed der Vryheid’ (r. 136), ‘Moeder’ (r. 242, 262), en ‘Krijgsheir’ (r. 320). En tenslotte staat er in een aantal gevallen een hoofdletter zonder dat ik daar een evidente reden voor zie: ‘Aerdenkloot’ (r. 3; opgevat als naam?), ‘Want’ (r. 23, 196; opgevat als ‘termus technicus’?), ‘Doots’ (r. 31; tegenover redactie-1622: ‘doots’), ‘Hennepzeelen’ (r. 45; opgevat als naam of ‘termus technicus’?), ‘Haringrijck’ (r. 72), ‘Erfgenaem’ (r. 112; opgevat als een soort functie?), ‘Orlooghsschepen’ (r. 158), ‘Gulden Jubeljaer’ (r. 171), ‘Midlijn’ (r. 271; opgevat als ‘termus technicus’?), ‘Jaermaenden’ (r. 281), ‘Eylanden’ (r. 298; opgevat als een soort naam?), ‘Zee’ (r. 337; maar verder steeds ‘zee’), ‘Nageburen’ (r. 360). Wel hebben deze woorden, waar ze niet al op te vatten zijn als technische termen, meestal wel een eminent belang binnen de context waarin ze voorkomen. | |
[pagina 169]
| |
4.2.2. InterpunctieOok de interpunctie is ingrijpend, en systematisch, gewijzigd. In de redactie-1622 neemt de gotische komma, conform het interpunctiesysteem van het gotische schrift, een overheersende positie in. De punt wordt spaarzaam gebruikt en staat soms in situaties waar wij een komma zouden verwachten. Daarnaast komt, behalve een paar vraag- en uitroeptekens, eigenlijk alleen nog een vrij beperkt aantal dubbele punten voor, met een waarde die reikt van onze komma tot en met onze punt, met alle gradaties daar tussenin. Eenmaal is er een puntkomma, met de waarde van onze komma (r. 339). In de redactie-1650 is de interpunctie aanzienlijk gedifferentieerder, iets wat vooral teweeggebracht wordt door een grote uitbreiding van het aantal dubbele punten en puntkomma's. Bovendien is de functie van de verschillende leestekens nu vrij duidelijk van elkaar onderscheiden, al blijven er twijfelgevallen en overlappingen. Daarnaast staat de interpunctie hier veel meer dan in de redactie-1622 het geval was in dienst van de grammaticale geleding, iets wat met name is bereikt door het toevoegen en vooral ook schrappen van komma's. De punt geeft het eind van de zin aan. Een uitzondering is de punt aan het eind van r. 148, die ik dan ook als een zetfout beschouw (vgl. hieronder bij de puntkomma, r. 150). Komma's die in de redactie-1622 deze functie hebben, zijn in een punt veranderd (r. 6, 20, 34, 62, 90, 122, 182, 258, 302, 334, 335, 336, 338, 362). Hetzelfde geldt voor de dubbele punt (r. 197). De punt in r. 63 van de redactie-1622 moet beschouwd worden als een zetfout; in de redactie-1650 is hij geschrapt. De dubbele punt is een zware scheiding, iets lichter dan een punt, en staat meestal tussen verschillende, al dan niet nevengeschikte, hoofdzinnen; soms ook tussen hoofd- en bijzin. De komma's die in de redactie-1622 deze functie hebben, zijn veranderd in een dubbele punt (tussen verschillende hoofdzinnen: r. 36, 43, 121, 123, 160, 164, 166, 190, 251, 252, 375, 393; tussen hoofd- en bijzin: r. 138, 176, 236, 239, 260, 272, 304, 393). Hetzelfde geldt voor de punt (r. 84). Verder is ook voor de directe rede de komma veranderd in een dubbele punt (r. 239). De puntkomma is lichter dan de dubbele punt en iets zwaarder dan een gewone komma, en scheidt vaak nevengeschikte hoofd- en bijzinnen en opsommingen, maar ook wel hoofd- en bijzin. Komma's die in de redactie-1622 deze functie hebben, zijn in een puntkomma veranderd (r. 4, 5, 70, 102, 106, 110, 126, 140, 177, 178, 180, 331, 332, 341). Een uitzondering is r. 150, waar men eerder een dubbele punt of zelfs een punt zou verwachten. Ik vraag me af of deze onregelmatigheid samenhangt met die ik hiervoor in r. 148 ten aanzien van de punt signaleerde. Ook de punt die in de redactie-1622 deze functie heeft, is in een puntkomma veranderd (r. 99, 204). De komma staat vooral voor en na bijzinnen, bijstellingen en bepalingen, en scheidt opsommingen; ook nevengeschikte zinnen die verbonden zijn door ‘en’ worden door een komma gescheiden. Waar in deze geval- | |
[pagina 170]
| |
len in de redactie-1622 geen leesteken staat, is in de redactie-1650 meestal een komma toegevoegd (r. 19, 21, 23, 25, 44, 47, 55, 67, 72, 73, 111, 112, 191, 195, 235, 287, 291, 342, 344, 389). De punt in de redactie-1622 met deze functie is veranderd in een komma (r. 132, 134, 212), en hetzelfde geldt voor de dubbele punt (r. 9, 50). Alleen in r. 186, waar eveneens de dubbele punt in een komma is veranderd, zou men eerder een puntkomma verwachten. Op vier plaatsen zijn haakjes vervangen door komma's (r. 97, 220-221, 237, 299). In al deze gevallen is inderdaad meer sprake van een bijzin of een bepaling, dan van een echte tussen-opmerking, zoals die wel voorkomt op de plaatsen waar de haakjes gehandhaafd zijn (r. 194-195, 240, 339, 349). En tenslotte is er een komma toegevoegd na de aangesproken persoon in r. 309. Waar de komma in de redactie-1622 zinsdelen scheidt die direct op elkaar betrokken zijn, zoals onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepalingen, is hij geschrapt (r. 29, 44, 45, 49, 74, 83, 114, 133, 227, 238, 278, 319, 321, 331, 386, 390). Hetzelfde is gebeurd bij woorden die verbonden zijn door ‘en’ (r. 70, 111, 296). Verder is hij een paar maal geschrapt tussen hoofd- en bijzin (r. 5, 329) en bij een aantal bepalingen waar men hem tegenwoordig misschien liever zou handhaven (r. 18, 185, 212, 265, 349). Dat hij in de opsomming van scheepstermen in r. 169 eenmaal is weggevallen, moet als een zetfout beschouwd worden. Uitroeptekens en vraagtekens binnen een zin zijn vervangen door een komma (r. 28, 197, 315, 373), of geschrapt (r. 317). In r. 244 is de komma terecht veranderd in een vraagteken. | |
4.2.3. Grammaticale preciseringenOm te beginnen zijn alle Latijnse buigingsvormen geschrapt (r. 104, 112, 218, 270), soms in combinatie met de vervanging van het betreffende woord door een Nederlandse variant (r. 155: ‘Quinti’ - ‘Karels’; r. 203: ‘Petrum’ - ‘Peter’; r. 358: ‘Britanniae’ - ‘der Engelschen’). Verder is, ongetwijfeld ter vermijding van homonymie, een aantal vormen van het bezittelijk voornaamwoord veranderd: ‘u’ in ‘uw’ (r. 2, 3, 6, 204, 316, 356, 357, 362, 381, 388, 395; vgl. ook r. 206); en ‘haer(en)’ in ‘hun(nen)’ en ‘hen’ (r. 24, 96, 139, 142, 326). Een verbetering is de verandering van het bezittelijk voornaamwoord ‘haer’ in ‘zijn’ (r. 350, 351): het onderwerp is daar immers ‘Nederland’, dat onzijdig is. Ook veranderd zijn het persoonlijk voornaamwoord derde persoon meervoud ‘haer’ in ‘hen’ (r. 218); en het wederkerend voornaamwoord derde persoon meervoud ‘haer’ in ‘zich’ (r. 364). Vrij systematisch zijn de buigingsuitgangen genormaliseerd. Bij het bepaalde lidwoord en de adjectievenGa naar voetnoot3 is in de nominatief manlijk enkel- | |
[pagina 171]
| |
voud de buigings-n, waar die voorkwam, geschrapt (r. 55, 103, 120, 123, 205, 219, 260, 354). Hetzelfde is gebeurd in de genitief vrouwelijk enkelvoud (r. 49); in de accusatief vrouwelijk enkelvoud (r. 6, 197, 256, 397); en in de accusatief meervoud (r. 162, 257, 262, 371, 381, 387). Ook is de buigings-n geschrapt in de genitief meervoud van het zelfstandig gebruikte adjectief ‘vromen’ - ‘vrome’ (r. 398).Ga naar voetnoot4 Helemaal geschrapt is de buigingsuitgang in r. 291: ‘so een rijcke Leen’ - ‘zoo rijck een leen’; en in r. 323: ‘'t eene en 't ander veldt’ - ‘'t een en 't ander veldt’. Toegevoegd is een buigings-n in de datief en accusatief van het manlijk enkelvoud, als die daar ontbrak (r. 23, 226). Onverbogen zijn in het algemeen het onbepaald lidwoord en de bezittelijke voornaamwoorden. Een uitzondering vormen de verbogen vormen van ‘hun’, die de eveneens verbogen vormen van ‘haer’ hebben vervangen (r. 24: accusatief manlijk enkelvoud; en r. 96, 326: accusatief manlijk meervoud). Op een aantal plaatsen is een flexie bij deze woordsoorten in de redactie-1650 geschrapt (r. 90: ‘Tot eenen Swager’ - ‘Tot een zwager’; r. 206: ‘Ws lichaems’ - ‘Uw lichaems’; r. 262: ‘onses Moeders’ - ‘onze Moeders’; r. 306: ‘als eenen soeten reghen’ - ‘gelijck een zoeten regen’). Wat betreft het zelfstandig naamwoordGa naar voetnoot5 is in de accusatief de buigings-n, waar die voorkwam, geschrapt, zodat de reguliere uitgang op -e ontstond (r. 133: ‘Tot den lesten’ - ‘Tot het leste’; r. 196: ‘met vreughden’ - ‘met vreughde’; r. 269: ‘terwijlen’ - ‘terwijle’; r. 304: ‘Ter plaetsen’ - ‘Ter plaetse’). Iets dergelijks is het geval bij de verandering van ‘Westen’ in ‘Weste’ in r. 134 en 152. Ook op andere plaatsen in de tekst staat ‘Weste’, en wel steeds regulier in een accusatief-positie (r. 289, 320). Daartegenover is ‘Oosten’ (r. 134, 296, 320) inderdaad steeds een genitief. Alleen in r. 134 staat ook ‘Weste’ in de genitief; ik denk dat hier een vergissing in het spel is. In r. 296, waar ‘West’ ook in een genitief-positie staat, is de buiging helemaal weggelaten. In de nominatief meervoud hoort uiteraard wel een -n en waar die ontbreekt is hij dan ook toegevoegd (r. 363). Verder is in r. 257 de genitief genormaliseerd: ‘'t Somers’ - ‘Des zomers’. Weggelaten is de -s in r. 121: ‘buytens spoors’ - ‘buiten spoor’, naar ik vermoed omdat hij beschouwd werd als een, onjuiste, genitief-s, maar mogelijk ook om verwarring met de betekenis ‘buitensporig’ te vermijden.Ga naar voetnoot6 De buiging van het betrekkelijk voornaamwoordGa naar voetnoot7 is in r. 67 verbeterd van ‘Wiens’ in ‘Wier’, het betreft hier immers het meervoud ‘Nederlanden’. In r. 27 is de buiging van het wederkerend voornaamwoord ‘selven’ veranderd in ‘selve’. | |
[pagina 172]
| |
Wat tenslotte het werkwoordGa naar voetnoot8 betreft, is de uitgang -t in de gebiedende wijs enkelvoud geschrapt (r. 5, 190). Verder is ‘hadde’ veranderd in ‘had’ (r. 13) en ‘soude’ en ‘zou’ (r. 261). De vormen ‘rept’ (r. 41) en ‘beminde’ (r. 361) in de redactie-1622 kan ik niet anders zien dan als bij vergissing gehanteerde verledentijdsvormen. In de redactie-1650 zijn ze veranderd in de tegenwoordige tijd ‘rept’ en ‘bemindt’. | |
4.2.4. ModerniseringenTot de moderniseringen reken ik ook de purismen: ‘blaeuwe’ voor ‘lazurigh’ (waardoor ook ‘het’ toegevoegd moest worden; r. 8); ‘Outerplat’ voor ‘Altaer plat’ (r. 12); ‘gewest’ voor ‘Climaet’ (r. 30; dit levert een lelijke herhaling op met r. 29); ‘Karel’ voor ‘Carolus’ (waardoor het woordje ‘zelf’ toegevoegd moest worden; r. 97); ‘Karels’ voor ‘Quinti’ (r. 155); ‘Peter’ voor ‘Petrum’ (r. 203); ‘Groenwits’ voor ‘West-munster’ (r. 212); ‘wereltmeters’ voor ‘Cosmographen’ (r. 220); ‘geweste’ voor ‘Quartieren’ (r. 301); en ‘der Engelschen’ voor ‘Britanniae’ (r. 358). Verder is ‘doe(n)’ consequent veranderd in ‘toe(n)’ (r. 13, 171, 183) en ‘doch’ in ‘toch’ (r. 61, 303). De persoonsvorm van de tegenwoordige tijd ‘werd’ is veranderd in ‘word’ (r. 62, 64); ‘mag’ in ‘kan’ (r. 259); ‘na’ in ‘naer’ (r. 67) en ‘naer’ in ‘na’ (r. 399, 400); ‘vremd’ in ‘vreemd’ (r. 22, 224); ‘Amsteldam’ in ‘Amsterdam’ (r. 71, 127). ‘Oft’ is meestal blijven staan, maar tweemaal veranderd in ‘of’ (r. 37, 55) en eenmaal in ‘zoo’ (r. 317); in het laatste geval is er sprake van een betekenisonderscheiding (maar in r. 373 is in een vergelijkbaar geval ‘oft’ blijven staan). Het negatieve partikel ‘en’ is weggewerkt in r. 269 (‘Noch even wel en magh’ - ‘Noch kan hier evenwel’) en in r. 295 door samentrekking met ‘moeyt’ tot ‘moeiten’ (of zou de zetter dit automatisch zo gelezen hebben?). In r. 339 is het echter blijven staan. Vrij groot is het aantal ‘ee’-‘ae’- (en ‘e’-‘a’-)wijzigingen (r. 56, 86, 105, 106, 276, 348, 370, 375); maar daartegenover blijft ‘geerne’ in r. 102).Ga naar voetnoot9 Ook is in een vrij groot aantal woorden de wat ouderwetse uitgangs-e geschrapt, dit meestal voor een klinker waar omwille van het metrum toch al elisie plaatsvond (r. 77, 112, 115, 245 (2x), 272, 326, 377, 397). In r. 117 (‘Zoone’ - ‘zoon’) gebeurt dat echter zonder dat er van elisie sprake is, zodat om wille van het metrum het woordje ‘wel’ toegevoegd moest worden. De uitgangs-n is geschrapt in de woorden ‘Orangien’, ‘Spangien’ en ‘Castilien’ (r. 125, 126, 291, 353, 354) en in ‘behalven’ (r. 149). De ‘d’ is komen te vervallen in ‘sijnder’ (r. 123), ‘veelder [...]’ (r. 294), ‘alder [...]’ (r. 48, 76, 293, 403) en ‘Admirael’ (r. 7, 301, 330). Een vergissing is de opsplitsing in r. 75 van ‘voornamelijcken’ in ‘voornamelijck’ en ‘en’: ‘voornamelijcken gants’ betekent ‘in de allereerste | |
[pagina 173]
| |
plaats’, maar ‘voornamelijck en gants’ is onzin. Waarschijnlijk is deze variant aan de zetter toe te schrijven, die de vorm ‘voornamelijcken’ niet heeft herkend.Ga naar voetnoot10 Tenslotte lijken me de volgende wijzigingen eveneens moderniseringen: ‘Bondigh’ - ‘Vereenight’ (r. 1); ‘Kenpsche zeelen’ - ‘Hennepzeelen’ (r. 45); ‘Tourts’ - ‘torts’ (r. 57, 256); ‘voorts’ - ‘voort’ (r. 59); ‘genaemt’ - ‘genoemt’ (r. 97); ‘forts’ - ‘fors’ (r. 116); ‘t'seffens’ - ‘t'effens’ (r. 150); ‘zitteren’ - ‘zidderen’ (r. 182); ‘voren’ - ‘vore’ (r. 283); en ‘Strangh’ - ‘strand’ (r. 345). De verandering van de naam ‘Reyns’ in ‘Reinst’ (r. 300) is gewoon een verbetering.Ga naar voetnoot11 | |
4.2.5. Inhoudelijke wijzigingenNaast dit alles is er ook een, zij het vrij beperkt, aantal inhoudelijke veranderingen. Op een aantal plaatsen is de proclitische vorm van het bepaalde lidwoord (d' of 't) geschrapt (r. 14, 72, 73, 74, 129, 218, 406). Over het algemeen is de reden daarvan, behalve dat het een zekere veralgemenisering met zich meebrengt, me niet zo duidelijk. De verandering van de titel hangt samen met een aantal factoren: het vermijden van vreemde woorden (‘Hymnus’); modernisering (‘scheepsvaert’ - ‘Zeevaert’; ‘over’ - ‘van’); een streven naar vereenvoudiging, mogelijk ook een behoefte aan kortheid gedicteerd door de aard van de verzamelbundel (het schrappen van ‘wijd-beroemde’); en het wegvallen van de herinnering aan de prent (het schrappen van de woorden ‘Aenden Goed-jonstigen Aenschouwer’). De overige veranderingen zijn: r. 9: ‘Mijn reyse gunstigh zijt’ - ‘Begunstigh mijne reis’; ‘begunstigen’ is hier inderdaad beter; r. 25-26: het enkelvoud ‘des menschen [... ] zynes lijfs [... ] zijn’ - is veranderd in het meervoud ‘der menschen [... ] van hun lijf [... ] hun’; dit is naar ik vermoed vooral gebeurd om af te komen van de ouderwets aandoende verbuiging ‘des menschen’, maar waarschijnlijk ook omdat er vanaf r. 28 aldoor sprake is van het meervoud ‘wy’ en ‘ons’; r. 37: ‘verschil’ - ‘geschil’: het woord ‘geschil’ is in de 17de eeuw een variante vorm van ‘verschil’;Ga naar voetnoot12 waarom Vondel er de voorkeur aan geeft, is me niet duidelijk; r. 45: ‘Den eenen’ - ‘Een ander’; het laatste is strikt genomen misschien logischer, maar doordat er nu driemaal ‘Een (de) ander’ achter elkaar staat, gaat de afwisseling wel verloren; r. 61: ‘erkendt’ - ‘bekent’; ‘bekend’ overlapt in de 17de eeuw gedeeltelijk ‘erkend’ in betekenis; heeft Vondels soms een bepaald betekenis- | |
[pagina 174]
| |
aspect - bijvoorbeeld ‘bespeuren’ - willen onderscheiden? (vgl. ook hieronder bij r. 99);Ga naar voetnoot13 r. 61: ‘den grooten heyl en zegen’ - ‘de welvaert en den zegen’; ‘welvaart’ is preciezer en explicieter dan ‘heil’ en drukt juist hier beter uit waar het om gaat; r. 99: ‘Tot synen tyden’ - ‘Te zijnen tijden’; het eerste is strikt genomen onzin, het tweede niet: tot die tijd waren er natuurlijk wel meer vorsten van de portuur van Karel, in die tijd niet; r. 99: ‘erkendt’ - ‘gekent’; ook ‘kennen’ kan in de 17de eeuw de betekenis ‘erkennen’ hebben;Ga naar voetnoot14 r. 100: ‘zelfs’ - ‘zelf’; de reden van deze wijziging ontgaat me (vgl. ook r. 105); r. 102: ‘Zo’ - ‘En’; ‘en’ is hier duidelijker; r. 105: ‘selve’ - ‘zelfs’; het laatste is strikt genomen juister, Karel heeft immers zelf nooit buiten Europa gevochten; r. 132: ‘veertigh Iaer'ge Crijgh’ - ‘de Nederlantsche krijgh’; deze verandering was uiteraard nodig omdat er inmiddels meer dan tachtig jaren verstreken waren; r. 167: ‘Ick laet’ - ‘Ick zwijg’; het laatste drukt de bedoeling iets beter uit, maar door het ontbreken van een voorzetsel blijft het gewrongen (vgl. r. 261); r. 175: ‘mocht aensien’ - ‘aen mocht zien’; het laatste is meer in overeenstemming met het gangbare taalgebruik; r. 182: ‘staen t'zitteren’ - ‘vast zidderen’; ‘staan’ is in verband met hemel, aarde en zee nogal onlogisch, het woord kon trouwens rustig geschrapt worden; ‘vast’ is een stopwoordje ‘metri causa’, maar versterkt tevens de intensiteit; r. 186: ‘met’ - ‘en’; ik denk dat dit vanwege de helderheid is gedaan, maar het verstoort wel de grammaticale samenhang van de zin; r. 201-202: ‘die stadigh opt verbolghen Zee-waters woesten plas bespoeld wordt vande golgen’ - ‘die op de zee ervaren Zee waters woesten plas bespoeld wordt van de baren’; de verandering is natuurlijk begonnen bij het verouderde ‘golgen’; het alternatief voor de eerste versregel sluit echter niet aan bij het ongewijzigde begin van de tweede versregel, zodat er onzin is komen te staan; r. 209-217: ‘Doe [... ] ontdeckten [... ] vleugelen uyt-reckten [... ] keerden [... ] begonden [... ] had [... ] hadden’ - ‘Als [... ] ontdecken [... ] vleugels uit gaen recken [... ] keeren [... ] beginnen [... ] heeft [... ] hebben’; de hele passage is van de verleden tijd overgezet in de tegenwoordige tijd, iets wat inderdaad beter aansluit bij r. 219 e.v.; of de verandering van ‘vleugelen’ in ‘vleugels’ de toevoeging van ‘gaen’ nodig maakte, of omgekeerd, kan ik niet uitmaken; r. 219: ‘Den yver’ - ‘Hun yver’; het laatste betrekt de ijver nadrukkelij- | |
[pagina 175]
| |
ker op de ‘Bondgenooten’ (r. 213), waardoor er een betere aansluiting ontstaat bij de voorgaande regels; r. 225: ‘voor vele Eeuwen lange’ - ‘lang voor menige eeuw’; het laatste is iets minder gewrongen; r. 243-244: ‘Zal dan geen plaetse zijn op 's Werelds aengezicht Daer desen woesten hoop zijn zoolen niet en licht’ - ‘Zal dan de weerelt door geen haven zijn noch strant, Daer dit nieusgierigh volck den handel niet en plant?’; de eerste versie was niet alleen gewrongen, maar ook onjuist omdat ook in de 17de eeuw ‘de zolen lichten’ iets ander is dan ‘de voeten neerzetten’;Ga naar voetnoot15 ‘de handel planten’ is in alle opzichten een verbetering: dáár ging het immers om; in het kielzog van deze verbetering volgden de andere: ‘de weerelt door’ in plaats van het gezochte ‘'s Weerelds aengezicht’, en het exactere ‘nieusgierigh volck’ in plaats van het pompeuze ‘woesten hoop’; r. 259: ‘Noch even wel en magh’ - ‘Noch kan hier evenwel’; doordat het ontkennende partikel ‘en’ moest verdwijnen, moest ‘hier’ worden toegevoegd en de woordvolgorde worden veranderd; r. 261: ‘Geswyge’ - ‘Ick zwyge’; de reden van deze verandering ontgaat me, een verbetering kan ik het niet vinden; r. 288: ‘omgewielt’ - ‘omgezwiert’; de betekenis van ‘omgewielt’ zal ook voor een 17de-eeuwer te moeilijk te doorzien zijn geweest, maar ik vind de verandering wel een verlies; r. 291: ‘dat so een rijcke Leen’ - ‘om dat zoo rijck een leen’; het tweede is grammaticaal correcter; r. 301-302: ‘[...] Quartieren Ten besten van't gemeen verstandigh te bestieren’ - ‘[...] geweste Te stieren met verstant tot ons gemeene beste’; door de vervanging van ‘Quartieren’ door ‘geweste’ moest de volgende zin helemaal omgegooid worden; r. 306: ‘als eenen’ - ‘gelijck een’; door het schrappen van de flexie van het onbepaalde lidwoord moest er een lettergreep worden opgevuld, waartoe ‘als’ werd vervangen door ‘gelijck’; naar mijn gevoel was dit geen gelukkige ingreep omdat er ook in r. 307 ‘gelijck’ staat; r. 307: ‘groenen’ - ‘groejen’; ‘groeien’ is strikt genomen misschien wel logischer, maar, ook gezien ‘wassen’, dubbelop; r. 332: ‘'tZy als hy’ - ‘Het zy hy’; door de verandering wordt de opeenvolging van twee voegwoorden opgeheven; r. 336: ‘Een nieus-gier soel gheblaes’ - ‘Een liefelijcke lucht’; de reden voor de verandering zal wel zijn dat ‘nieusgier’ voor ‘nieuwsgierig’ niet meer acceptabel werd geacht, maar ook de vervanging van ‘gheblaes’ door ‘lucht’ lijkt me een verbetering; r. 339: ‘Light [... ] light’ - ‘Leght [... ] leght’; Vondel hanteert ‘zich leggen’ wel vaker voor ‘gaan liggen’;Ga naar voetnoot16 in deze betekenis kan ‘leght’ naar mijn gevoel beschouwd worden als een verbetering; | |
[pagina 176]
| |
r. 353: ‘bloeme’ - ‘hoofttack’; voor een legeraanvoerder als Maurits lijkt me de tweede kwalificatie inderdaad adequater; r. 394: ‘'t Scheepken des gemoeds’ - ‘Schip der ziele’; ik weet niet wat de reden is van deze wijziging; intuïtief denk ik in de richting van vermijden van typisch dopers taalgebruik, maar juist de uitdrukking ‘Ons zielen schip’ komt voor in de strofe uit het Boeck der Gesangen die ik hiervóór, in het commentaar bij deze versregel, geciteerd heb;Ga naar voetnoot17 door de wijziging moest er nog een lettergreep worden opgevuld, waartoe ‘heel en al’ werd veranderd in ‘geheel en al’. | |
4.2.6. Overige variantenTenslotte zijn er enkele wijzigingen die ik, omdat ze toch iets meer dan louter spellingsverschijnselen betreffen, wel in de notatie van varianten heb opgenomen, maar die waarschijnlijk aan de zetter toegeschreven moeten worden. Het betreft veranderingen in de woordscheiding bij samengestelde woorden; de scheiding van lidwoord en zelfstandig naamwoord (proclitisch - 't, 's - en enclitisch -[...] 'et) en van lidwoord en voorzetsel (inde(r/n), aende(r/n), vande(r/n)); en verder het schrappen van de apostrof als elisieteken (‘een'gen’ - ‘eengen’ e.d.), het toevoegen van een circumflex voor syncope van de ‘d’ (niet geheel consequent) en soms op de uitroep ‘ô’. | |
4.3. ‘Het Lof der Zee-vaert’De tekst van Het Lof der Zee-vaert is ter gelegenheid van de uitgave van zijn verzamelde gedichten door Vondel veel intensiever herzien dan die van de Hymnus. Als gezegd, begon hij daarmee al bij de uitgave van de Verscheide Gedichten van 1644, maar is pas in de uitgave van zijn Poëzy van 1650 de volledig herziene tekst opgenomen. Bij de nu volgende bespreking zal ik me in principe verder alleen bezig houden met de varianten die de redactie-1650 ten opzichte van de redactie-1623 te zien geeft. De redactie-1644 moet immers als onvoltooid beschouwd worden, wat een zelfstandige behandeling minder zinvol maakt. Alleen als de redactie-1644 een variant heeft die afwijkt van de redactie-1650 zal ik daar soms op ingaan. | |
4.3.1. TypografieIn de redactie-1623 is maar op één plaats een onderscheiding aangebracht door middel van ander typografisch materiaal, en wel in r. 15, waar de woorden ‘Sint Laurens’ in klein-kapitaal zijn gezet. In de redactie-1650 is deze onderscheiding niet overgenomen. In het hoofdlettergebruik is weinig veranderd. Ook hier staan hoofdletters bij eigennamen, functies en titels, bij personificaties en overdrachtelijk taalgebruik, en hier bovendien bijna steeds ook bij termen die de | |
[pagina 177]
| |
zeevaart en de zeevaartkunde betreffen. De redactie-1650 heeft in een tiental gevallen die aan deze criteria voldoen een hoofdletter toegevoegd, en deze in een twintigtal gevallen, met name bij woorden als hel, hemel, aarde en zee, geschrapt. | |
4.3.2. InterpunctieDe interpunctie is ook voor wat betreft Het Lof der Zee-vaert in de redactie-1650 vrij systematisch herzien, en vrijwel steeds is dit gebeurd volgens dezelfde uitgangspunten als ik hiervoor bij de Hymnus noteerde. De punt staat aan het eind van de zin. In de redactie-1650 is hij in r. 16 zelfs aan het eind van de zin tussen haakjes toegevoegd. Komma's die in de redactie-1623 die functie vervullen, zijn veranderd in een punt (r. 61, 131). In r. 472-473 stond in de redactie-1623 een komma tussen twee nevengeschikte zinnen; in de redactie-1650 is dit veranderd in twee hoofdzinnen en is de komma daarom ook in een punt veranderd. De dubbele punt die in de redactie-1623 de functie van een punt had, is eveneens in een punt veranderd (r. 112, 189, 257, 410). De dubbele punt is ook hier een zware scheiding, slechts iets lichter dan een punt, die meestal staat tussen verschillende, al dan niet nevengeschikte, hoofdzinnen, soms ook bijzinnen. Op één plaats is hij toegevoegd waar in de redactie-1623 een leesteken ontbrak (r. 120; door mij daar opgevat als een zetfout). Komma's die in de redactie-1623 deze functie hebben, zijn door een dubbele punt vervangen (r. 41, 43, 89, 90, 100, 105, 108, 112, 190, 191 (2x), 202, 370, 405, 411 (2x), 415, 459). Hetzelfde geldt voor de punt (r. 106, 120, 122, 123, 134, 164, 195, 262, 263, 264, 272, 274, 277, 285, 289, 318, 457, 475). Verder stond al in de redactie-1623 de dubbele punt voor een directe rede (r. 84, 97, 159). Een enkele maal is de dubbele punt blijven staan in een situatie, zoals een opsomming of een bijzin, waar men eerder een puntkomma zou verwachten (r. 173, 366, 368, 427). De puntkomma is lichter dan de dubbele punt en wat zwaarder dan de komma en scheidt vooral nevengeschikte bijzinnen, soms ook nevengeschikte hoofdzinnen, en opsommingen. Komma's die in de redactie-1623 deze functie hebben, zijn vervangen door een puntkomma (r. 4, 12, 89, 189, 210, 221, 237, 245 (2x), 247, 259 (2x), 327, 401, 413, 414, 438, 441, 442, 447, 474). Hetzelfde geldt voor de dubbele punt (r. 2, 6, 8, 10, 58, 64, 66, 152, 156, 162, 236, 240, 244, 246, 248, 251, 252, 305, 331, 343, 388, 396, 432) en de punt (r. 59, 218, 242, 250, 264, 336, 352, 474). In r. 79 en 99 is de komma tussen hoofd- en bijzin in de redactie-1644 veranderd in een puntkomma, maar in de redactie-1650 weer in ere hersteld. Hetzelfde is gebeurd in r. 325 met de komma tussen twee nevengeschikte hoofdzinnen. De komma staat vooral voor en na bijzinnen, bijstellingen en bepalingen, en verder tussen opsommingen en door ‘en’ verbonden nevengeschikte zinnen. Waar in de redactie-1623 in deze gevallen de komma | |
[pagina 178]
| |
ontbreekt, is hij meestal toegevoegd (r. 7, 9, 16, 35, 56, 57, 63, 66 70, 80, 89, 109, 111, 118, 121, 128, 132, 143, 145, 150, 154, 155, 169, 179, 180, 203, 207, 211, 213, 235, 239 (2x), 240, 244, 255, 279, 323, 339, 343, 360, 366, 369, 371, 391 (2x), 394, 438, 444, 446, 447, 449, 451 (2x), 454, 462, 466, 470). De dubbele punt die in de redactie-1623 deze functie had, is veranderd in een komma (r. 77, 260, 268, 300, 301, 302, 335, 346, 383, 440, 476). Hetzelfde geldt voor de puntkomma (r. 275) en voor de punt (r. 114, 222, 266, 270). In r. 338 is de verandering van een punt in een komma echter een zetfout. In r. 243 impliceert de toevoeging van de komma dat ‘langdurigh’ nu op ‘nacht’ slaat, in plaats van op ‘sonder licht’. De komma die in de redactie-1644 in r. 82 werd toegevoegd voor de bijzin, is in de redactie-1650 weer geschrapt. In r. 135 is de verandering van de punt in een komma in de redactie-1644 weer te niet gedaan in de redactie-1650. De komma is soms geschrapt bij woorden die door ‘en’ verbonden zijn (r. 18, 185, 221, 234, 254, 256, 276, 280, 341 (maar niet in 342!), 411, 447, 469, 470, 478), en tussen direct op elkaar betrokken zinsdelen, al komt dat in de redactie-1623 nauwelijks voor (r. 294, 341). Verder is hij in een paar gevallen geschrapt waar wij hem misschien liever zouden hebben laten staan (r. 47, 54, 290, 446 (zetfout?)). In r. 253 is een komma geschrapt die in de redactie-1623 een zetfout was. Maar in r. 291 lijkt me het schrappen van de komma een zetfout van de redactie-1650. Voor de 17de eeuw niet ongewoon is het schrappen van de komma voor de aangesproken persoon in r. 386.Ga naar voetnoot18 In r. 434 is de komma met de functie van een koppelteken, vervangen door een koppelteken.Ga naar voetnoot19 Wat het uitroepteken en het vraagteken betreft: een aantal maal is de punt aan het eind van een uitroepende zin veranderd in een uitroepteken (r. 113, 115, 116, 118, 119) en tweemaal is de komma aan het eind van een vragende zin veranderd in een vraagteken (r. 133, 160). Het uitroepteken binnen een hoofdzin is vervangen door een komma (r. 97, 140 (2x), 161, 332). | |
4.3.3. Grammaticale preciseringenBij het bepaalde lidwoord en de adjectievenGa naar voetnoot20 is de buigings-n, voor zover hij in die posities voorkwam, geschrapt in de nominatief van het manlijk enkelvoud (r. 263, 286,Ga naar voetnoot21 363), behalve in r. 217 en 350 waar hij ten onrechte juist is toegevoegd. Verder is hij geschrapt in de accusatief | |
[pagina 179]
| |
van het vrouwelijk enkelvoud (r. 13, 64, 278,Ga naar voetnoot22 316, 348) en in de accusatief van het meervoud (r. 10, 30, 268). De buigings-n is toegevoegd in de accusatief van het manlijk enkelvoud (r. 28, 108, 344, 368), of door middel van een apostrof aangegeven (r. 70). Een buigings-e is toegevoegd in de accusatief van het onzijdig enkelvoud (r. 144). Een apostrof ter indicatie van een buigings-e is toegevoegd aan de nominatief meervoud (r. 79 in de redactie-1644; in 1650 is de hele zin veranderd). Bij het voltooid deelwoord is in de accusatief van het meervoud een buigings-e toegevoegd in r. 417 en 430, en een buigings-n geschrapt in r. 294. Verder is in de accusatief van het onzijdig enkelvoud een buigings-n toegevoegd die daar binnen het gehanteerde systeem niet hoort. Bij het onbepaalde lidwoordGa naar voetnoot23 is, in tegenstelling tot wat we bij de Hymnus zagen, zo nu en dan wel een apostrof toegevoegd ter indicatie van een buigings-e of -en, en wel in de datief en accusatief van het manlijk enkelvoud (r. 86, 87, 108, 195, 276, 285, 311, 312, 384, 423). Dat is ook gebeurd bij de nominatief van het manlijk enkelvoud in r. 350, waar hij volgens mij niet hoort (vgl. de toevoeging van een buigings-n aan het adjectief in die versregel). Ook een apostrof is toegevoegd aan het onbepaalde voornaamwoord ‘geen’ in r. 290. Aan ‘anderen’ in r. 309 is een meervouds-n toegevoegd. Wat het aanwijzend voornaamwoord betreft, impliceert de verandering van ‘der gener’ in ‘der genen’ in r. 360 een verandering van enkelvoud in meervoud,Ga naar voetnoot24 waardoor de hele uitspraak een meer algemeen karakter krijgt. Ook bij het bezittelijk voornaamwoordGa naar voetnoot25 treffen we, anders dan in de Hymnus, buigingsuitgangen aan. Zo is in r. 111 een buigings-e toegevoegd in de accusatief van het vrouwelijk enkelvoud. Een indicatie van een buigings-e of -en door middel van een apostrof is toegevoegd in de accusatief enkelvoud van alle geslachten (r. 21, 58, 208, 236, 292, 331, 335, 347, 351, 386, 426). Eenmaal is een buigings-n in de accusatief van het vrouwelijk enkelvoud geschrapt (r. 20). Bij het zelfstandig naamwoordGa naar voetnoot26 is de buigings-n in de accusatief geschrapt (r. 57, 58). Zo ook in ‘Ten lesten’ - ‘Ten leste’ (r. 111). Een apostrof ter indicatie van een buigings-e is geschrapt in de accusatief vrouwelijk enkelvoud ‘tijt’ (r. 178). In r. 65 is een meervouds-n toegevoegd, en dat is ook gebeurd in het zelfstandig gebruikte adjectiefGa naar voetnoot27 in r. 61. In de accusatief ‘beide’ (r. 69) is de -n geschrapt. | |
[pagina 180]
| |
Wat het werkwoordGa naar voetnoot28 betreft, is de uitgang -t in de gebiedende wijs enkelvoud geschrapt (r. 138). Verder is door middel van een apostrof (soms in combinatie met een verdubbeling van de slot-medeklinker) de uitgangs-e van de conjunctief aangegeven (r. 233, 375, 415). Eenmaal is een uitgangs-n in de derde persoon enkelvoud van de verleden tijd geschrapt (r. 145). Naast dit alles is er nog een aantal andere correcties. Zo is, wat het werkwoord betreft, in r. 178 ‘moet’ grammaticaal correcter dan ‘te’, zeker als we mogen aannemen dat de betekenis ‘maaltijd’ voor ‘spijs’ rond het midden van de eeuw niet meer begrepen werd.Ga naar voetnoot29 In r. 456 is ‘slaen’ als persoonsvorm bij ‘al’ (allen) correcter dan ‘slaet’. Verder is er nogal wat gecorrigeerd bij het betrekkelijk voornaamwoord. In r. 21 is ‘Van wie’ veranderd in ‘Van waer’, wat strikt genomen correcter is omdat het vooral landen zijn die genoemd worden. De vervanging van het betrekkelijk voornaamwoord ‘Die’ door ‘En’ in r. 35 was nodig geworden door de omzetting van r. 34, waardoor het antecedent ‘Uranie’ te ver weg was komen te staan. In r. 147 is ‘Die’ veranderd in ‘Wie’. In r. 205 en 209 is de genitief enkelvoud van het betrekkelijk voornaamwoord ‘wiens’ veranderd in dat van het meervoud, ‘wier’. Dit betekent dat in plaats van het ‘hof’ (r. 200), zoals in de redactie-1623, nu de ‘vertrecken’, ‘salen’ en ‘kelders’ uit r. 203-204 het antecedent vormen. Deze staan wel dichterbij, maar gezien de ‘gevels, tinnen, daecken’ in r. 205 en zeker gezien de ‘vesten’ in r. 209 is het toch inhoudelijk minder logisch. | |
4.3.4. ModerniseringenIk noteerde de volgende purismen: r. 116: ‘Wat levend vermillioen’ - ‘Wat schoon schakeersel’; ‘vermillioen’ is een bastaardwoord,Ga naar voetnoot30 maar het verbaast me dat Vondel bij de vervanging niet heeft gekozen voor het Nederlandse equivalent ‘scharlaken’, waardoor de allusie op de Openbaring van Johannes (waar trouwens ‘scharlaken’ gebruikt wordt in de Biestkens-vertaling) niet verloren zou zijn gegaan;Ga naar voetnoot31 of zou de toespeling dan tè duidelijk zijn geworden en het verlies aan bewegelijkheid (uitgedrukt in ‘levend’ (1623), respectievelijk ‘schakeersel’ (1644 en 1650)) te groot?; dit alles aangenomen dat er in de redactie-1623 inderdaad een toespeling op de Openbaring gemaakt wordt; r. 124: ‘Mercurius’ - ‘Merkuur’; hierdoor werd de toevoeging van ‘om laegh’ nodig, wat bovendien de aanschouwelijkheid ten goede kwam; r. 276: ‘Chaos’ - ‘Baiert’. | |
[pagina 181]
| |
Vrij consequent zijn de volgende veranderingen doorgevoerd: ‘na’ in ‘naer’ (r. 16, 257, 288 (2x), 290, 351, 421, 446); ‘tegen’ in ‘tegens’ (r. 74, 270 (2x)); ‘vaeck’ in ‘dick’ (r. 179, 186, 240, 324), in ‘dickwils’ (r. 293; waardoor bovendien ‘aldus’ veranderd moest worden in ‘dus’), en in ‘zomwijl’ (r. 325; waardoor ‘tweemael honderd’ veranderd moest worden in ‘tweehondert’); ‘nocht’ in ‘noch’ (r. 227, 229, 238, 288, 298, 362, 386, 410, 419, 420; maar in r. 227 bleef ‘nocht’ staan); ‘dy(-ty)’ in ‘ge’ (r. 133, 134, 279). Verder werd ‘kond’ (tegenwoordige tijd) veranderd in ‘kunt’ (r. 9), waarschijnlijk om verwarring met de verleden tijd ‘konde’ te vermijden;Ga naar voetnoot32 ‘magh’ werd veranderd in ‘kan’ (r. 107); ‘hen’ (bezittelijk voornaamwoord) in ‘hun’ (r. 114);Ga naar voetnoot33 ‘most’ in ‘moest’ (r. 409); en ‘werd’ in ‘wiert’ (r. 424), waarschijnlijk om verwarring te vermijden met de tegenwoordige tijd ‘werd’ (voor ‘wordt’).Ga naar voetnoot34 Vrij groot is het aantal ‘ee’-‘ae’- (en ‘e’-‘a’-)wijzigingenGa naar voetnoot35 (r. 91, 92, 124, 128, 204, 211, 235, 266, 302, 350, 357, 405, 406, 408, 413, 462), maar daarentegen werd ‘marckt’ veranderd in ‘merckt’ (r. 465). De ouderwetse uitgangs-e van het zelfstandig naamwoord ‘koye’ werd, voor een klinker, geschrapt in r. 196. Hetzelfde is een aantal keren gebeurd met de apostrof ter indicatie van zo'n uitgangs-e (r. 63, 236, 261; vgl. ook r. 142, waar ik hem echter in de redactie-1623 heb opgevat als een zetfout). De uitgangs-n is geschrapt in ‘Brittanien’ en ‘Marsillien’ (r. 31, 450). Het ontkennende partikel ‘en’ is weggewerkt in r. 184 (waardoor ‘voelt’ veranderd moest worden in de variante vorm ‘gevoelt’). Tenslotte lijken me de volgende veranderingen eveneens moderniseringen; ‘veer[... ]’ in ‘ver[... ]’ (r. 10); ‘vermetelheyd’ in ‘vermetenheit’ (r. 90); ‘borgery’ in ‘burgery’ (r. 92); ‘binnens boords’ in ‘binnen boorts’ (r. 147); ‘Room’ in ‘Rome’ (r. 162); ‘Ionffer’ in ‘Joffer’ (r. 169); ‘vangenis’ in ‘gevangenis’ (r. 193); ‘spout’ in ‘klooft’ (r. 218); ‘deysen’ in ‘deinzen’ (r. 221); ‘voren’ in ‘voor’ (r. 283; hierdoor moest ‘en’ toegevoegd worden); ‘ghemoedren’ in ‘gemoeden’ (r. 293); ‘goedren’ in ‘goeden’ (r. 294); ‘jonnet’ in ‘geeft het’ (r. 326); ‘derfse’ in ‘durfze’ (r. 333); ‘'t juyteren’ in ‘vrolijckheit’ (r. 341); ‘deuntjens’ in ‘deunen’ (r. 342); ‘veelderley’ in ‘veelerley’ (r. 349); ‘schoon of’ in ‘hoewel’ (r. 352); ‘grouwelijcke’ in ‘gruwelijcke’ (r. 361); ‘soo’ in ‘zulcks’ (r. 381);Ga naar voetnoot36 ‘waerschout’ in ‘waerschuwt’ (r. 390); ‘dorpel(s)’ in ‘drempel(s)’ (r. 410, 477); ‘sorg’ in ‘zorge’ (r. 412); ‘zweyt’ in ‘zwaeit’ (r. 443); ‘slincker [... ] rechter hand’ in ‘slincke [... ] rechtehant’ (r. 443); en ‘steeds’ in ‘staegh’ (r. 450). | |
[pagina 182]
| |
4.3.5. Inhoudelijke wijzigingenOok hier is weer op een aantal plaatsen de proclitische vorm van het bepaalde lidwoord ('t of d') geschrapt (r. 112, 144, 162, 179, 273, 319, 321, 323, 336, 354, 391, 449, 453). In r. 112 is dit een verbetering: ook in de 17de eeuw was de uitdrukking ‘voor anker gaan, rijden (enz.)’.Ga naar voetnoot37 In r. 162 hangt het samen met de variant ‘Room’ - ‘Rome’, die als een modernisering te beschouwen is. Over het algemeen echter is de reden, behalve dat het een zekere veralgemenisering met zich mee brengt, me niet zo duidelijk. In de titel is de uitvoerige aanspreekvorm geschrapt. Dit is in overeenstemming met de algemene tendens in die tijd. Hooft, die aanvankelijk in zijn correspondentie zeer nauwgezet is wat betreft de titulatuur en aanspreekvormen, houdt daar, in ieder geval in zijn kladboeken, al rond 1623 mee op. In 1656 vaardigen de Staten-Generaal een resolutie uit om de titulatuur te vereenvoudigen.Ga naar voetnoot38 Ridder was Reael geworden in 1626 toen hij door Karel I tot ridder werd geslagen na een gecombineerde Engels-Nederlandse vlootonderneming tegen Spanje, waarbij Reael vice-admiraal was.Ga naar voetnoot39 De betiteling ‘generaal’ voor gouverneur-generaal komt niet voor in het WNT, maar was heel gewoon. Coen adresseerde zijn brieven aan Reael steeds ‘Aen den (E.) heer Generael’, en ook Hooft heeft het steeds over ‘den Heer Generael’.Ga naar voetnoot40 De overige veranderingen behandel ik weer per versregel. r. 15: ‘Sint Laurens’ - ‘Mijn Laurens’. Voor deze verandering zijn in de loop der tijd allerlei verklaringen aangevoerd, waaronder de veronderstelling dat na Vondels overgang tot het katholicisme het oneigenlijke gebruik van dit predikaat niet meer door de beugel zou hebben gekund. Laatstelijk heeft Hans den Haan deze verklaring afgewezen en het veelvuldig gebruik van ‘sint’ als scheid- en spotwoord door Vondel in de jaren na ca. 1625 als verklaring aangevoerd.Ga naar voetnoot41 Ook deze verklaring bevredigt me niet helemaal, vooral niet omdat Vondel in de redactie-1644 (en in dat gedeelte daarvan waarin hij overigens wel wijzigingen aanbrengt) ‘Sint’ laat staan, iets wat nauwelijks voorstelbaar is als het woord te zeer gecompromitteerd was. Zou de verklaring niet eerder liggen in het feit dat de hele discussie rond Reaels gouverneur-generaalschap waarop de kwalificatie ‘Sint’ inspeelt,Ga naar voetnoot42 rond 1650 niemand meer iets zei? r. 16: ‘Voogd’ - ‘Hooft’. Ik denk dat deze wijziging nodig was doordat | |
[pagina 183]
| |
de betekenis van ‘landvoogd, gouverneur’, die Plantijn en Kiliaan nog voor ‘voogd’ opgeven, rond 1650 in onbruik was geraakt.Ga naar voetnoot43 r. 32: ‘Versmade’ - ‘Dorst tarten’. De betekenis ‘verachten’ voor ‘versmaden’Ga naar voetnoot44 zal rond 1650 niet meer begrijpelijk zijn geweest. r. 34: ‘Phoenicien is eerst Vrania verschenen’ - ‘Uranie eerst is aen Fenicie verschenen’. Het voorop plaatsen van het onderwerp maakt de zin een stuk begrijpelijker. r. 36: ‘Het sincken van den As’ - ‘Des aspunts zincken’. De verandering is een feitelijke verbetering, ook Blaeu spreekt in zijn Cort onderwijs van de ‘Polen ofte aspunten des werelts’.Ga naar voetnoot45 r. 37: ‘neemt sijn naem’ - ‘is befaemt’. De eerste lezing suggereert een etymologisch verband waarover ik in de toenmalige literatuur niets heb kunnen vinden. Ik denk dan ook dat die suggestie, als die al in de betekenis gegeven ligt, onjuist is en dat de verandering gemaakt werd om hem weg te nemen. r. 44: ‘elck wil d'eerste sijn’ - ‘elleck d'eerst wil sijn’ - ‘elck wil d'eerste zijn’. Van de omzetting die de redactie-1644 te zien geeft heeft Vondel in 1650, naar mijn gevoel terecht, weer afgezien. r. 49: ‘Die, uyt het vocht geteelt’ - ‘Die borst, uit schuim geteelt’. Het antecedent, de ‘Zeeman’ in r. 46, staat erg ver van het betrekkelijk voornaamwoord ‘Die’ af, zodat er onduidelijkheid ontstaat of er sprake is van een betrekkelijk of een aanwijzend voornaamwoord. De wijziging lost dit op. Verder is ‘schuim’ in plaats van ‘vocht’ feitelijk juister, gezien de inhoud van r. 46, maar het levert wel een herhaling op van r. 46. r. 58: ‘smoddig’ - ‘luchtigh’. Was ‘smoddig’ niet netjes genoeg?Ga naar voetnoot46 De keuze van het woord ‘luchtigh’ als alternatief kan ik niet anders zien dan als een noodgreep. r. 64 en 65: ‘Als’ - ‘Wen’. Dit zal wel gedaan zijn om ‘als’ in de betekenis van ‘wanneer’ te onderscheiden van ‘als’ in de betekenis van ‘zoals’ (zie bijv. r. 76). r. 65: ‘met bylen, en met dis'len’ - '‘met byl en zaegh en disselen’. Deze wijziging zal wel te maken hebben met de 17de-eeuwse voorkeur voor geledingen in drieën.Ga naar voetnoot47 | |
[pagina 184]
| |
r. 76: ‘een groote Kerck’ - ‘Neptunus kerck’. Wilde Vondel de mogelijkheid van een religieuze connotatie, misschien juist omdat hier sprake is van hoogmoed,Ga naar voetnoot48 in elk geval vermijden? Ook het schrappen van de hoofdletter in ‘Kerck’ doet dat vermoeden. r. 79-82: ‘Nieu reusen zijn geteelt [... ] light versmoort [... ] om dattet dorst Saturnus setel tergen’ - ‘De Reuzen zijn herteelt [... ] wel eer gesmoort [... ] om dat dees aert Saturnus stoel durf tergen’. De veranderingen impliceren een actualisering van het gebeuren. In de redactie-1623 is er alleen maar de vrees dat er rekenschap geëist zal worden voor het ‘versmoren’ van de oorspronkelijke reuzen die indertijd de hemel durfden (verleden tijd!) aanvallen. In de redactie-1650 zijn het diezelfde reuzen, die er als soort weer zijn en doen wat ze altijd doen: ze durven (tegenwoordige tijd!) de hemel aanvallen. Binnen deze laatste interpretatie is het begrijpelijk dat Vondel in r. 80 de temporele precisering ‘wel eer’ geeft: tegenover de permanente dreiging is de vernietiging van de reuzen inderdaad iets uit het verleden. Ook de verandering van ‘het’ (‘dattet’) in ‘dees aert’ (r. 82) is meer dan alleen maar een verduidelijking. Het geeft aan dat het inderdaad om de soort gaat.Ga naar voetnoot49 Omwille van het metrum volgt daar dan weer de verandering van ‘setel’ in ‘stoel’ uit. De al in de redactie-1644 gegeven wijziging van ‘versmoort’ in ‘gesmoort’ (r. 80) zal wel uit de parallellie met ‘gestickt’ te verklaren zijn. r. 85: ‘Dien aerbeyd [... ] een Archimedes’ - ‘Die arbeit [... ] een’ Archimedes'. De verandering van de uitgangen is naar mijn gevoel hier geen correctie, maar iets dat volgt uit de verwisseling van onderwerp en lijdend c.q. meewerkend voorwerp. Deze verwisseling maakt dat er meer recht wordt gedaan aan de hier gehanteerde betekenis van ‘passen’.Ga naar voetnoot50 r. 94: ‘gat’ - ‘kuil’. De reden voor deze verandering ontgaat me. Vond Vondel ‘gat’ een te alledaags woord? r. 100: ‘kroost’ - ‘zaet’. Voor deze verandering geldt hetzelfde als voor de voorgaande. r. 103: ‘waggelt’ - ‘hobbelt’. De reden van deze wijziging lijkt me te zijn dat ‘waggelen’ meer een heen en weer gaande, ‘hobbelen’ meer een op en neer gaande beweging aanduidt; het laatste is beter op een schip van toepassing. r. 107: ‘Kercktorenen’ - ‘Kercktorens’. Het tweede is de correcte vorm.Ga naar voetnoot51 | |
[pagina 185]
| |
De wijziging maakte het nodig dat ‘in zee’ werd veranderd in ‘in de zee’. r. 115: ‘Orangie blangie bleu’ - ‘Oranje wit en blaeuw’. Volgens Kalff zou staatsgezindheid, meer dan enkel purisme, de reden van deze wijziging zijn geweest.Ga naar voetnoot52 Deze bewering gaat echter om twee redenen niet op. Ten eerste gaat de discussie over prinsenvlag versus statenvlag, die met name in de 19de eeuw werd gevoerd, niet over ‘Oranje blanje bleu’ versus ‘Oranje Wit Blauw’, maar versus ‘Rood Wit Blauw’. En ten tweede is de veronderstelling dat er in 1653 door de Staten-Generaal uit politieke overwegingen een verandering in de vlag van de Republiek van oranje in rood zou zijn verordonneerd, al in 1863 en 1865 door Fruin weerlegd: er is geen betekenisverschil tussen ‘oranje wit blauw’ en ‘rood wit blauw’.Ga naar voetnoot53 De enig overblijvende reden voor de verandering ligt dus in het vermijden van de bastaardwoorden ‘blangie’ en ‘bleu’. r. 122: ‘koets’ - ‘kar’. De enige reden die ik zie voor deze verandering, is dat Vondel de betekenis ‘ledikant’ die ‘koets’ kan hebben, wilde uitsluiten.Ga naar voetnoot54 r. 134: ‘misbruyckty om te’ - ‘misbruicktge om meê’. Het voorwerp waarmee wordt gepronkt, wordt inderdaad genoemd (‘Het geen’). Werd het in zo'n geval correcter geacht het voorzetsel toe te voegen? Of gebeurde het omwille van het metrum, dat door de verandering was verstoord? r. 136: ‘werpt’ - ‘worpt’. De verleden tijd is, gezien de voltooide tijd in r. 135, strikt genomen correcter. Het gevolg is echter dat de zin zijn karakter van een algemeen geldende uitspraak verliest. r. 137: ‘De weelde heeft Tyrus [... ] doen dolen’ - ‘De weelde Tyrus [... ] deed dolen’. Aan deze verandering zal wel een metrische overweging ten grondslag hebben gelegen. De eerste versie is alleen metrisch te lezen met elisie van de stomme ‘e’ van ‘weelde’, wat voor een ‘h’ niet correct was. r. 145: ‘uytsichts’ - ‘aenschijns’. De verandering is die van een ongewoon woord door een gangbaar.Ga naar voetnoot55 Maar tevens betekent het een verlies aan zeggingskracht, doordat het actieve aspect dat in ‘uytsicht’ gegeven lag en in de betreffende passage ook functioned was, verloren gaat.Ga naar voetnoot56 r. 168: ‘Het lichaem dat is t'huys’ - ‘Al is het lichaem t'huis’. De omzetting is natuurlijk gedicteerd door de behoefte van het overbodige ‘dat’ af te komen. Door de toevoeging van ‘Al’ wordt ook de betekenis van de zin duidelijker. Maar de parallelle constructie van de beide zinsdelen, | |
[pagina 186]
| |
waardoor hun tegenstelling stilistisch werd benadrukt, gaat er door verloren. r. 182: ‘slabberdaen’ - ‘abberdaen’. Het is de vraag of de eerste vorm überhaupt bestond. Voor zover ik heb kunnen nagaan is in ieder geval ‘abberdaen’ de correctere vorm.Ga naar voetnoot57 r. 185: ‘pronckers’ - ‘slempers’. Ik neem aan dat ook voor een 17de- eeuwer het woord ‘pronker’ hier niet zo goed in het verband paste. r. 189: ‘Soo heeftmen sulcx in acht’ - ‘Zoo neemt men oogh hier op’. De verandering voorkomt verwarring met ‘in acht hebben’ in de betekenis van ‘achting hebben voor’.Ga naar voetnoot58 r. 193: ‘dag’ - ‘dagk’. De wijziging betekent een expliciete keuze voor de betekenis dolk (‘dagge’, van het Franse ‘dague’), in plaats van die van ‘kort stuk touw’.Ga naar voetnoot59 r. 204: ‘leegh’ - ‘laegh’. Behalve vanuit de ee-ae-wisseling, is deze variant mogelijk ook te verklaren uit de behoefte verwarring met ‘leeg’ te voorkomen. r. 218: ‘Den Eyck’ - ‘En d'Eick’. De reden voor deze wijziging ontgaat me. Een verbetering kan ik het niet vinden. r. 237: ‘dan’ - ‘nu’. Dit zal wel gedaan zijn om de herhaling van het zelfde woord in één zin op te heffen. r. 238: ‘nocht’ - ‘geen’. Hiervoor geldt hetzelfde. r. 245: ‘baeckens’ - ‘baecken’. Deze verandering betekent dat er geopteerd wordt voor het enkelvoud ‘baak’, in plaats van ‘baken’. Beide vormen komen in de 17de eeuw naast elkaar voor.Ga naar voetnoot60 In r. 298 blijft echter ‘baeckens’ gehandhaafd. r. 263: ‘is’ - ‘hangt’. Deze verandering vergroot de beeldende kracht. r. 267: ‘gaet’ - ‘komt’. Dit drukt de plotselinge beweging beter uit. r. 269: ‘Zee, en Hemel t'saem’ - ‘hemel lucht en zee’. Was Vondel de toevoeging ‘t'saem’ bij ‘mengen’ als minder correct gaan zien, of was het de voorkeur voor geledingen in drieën die ook hier de verandering dicteerde? (vgl. de variant in r. 65). r. 271: ‘Den Opgang d'Ondergang’ - ‘En d'Op- den Ondergang’. De wijziging is metrisch beter en bovendien wordt de herhaling van ‘[... ]gang’ zo vermeden. r. 273: ‘aen 't strand’ - ‘op strant’. Ik zie geen andere reden voor de verandering dan parallellie met de rest van de zin. r. 278: ‘doen de golven rollen’ - ‘golf op golven rollen’. Deze verandering vergroot de beeldende kracht. r. 285: ‘hanget’ - ‘hangt men’. De eerste versie is alleen begrijpelijk als men ‘het schip’ (r. 279) als antecedent op vat, maar daarvoor staat het veel te ver weg. r. 286: ‘het’ - ‘ons’. Hiervoor geldt het zelfde. | |
[pagina 187]
| |
r. 289: ‘door’ - ‘van’. Vondel zal het tweede wel correcter gevonden hebben. r. 315: ‘wanneer dat mijn Pinas’ - ‘wanneer mijn zeepinas’. Ook hier ging het er natuurlijk om van het lelijke en overbodige ‘dat’ af te komen. N.B. Dit is de enige inhoudelijke verandering die na r. 145 ook al voorkomt in de redactie-1644. r. 325: ‘'t Armdicke touw men viert’ - ‘Men viert het armdick touw’. Door het onderwerp voorop te zetten, wordt de zin duidelijker en wint het verhaal aan vaart. r. 332: ‘onsterffelijcke’ - ‘dappere’. Door de verandering komt de argumentele bedoeling die Vondel met deze passage had, beter tot uitdrukking.Ga naar voetnoot61 r. 339: ‘Maer als den Oceaen’ - ‘Maer als nu d'Oceaen’. Door de toevoeging van ‘nu’ wordt ‘als’ duidelijker in de betekenis van ‘wanneer’ geprofileerd (vgl. r. 64, 65). Een belangrijker reden voor de toevoeging is echter wellicht dat daardoor duidelijker terug wordt verwezen naar de stormpassages, waar de nu volgende passage bij aansluit. r. 364-365: ‘[...] wien verstreckt de gulde Sterrekunst Een uurwerck in het diep’ - ‘die zich van de gulde Sterrekunst Als van een uurwerck dient’. De omzetting bood een oplossing voor de onduidelijke datief ‘wien’, de ongewone woordvolgorde, en de vrij zinloze plaatsbepaling ‘in het diep’. r. 388: ‘wonder dol’ - ‘overvol’. Vond Vondel de eerste versie toch te weinig serieus? In ieder geval was ‘wonder’ als bijwoord erg ongewoon.Ga naar voetnoot62 r. 393: ‘eycken’ - ‘grenen’. Schepen, of althans scheepskielen, hoorden van eikehout te zijn, maar vaak verving men dat materiaal door het goedkopere grenen.Ga naar voetnoot63 Doelt Vondel hier op, of deed het feit dat de verdere opbouw van het schip meestal wel van grenen was hem deze verandering aan de hand? r. 414: ‘hoerekind, en aterlinxen bastert’ - ‘vondeling, dien aterlinxen bastert’. De vondeling is wel netter dan het hoerekind, maar ook weinigzeggend doordat de specifieke toepasbaarheid op ‘Cupido-hebzucht’ ontbreekt, aangenomen dat die toespeling in de redactie-1623 inderdaad gemaakt wordt. Dit verlies wordt slechts ten dele opgevangen door de vervanging van ‘en’ door ‘dien’.Ga naar voetnoot64 r. 415: ‘flucx smackt’ - ‘men smack’. Was de gebiedende wijs hier wat te bruusk? r. 419: ‘niet 't Christelijck geloof’ - ‘geen Kristelick geloof’. De uitspraak wordt door de verandering iets algemener van karakter. r. 424: ‘Op datter geenig rijck’ - ‘Op dat geen rijck noch kust’. De reden van de verandering zal wel bij ‘geenig’ hebben gelegen. | |
[pagina 188]
| |
r. 427: ‘dat 't’ - ‘hoe 't’. De verandering versterkt de parallellie met r. 426. r. 431: ‘Soo sal de segen Gods toevloeyen’ - ‘Zoo zal Godts zegen ons toevloeien’. In het WNT komen geen plaatsen voor waarin ‘toevloeien’ gebruikt wordt zonder meewerkend voorwerp.Ga naar voetnoot65 De wijziging zal dus een grammaticale correctie zijn. r. 436: ‘steeds bruysen’ - ‘gaen bruizen’. De reden voor de verandering ontgaat me. r. 440: ‘lendenen bedeckt’ - ‘lenden overdeckt’. Ook hier kiest Vondel voor de kortere meervoudsvorm (vgl. r. 107, 245, 293, 294), waardoor hij tevens ‘bedeckt’ moest veranderen in ‘overdeckt’. r. 445: ‘De Watergoon bemoscht’ - ‘Bemoschte watergoôn’. De woordvolgorde is natuurlijker geworden. r. 448: ‘Die leggen aen [...], of palen aen’ - ‘Gelegen aen [...], of palende aen’. De zin loopt in de tweede versie iets vloeiender. r. 462: ‘Rymers’ - ‘Dichters’. Het onderscheid tussen een ‘versificateur’ (of: ‘rymeur’) en een ‘poëte’ komt in de 16de eeuw al voor bij Du Bellay en Ronsard, terwijl ook Scaliger er in zijn Poetices Libri septem over schrijft. In Nederland signaleert Th. Rodenburgh het verschil tussen ‘rymers’ en ‘Poëten’ in zijn Eglentiers Poëtens Borst-weringh (1619). Voor Vondel schijnt het woord ‘Rymer’ in 1623 echter nog geen negatieve connotatie te hebben gehad.Ga naar voetnoot66 Maar in 1650 was dat wel het geval. In de Aenleidinge ter Nederduitsche dichtkunste, die in Poëzy-1650 voor het eerst werd uitgegeven, heeft hij het er over dat ‘Wie voor Poeet wil gaen, [... ] van een rijmer wel Poeet, maer van Poeet geen rijmer worden [moet]’.Ga naar voetnoot67 Het woord ‘Rymer’ kon dus, in betrekking op Hooft, onmogelijk blijven staan. r. 466: ‘En’ - ‘De’. Het tweede is logischer. r. 466: ‘ten sterren’ - ‘ten hemel’. Is deze wijziging soms aangebracht om de allusie op de Reuzenstrijd duidelijker te maken?Ga naar voetnoot68 r. 468 ‘Iuffertjens van 't Y’ - ‘Joffers van ons Y’. De tweede versie komt op mij wat plechtstatiger over. Daarnaast maakt ‘ons Y’ de betrekking tot Amsterdam inniger. r. 473: ‘En hebben [...]’ - ‘Zy hebben [...]’. De eerste versie loopt grammaticaal niet goed doordat het onderwerp (‘Twee Diertjens’ r. 471) door een tussenzin is gescheiden van de persoonsvorm. | |
[pagina 189]
| |
4.3.6. Overige variantenOok hier blijft er een reeks wijzigingen over die ik wel in de notatie van Varianten heb opgenomen, maar die ik verder niet behandel, omdat het erg onzeker is of Vondel er zelf bemoeienis mee heeft gehad. Weer betreft het de woordscheiding van samengestelde woorden; de scheiding van lidwoord en zelfstandig naamwoord (zowel proclitisch als enclitisch); de scheiding van lidwoord en voorzetsel; het schrappen van de apostrof voor elisie; en het toevoegen van een circumflex voor de syncope van de ‘d’. Een uitzondering wil ik alleen maken voor samentrekkingen met ‘daer’, zoals ‘tyter’ (r. 91), ‘gaeter’ (r. 93), enz.,Ga naar voetnoot69 die vanaf r. 145 alleen in de redactie-1650 uit elkaar gehaald zijn, reden om hier wel Vondels hand in te vermoeden (r. 91, 93, 105, 106, 189, 190, 191, 192, 195, 281, 449, 453). |
|