Salmoneus
(1685)–Joost van den Vondel– Auteursrechtvrij
[pagina 22]
| |
Tweede bedryf.Eerste tooneel.
Diodoor. Rey van Hofpriesters, Koraalen. Altaarknechten, Hoftrouwanten, en edele Maagden van Elis, geleidende het beeld van Salmoneus.
Zang van Koraalen.
‘DE pracht van 't nieuwe feest
‘De hemel op der aard, verheugd liet hof,
‘En onzer Priest'ren geest,
‘Laat ons ook zingen tot des Konings lof,
‘Hoe groot! hoe groot is de eer?
‘Van onzen Vorst, en Heer.
Zingende, Maagden.
‘Grieksche, en Lybiaansche velden,
‘Die der Goden opperhooft
‘Dag op dag met zangen looft,
‘Wien godvruchtige op u melden,
‘Elis toont geen minder pracht,
‘Daar het wierookt, brand, en slagt.
‘Volgt Salmoneus hofgeboden,
‘Priesters, stelt hem by de Goden.
De Rey der Maagden herhaalt de twee laatste vaarzen.
‘Volgt Salmoneus &c.
‘Priesters stelt &c.
Dans van Altaarknechten.
Diodoor.
Trouwanten, zet dit beeld wat neder op den drempel
Van Jupiter; nu, toeft een luttel voor den Tempel.
De Aardspriester Theofrast met al het Priesterdom,
Komt beevende uit het Koor, zoo grijs hy is, en krom,
Geboogen, door de last der opgehoopte jaaren,
Gesleeten op de wacht, voor Kerken, en Altaaren:
Al is zijn lichaam zwak, noch flaauwt zijne yver niet.
| |
[pagina 23]
| |
Tweede tooneel.
Theofrastus uit de Kerk komende, Rey van Priesters van Jupiter. Koraalen, Diodoor. Trouwanten. Rey van Priesters van't Hof. Altaarknechten. Eutimus.
Theofrastus.
WAt of dit gulde beeld in 't kerkportaal bedied?
Dit schijnt Salmoneus zelf, of na Jupijn te zweemen.
Diodoor.
De Vorst belaft u dit in 't heiligdom te neemen,
Te planten op 't Altaar, in 't alderhoogste Koor,
Met alle plechtigheên.
Theofrastus.
Wat zegt gy, Diodoor?
Aanvaart gy deezen last?
Diodoor.
Aardspriester, hou me onschuldig;
Ik spreek in 's Konings naam.
Theofrastus.
Wie kan die trots geduldig...
Diodoor.
Getroost de Aardpriester zich des Konings ongenâ
Te laaden op den hals? zoo kan men my de schâ,
Den krak des Priestordoms in eeuwigheid niet wijten.
Theofrastus.
O! Priesters, nu is 't tijd u voor Jupijn te quijten.
Diodoor.
Eerwaardste Vader, hou gemak. Gy Priesters houd
Uw handen van dit beeld, mijn zorge toebetrouwt.
De Koning gaf geen last my tegens u te kanten
Met openbaar geweld; dus keert gy, Hoftrouwanten,
En Altaarknaapen, zegt hoe ik de last van 't Hof
De Kerk heb aangedient.
Danssers, en Trouwanten binnen.
Theofrastus.
Wat word de Kerk al stof
| |
[pagina 24]
| |
Gegeven, om met magt hier tegens aan te werken!
O! schennis! ô! Jupijn! ô! gruwel voor uw Kerken!
Speelt nu een sterflijk mensch met aller goden lot?
De aloude Kerkdienst word den Ongriek tot een spot,
Door zulke vremdigheên, te spoorloos, en verwaaten,
Ten toon gestelt. Hoe nu mijn kerklijke onderzaaten?
Zal Elis zulk een stuk met lijdzaame oogen zien?
De Juno van dit Hof wil 't Priesterdom gebiên:
Hy heerscht door haaren heer, en durft ons wetten stellen.
Nu zietge eerst wat voor goed ons de offervinders spellen,
En waarom deezen dag het altaar raakte in brand.
Hier draait dit nachtfeest op, dit word door Hierofant
Beyvert om zijn klaauw te slaan in al 't gewijde;
En hierom weifelt hy, en houd des Konings zijde.
Maar niemand onder u zal zoo lichtvaardig zijn,
Dat hy om aardich genot, ook de eere van Jupijn
Verzaake; ik zweere by mijn heilige offerbanden,
En hooft, geen witten stier noch smookende offerhanden
Te wijden aan dit beeld, noch geur van 't wierookvat
Te zwaaijen voor 't altaar, al zouden hof, en stad
Met koningrijk met al in vuur, en bloed verzinken,
Eutimus.
Eerwaarde Vader, zacht.
Theofrastus.
Ik meen mijn bloed te drinken
Om dees verwatenheên.
Eutimus.
Gewis uw reedlijkheid,
Werd op de proef gestelt door zulk een onbescheid.
Het hof, 't welk in de kerk bespreeken mag, noch stemmen,
Belaagt de Myterkroon, en waant haar magt te temmen:
Maar 't priesterdom 't welk u tot hooft heeft ingewijd,
Zal 't helig tempelrecht, aan eeuwen, noch aan tijd,
Noch waerelds hooftgezach gebonden, kloek verweeren,
Al zou de waereld in haar ouden baiaard keeren.
Maar aangezien dees storm zoo snel, en onverwacht
Dus opsteekt, en het hof zijn opzet deezen nacht
| |
[pagina 25]
| |
Voltrekken wil, en zich om hoog noch laag laat hind'ren,
Valt dit bedenken, of gy met wat zeils te mind'ren
Niet veiliger door zee zult vaaren, voor een poos,
Dan laaten volstaan, en den kerkdienst roekeloos
Beveelen aan 't gevaar van zinken, of van stranden,
In zulk een dwarreling, en buy van misverstanden.
Men ga met overleg: het hangt aan uw besluit.
Theofrastus.
Hier valt geen middelen; hier heeft de kerkdienst uit,
Indien wy weifelen, en gunst ten hoof gaan zoeken.
Eutimus.
Men kan behendiger de schalkheid dus verkloeken
Om beters wil, de schâ gaat zomtijds voor de baat.
Theofrastus.
Ik prijs uw oogmerk; maar 't gevolg is al te quaad.
Het looze hof verleert niet licht zijn quaade luimen.
Begintme om beters wil dien afgod in te ruimen,
Zoo word de voet gelegt tot ongebondenheên.
Eutimus.
Men ruimt, met eenen voet of twe te rug te treên
Het veld niet, maar verliest wat velds, om 't veld te winnen.
Theofrastus.
Zoo wint het hof op ons, waar toe den vyand binnen
Gelaaten, die zoo licht gekeert word voor de poort?
Eutimus.
Niet licht, maar met gevaar; het hof vaart echter voort.
Diodoor.
De Vorst heeft by zijn hoofd, en kroon te hoog gezwooren.
Theofrastus.
En ik by Jupiter; geen afgod zal zijn kooren
Ontheiligen, geen magt van Vorsten, onze magt
Verdrukken; liever hier gesturven op de wacht
Des tempels, dan den toom van 't kerkgezach te missen.
Wie zou dees lastervlek uit de altaarkleeden wissen?
Eutimus.
Salmoneus heeft de magt der benden op zijn hand.
Hy houd zich sterk genoeg het opgaan van dien brand
| |
[pagina 26]
| |
Te stuiten.
Theofrastus.
Tempelbrand is niet zoo licht te blussen.
Gantsch Grieken stemt met ons in kerkplicht.
Eutimus.
Ondertussen
Verliezen wy 't genot van 't altaar, en zijn vrucht.
Wy bouwen, zonder 't zwaard, kasteelen in de lucht,
Indien we ons op den arm van 't priesterdom verlaaten.
Hy kan de magtigen, en hoofden der soldaaten,
Betaalen met uw erf, en zettenze in 't bezit.
Theofrastus.
Wie hoorde ooit onbescheid, wanschaapener dan dit?
Der geestelijken erf aan 't waerelsvolk te brengen!
Dat zal noch Jupiter, noch Theofrast gehengen.
Ik stel mijn toeverlaat op Bazilides trouw.
Eutimus.
Een hoveling? helaas! een zwak, en krank gebouw.
Die niets verhoopt als magt, en hoogbewind, en staaten.
Theofrastus.
Die hoop zal, zonder my, hem luttel kunnen baaten.
Wat brouwt de hovaardy van eenen Vorstal ramps!
Een vrouw vol ydelheid, vol winds, vol rooks, vol damps,
Kan zijn verstand zoo wijd misleiden, en vervoeren,
Dat hy zich niet ontziet zijn rijken om te roeren,
Te stellen in gevaar: men laate 't beeld hier staan.
'k Hoor menschen, volgt, ik zal de kerkdeur toe doen slaan.
Zy gaan alle in den Tempel.
| |
Derde tooneel.
Basilides, met eenige Trouwanten en Hofgevolg.
HOud goede wacht;Ga naar margenoot* de twist welke in dit rijk komt wroeten,
Verbaast de waereld. Maar hoe raaktze eens op haar voeten?
Zy twijfelt of zy dwars, of achter gaat, of voor;
| |
[pagina 27]
| |
De tempel, en het hof aan 't zwind'len, mist het spoor.
De Koning zonder zoon, en manlijke erfgenaamen,
Word van zijn vrouw beheerscht, die rokkend werk te zaamen,
Rust nimmer nacht noch dag, en maakt het nu zoo grof,
Dat zy den staat verwert, en tergt; de kerk, en 't hof
Als in slagorden stelt, door 't broên van vyandschappen,
Verhit om onderling elkaâr op 't hert te trappen.
Mijn zwaard, aan 's Konings eed gebonden, suft, en dut
Wat zy te kiezen sta, het eerlijk, of het nut:
De waereld wijsheid raadme op eige nut te letten,
En my, en mijn geslacht, en afkomst hoog te zetten,
By dees gelegenheid: want uit de burgertwist,
En kerkkraakeelen, weet de loffelijke list,
In schijn van heelzaamheid, als 't euvel is aan 't rijpen,
Met glimp een fluierkroon, en purp'ren rok te grijpen;
Die Bazilides past, des rijks vertrouweling,
En Opperveldheer. Ik verlaatme op deeze kling,
Daar mijn geluk aan hangt, en wilze aan weerzy leenen,
En kunstig weifelen, doch geen party vereenen.
Zoo stuurt men best 't gezach des Konings naar 't bederf,
Te bersten op den rots van tweedragd; heeft de verf
Van een verniste grijns ooit iemands oog bedrogen,
Zy dienme nu: zoo word een vos in 't net getogen,
En valt de loosheid van een jaager tot een buit:
Want gaat des Konings stam met 's levens uurglas uit;
Dit koningrijk is mijn, al had een nader voordeel.
De scepter hangd aan 't zwaard: de stomme spreekt het oordeel
In spijt van Hierofant, hofpriester van mijn heer.
De Koningin misbruikt zijn wulpsheid, om haar eer
Ook boven Junoos troon op spinneweb te bouwen.
Zy zet haar aard ten toon, en de ydelheid der vrouwen,
Die 't aanschijn spieg'len, en mistrouwen zelf den schijn,
Uit dwaaze hoovaardy, zy willen grooter zijn,
Dan haar Vulkanus eerst bootzeerde om stof te spaaren.
De deugd is slegt bewaard, daar zy de doos bewaaren,
Vol deugd, en ondeugd, haar nieuwsgierigheid betrouwt.
| |
[pagina 28]
| |
Hoe ieder ook den zin van het orakel houwt,
My dunkt ik zie mijn zon, en glorie is aan 't rijzen.
Maar daar komt Hierofant (ik zal zijn yver prijzen
En aanvoên) gantsch vergramt van weezen, en gelaat,
Om dat het beeld ten schimp hier voor de kerk noch staat.
| |
Vierde tooneel.
Hierofant, met eenige Hovelingen, en Priesters, Bazilides.
Hierofant.
NOch staat het marm're beeld des Konings voor den drempel
Ter schande van zijn wil; men weigert het den tempel
De schaduw van 't gewelf, en hoog gewijde dak!
Mag dit bestaan, zoo heeft het hofgezach een krak;
Zoo legt ons nieuw ontwerp van godsdienst plat in de assen.
Mag dit bestaan, wie zal op 's Konings kerkwet passen?
Wy moeten hier met magt, en yver in voorzien.
Bazilides.
Dat staat alleen aan hem, die mag, en moet gebiên.
Hierofant.
Die last was u betrouwt: wat had gy hen geboden?
Bazilides.
Zy zouden, in den naam des Konings van de goden,
Dit heilig beeld in 't koor verheffen op 't altaar,
Met priesterlijk geleide, en kerkelijk gebaar.
Heeft Diodoor, die flus dien last heeft aangenoomen,
Dit aangedient? en is 't bevel niet naargekoomen,
Zoo loopt de kerk gevaar van 's Vorsten ongena.
De tijd verloopt, en lijd geen uitstel.
Hierofant.
Ik versta
De zaak als gy. Men mag op zulk een stuk niet slaapen.
Schoon Theofrastus hoog, en trots is in zijn waapen
Hy moet 'er echter aan; hoe stout men dit belet';
Een grijs gerimpeld hooft, als 't zijn, word traag verzet.
Het afgesleeten kleed verlaat niet licht zijn plooijen.
| |
[pagina 29]
| |
Wat hooren we onder 't volk al lasteringen strooijen!
Wat word het hof beticht, van wetteloozen dwang?
Dit kan niet langer staan, en stilstaan spoed geen gang.
Bazilides.
Hoe 't ga of niet, ik sta bekneld van wederzijden,
De Koning dringt me hier, en daar de Kerkgewijden.
Ik volgde 's Konings last, zoo dra ik dien ontfing;
Noch roept men dit's de drift van zijn vertrouweling,
En Bazilides word gelasterd voor vermeeten,
Voor tempelschender, en loftuiter uitgekreeten,
Die 't hof noch naar de oogen ziet, en goôn noch afgaôn
Doch 't moet'er eens mê door: ik heb het hof met wacht
By tijds bezorgt; al sloeg de stad, en't volk aan't muiten,
Men vreeze geen gevaar, van binnen, noch van buiten:
En schieten wy te kort in deeze razerny,
Zoo schen ik den soldaat op stad, en burgery,
En de oude Priesters aan: zy paaijen dan die tanden,
Dat yzere gebit met loeijende offerhanden.
Ik ken geen magten, dan den Koning, en Mevrouw:
Laat weifelen wie wil; ik blijf de Kroon getrouw,
En handhaaf 't hoog bevel.
Hierofant.
Zoo spreeken al de braaven,
Die op een zelven draf, en heirbaan heene draaven,
Hoe steil zy opwaards rijz', de deugd is niet gewoon
Te streeven op een bed van roozen naar de kroon;
Maar langs een steilen weg: zy wil op 's volks behaagen
Den prijs niet zoeken, noch den helm, en 't panser draagen
Den meesten hoop ten dienst: zy weegd, waardeerd, en schat
De dingen op hun waarde, en toetst voorzichtig, wat
Haar voorgesteld word, dan besluitze, en wraakt ten leste,
En kiest, en voert het uit, en geeft zich zelf ten beste
Voor vaderland, en vorst, voor tempel, en altaar.
Dus vallen haar, hoe 't loopt, geen zwaarigheden, zwaar.
Bazilides.
Gewettigde, gy spreekt niet wulpsch, maar wel ervaaren,
En uwe aandachtigheid, en wijsheid zijn uw jaaren
| |
[pagina 30]
| |
Gantsch ongelijk, en treên het grijze hair voorby.
De Koning, zonder u, lag onder, en in ly.
De aardspriester Theofrast, een onverzetbaar drijver,
Staat stom voor uw vernuft, verschrikt voor uwen yver,
En openbaaringen. Gy hoorde in 't kerkgeschil,
Uit Pisaas tempelbeeld des hemels wijze wil;
Gy hebt daar, mond aan mond met Jupiter gesprooken.
Hierofant.
Het heeft my nooit aan moed of overleg ontbrooken,
Om diep te gronden waar de wijsheid in bestaat,
En wat de tempel eischt te schikken op zijn maat.
Ik weet de vlekken van de dwaaling uit te schuuren,
Te vaagen van den roest; ik raag de tempelmuuren
Van spinneweb, en vuil, en kleedze in zuiver wit.
Ik kies geen dop of bast voor kerne of voedzaam pit:
Wat overtollig is, besnoey ik van zijn telgen.
Geen wijze, die mijn wit kan vatten, zal zich belgen,
Dat ik den ouden steil des tempeliers verzet.
't Orakel zeit....
Bazilides.
Zie daar met yverigen tret
Den grijzaard koomen, spreek, nu is uw tijd gebooren.
Wy willen uw gesprek van wederzijde hooren.
| |
Vyfde tooneel.
Theofrastus, met eenige Koraalen, Bazilides, Hierofant, Priesters, Hovelingen.
Theofrastus.
WAt brengt ons, Hierofant, al weder uit het hof?
Is 't vrede, en eenigheid, of moeite, en twistens stof?
Hierofant.
Die met den Koning stemt, bestelt geen stof tot twisten,
Als Theofrasten.
Theofrastus.
Zeg, gelijk de Salmonisten,
| |
[pagina 31]
| |
De Hierofanten, die het hof naar de oogen zien,
En traag beseffen wat de goden ons bediên.
Hierofant.
Gy meent de Koningen? verstaat gy zulke goden,
Ik stel my onder hen, en eere hun geboden.
Theofrastus.
Gy eertze, wyliên meê, doch boven al Jupijn.
Hierofant.
Gy eert de Koningen, als 't pas geeft, met een schijn
Van eere, en anderzints onteertze in hunne wetten;
Wanneer ge in plaats van 't beeld op 't hoog altaar te zetten,
Zijn grootheid voor de kerk, en al het volk onteert.
Theofrastus.
De kerkwet heeft van ouds dit Elis nooit geleert:
Dat de eens van hand tot hand ontfange kerkbeveelen,
Gevolgt heeft, en Jupijn met hoog gewijde speelen
Altaaren, tempelen, en tempel woud geviert.
De wijde waereld word van Jupiter bestiert.
'k Heb al gehoort wat u de godspraak quam ontvouwen;
Gy zijt, wiens raad de Vorst, zoo hyze volgt, zal rouwen,
Maar wie hem dooden zal, is Jupiter bekent;
Misschien schuilt hy ten hove of houd zich hier omtrent.
Gy ziet de tempel wien noch niemand eer ontleende,
Wie dit vermoogen ooit ontheiligde of verkleende,
Ontsloop niet straffeloos zoo roekeloos een daad.
Die Majesteit verschoont veel boosheid toch geen smaat
Noch altaarschendery, noch hemellasteringen.
Hy is verwaant die hem den blixem tracht te ontwringen.
Hierofant.
Hoe nu? heeft Kreete niet uw godheid uitgebroed?
De Koribas dat kind met geitemelk gevoed?
Geborgen in een hol voor 's vaders haat en tooren?
Heeft Jupiter dat rijk, waar in hy was gebooren,
Als Koning niet beheerscht met zijnen grooten staf?
Gewaagd al 't eiland niet noch heden van zijn graf?
Of is 't, een bloote naam waar van zich elk verwonderd?
Aanbid gy slegs den naam? ik reken wel dry honderd
| |
[pagina 32]
| |
Jupijns de waereld door gedient, gevreest, geducht.
Theofrastus.
Hoort Jupiter dit aan! en straft hy uit de lucht
Die lastermonden niet. Waar ik me wende, of draaije,
Men dient dien magt in Kreete, op Ide, en in Achaaije,
Pyrraeus, Homole, en ons Piza dienen hem.
Gantsch Lybie is gewoon naar zijn orakelstem,
En raad te luisteren. Wat wil ons hier gebeuren!
Hierofant.
Gy moogd u liever om gedroomde faab'len steuren,
En dolle Poëzy, gespeeld op snaar, en lier;
Hoe hy zich zelven kan vermommen als een stier,
Om schoone Europe, in spijt van Sidons Kroon, te schaaken;
Hoe hy om Danäe door hof, en koop're daken,
Aan goude druppels smolt in haaren zuiv'ren schoot;
Of Ledaas minne in schijn van eenen zwaan genoot;
Of Semele in den gloed des blixemstraals verteerde;
Of Ganimedes met het Schenkersdom vereerde,
'k Versta heel wel wat ons de godspraak heeft beduid,
Gy zijt de Priester die des Konings glorie stuit;
Door wien hy veel genoot, maar staat een lijk te worden,
Wat deerd de Vorst? dat hy niet staat in 's hemels orden?
Bazilides, ter zijden tegen de Hovelingen.
Wat zijn zy vinnig, als haar meening is verdeeld!
Hierofant.
Indien Lycaon lang uw droomgod had gekeeld
Men mogt voor Jupiter, den waaren, wierook spaaren,
Of voor Salmoneus, 't zout, en meelgebak bewaaren.
Theofrastus.
Zoo smeed gy 't hof ten dienst een nieuwen oppergod?
Hierofant.
Gy stut den ouden slegts om 't aanzien, en 't genot.
Theofrastus.
Het wettige gebruik, bevestigt door de tyen,
Enalle rijken, kan ons dekken, en bevryen,
Voor alle lastering. Zal elk wat hy verdicht,
Verbloemen met de naam van godsdienst? en zoo licht,
| |
[pagina 33]
| |
Een erfgewoonte, lang geviert, en aangebeden,
Gesterkt met wonderen, in landen, en in steden,
En koningrijken, ook zoo wijd men menschen vind,
Verand'ren naar zijn brein, dan dus, dan zoo gezind?
Zoo moet de tempelplicht ten schimp des volks gedijen,
Gelijk een weêrhaan zich naar 's volleks razernijen,
En driften draaijen: ja de wispeltuurigheid
Aan geen gezach verknocht, noch wet, noch regel, leit
Een voet, en baant den weg tot ongebondenheid.
'k Zag dus de waereldkloot gedrongen uit zijn assen,
Een Oceaan van bloed tot aan de starren wassen,
Om zulk een lastersmet, dien niemand zuiv'ren kon,
Te wassen, als in de eeuw van een Deucalion.
Bazilides.
Gy heeren, maatigt u, en spreekt met koeler zinnen:
Men kan met ondergaan elkank're beeter winnen.
Hierofant.
Een schrander vogel schrikt zoo licht niet voor den schijn,
En Molok van uw kerk, uw slapenden Jupijn,
Misschien in de armen van zijn boel, met kragt gedwongen,
Daar Juno vast om pruilt: Wat duldze al geile sprongen,
En zietze om laag 't gewelf des held'ren hemels aan,
Zy ziet zijn bastaards zoons, en schoone boelen staan,
(Quansuis, een eeuwige eer) in 't heir der sterren prijken:
Ja in den hemel zelf Inachus hem gelijken,
Gelijk zijn eige kroost. Hy ziet Alkmenes zoon,
En kropt haar stiefmoêrschap, en onverzoenb'ren hoon.
Ik zwijg van snoepen, en ontelbre zijde gangen,
Van geen Vulkaan betrapt, noch in zijn net gevangen.
Dit is uw Jupiter. Niet dien mijn hert door speelt;
Dies yver zoo gy wilt, en keer Salmoneus beeld,
Ik ga ten hove, en zal de Koning wel beleezen,
Salmoneus zal 'er staan, of hier geen Koning weezen.
Hierofant, en Hovelingen binnen.
| |
[pagina 34]
| |
Zesde tooneel.
Bazilides, Theofrastus, Koraalen.
Bazilides.
AArdspriester kan men dit aanhooren, zonder schuld
Jupijn verschoon me! ik ben ten eynde van geduld.
Mijn eed verplicht dit zwaard voor 't hofgezag te bukken,
Maar zonder dat, ik hieuw hem 't bekkeneel aan stukken,
En schonk de stukken van dat eerverwaaten lid
Den disch van mijnen heer, die nu ter tafel zit,
En banketteert, en drinkt den wijn uit nektarschaalen,
Om in zijn Majesteit gelijk de Goôn te praalen,
Met al den adeldom, een trots vermomden stoet
Van Goden; moetmen 't Hof ten dienst staan op dien voet;
Wy waaren nutter, och veel nutter ongebooren,
Al heeft de hof bende ons, haar overste gezwooren,
Wy staan gereed dit ampt te weig'ren, en deeze eer;
Behaagd het u, in ernst, daar legt den degen nêer;
Om geenen valschen dienst van goden te beschutten.
Theofrastus.
Heer overste, om de kerk, en 't altaar t'onderstutten,
Bewaar uw ampt, en waak ten minsten deeze nacht,
Ten dienst van Jupiter, en 't priesterlijk geslacht.
Bazilides.
Hoe kan ik Jupiter, en 's konings gruwel eeren?
Hoe deeze dolle slag van onze halzen weeren?
Twee Godhêen dienen, de een waaragtig, de ander valsch.
Theofrastus.
Ontziet gy 's konings vloek te haalen op den hals?
Bazilides.
Geenzints, ik sta bereid voor uw altaar te sterven.
Theofrastus.
Volhard, gy zult de gunst van 't volk, en ons verwerven.
'T is schande dat de vorst durft staan naar zulk een lot,
Weerstreef dan zijne wil.
| |
[pagina 35]
| |
Bazilides.
Het koninglijk gebod
Niet uit te voeren, stelt ons voort in ongenaade.
Theofrastus.
Wy gaan, zoo wel als 't hof, met Jupiter te raade.
Bazilides.
Salmoneus is vol moed, het hof braveert de kerk,
De waereldlijke magt is uwe magt te sterk.
De Koning eigent zich het opperste vermoogen.
Theofrastus.
Der goden Koning ziet dit schouwspel uit den hoogen.
Al komt zijn straffe hand den boozen langzaam by.
De hemel weet zijn tijd, en ruim zoo wel als wy
Bazilides.
De nadruk van de straf leert wetten onderhouden.
Theofrastus.
Door uitstel van den eisch geen schuld werd quyt geschouden.
Bazilides.
Hoe draagd zich mid'lerwijl een amptenaar van 't hof.
Theofrastus.
Vermomt.
Bazilides.
Hoe mag dit zijn?
Theofrastus.
Wy geeven u verlof.
Filotimië zal den vorst eerlang verderven,
Een balling maaken, of elendelijke doen sterven.
De Koningin misbruikt den wulpschen Hierosant,
Die brouwt dees nieuwigheên, en broeid een pest in 't land.
Bazilides.
Zijn wulpsheid waant den weg te baanen naar de starren.
Theofrastus.
Dat brein is recht gespitst op staaten te verwarren,
Door dubbelzinnigheên; waar in de vorst verstrikt,
Zijn gemalin gelooft; zijn overdwaalscheid mikt
Op 't onbeschietbaar, en door zijne raad gesteeven,
Weet hy een schijn van goed aan droom, en drift te geeven.
| |
[pagina 36]
| |
Bazilides.
Zijn aanhang is noch kleen, waar op hy zich betrouwt.
Theofrastus.
Is de aanhang kleen, hy is weêr loos, en boos, en stout.
Bazilides.
Om wat te durven?
Theofratus.
Dat heel Grieken door zou dond'ren.
Den tempel van Jupijn, altaar, en beeld te plond'ren.
Ons grijze priesterdom te zetten uit zijn erf,
En voort al 't veerschot te deilen by versterf.
Bazilides.
Men eischt alleen dit beeld ten tempel in te voeren.
Theofrastus.
Al 't ander smoort men, om het hooftpunt niet te roeren.
Het luid te haatelijk; waar eerst den grond geleid,
Gy zoud den nadruk zien van deeze nieuwigheid.
Bazilides.
Misschien hoe Hierofant bekleede uw kerkgestoelte.
Theofrastus.
Met reden, daar geen zon op 't hooft steekt in de koelte,
En schaduw van 't gewelf. hy vlamt op 't kerkgenot;
Wie zou Salmoneus wil voor Jupiters gebod,
Nu niet verkiezen? en met offerhanden paaijen.
Het voorspook van dien storm werd reê gehoort aan 't kraaijen
Des weêrhaans van dit hof, die zijnen trotzen kam
Vast opsteekt teegens ons.
Bazilides.
Met welk een trotsheid nam
Hy afscheid, en beloofde u weder op te komen!
Theofrastus.
Laat suffers, zonder hert, voor dreigementen schroomen:
Ik wijk niet eenen voet voor dood noch dreigement.
Bazilides.
Wie twijselt, die den moed van Theofrastus kent?
Ey ga ten hove, om hun geen achterdocht te geeven.
Eerwaardigste, volhard, mijn staat, en eer, en leeven
| |
[pagina 37]
| |
Te waagen is niet veel, indien het u behoê.
Ik blijf mijn Vorst getrouw; maar tot het altaar toe.
Theofrastus.
Ik ga, en hier op moet gy Jupiter behaagen.
Die waardig zijt het zwaard in 's Konings dienst te dragen.
Een weif'laar houd ten hove alleen zijn heer te vriend,
Om 't voordeel; en zoo lang 't geluk den meester dient.
Doch Bazilides oogt op 't recht meêr dan op staaten.
Op zulk een kerkheld mag dit volk zich vast verlaaten.
Theofrastus binnen.
Bazilides allen.
Geveinsde tempelier, ik zie door al 't gewoel,
Ik yver naar den troon, gy naar den tempelstoel;
Maar 'k zal my wachten u, of iemand te betrouwen.
't Werd laat, ik moet alom een waakend oog gaan houwen.
Binnen.
Zang van inwoonderen van Elis.
Eerste.
‘GElukkig is de heer,
‘Die wel begrijpt hoe teêr
‘De aloude kerkdienst, en haar wetten
‘Uit hun natuuren zijn.
‘Zoo datze ook zelf geen schijn,
‘Geen lucht, noch glimpen van verzetten
‘Verdraagen, min verwaatenheid
‘Van laster, dat de Majesteit
‘Van Jupiter geheel verduistert.
‘De louterheid des tempels luistert
‘Noch scherper dan de fikse tong
‘Van Themis weegschaal, die rechtvaardig,
‘Terwijl 't geschil in twijfel hong,
‘Het waardig scheide van 't onwaardig.
Tweede.
‘De Priestren is de wagt
‘Des tempels, dag en nacht
‘Op 't hoogst bevoolen te bewaaren;
| |
[pagina 38]
| |
‘De tempel rust alleen
‘Op geenen marmersteen,
‘Maar meer op leevende pylaaren:
‘Op 't onbewooge priesterdom,
‘Dat met zijn schouderen alom
‘De feesten stut, en plechtigheden.
‘Zoo wijd de zon komt aangereeden.
Derde.
‘Wanneer de tempels, en de hoven
‘Verwarren hun gezag,
‘Dan gaat het niet als 't plag,
‘Dan word de deugd verschooven.
‘De schaduw schijnt het licht
‘Te steuren in zijn plicht.
‘Een ieder moet zijn beurt bekleeden,
‘De eenstemmigheid van bey,
‘Gaat lieflijk als een rey,
‘Van zang, en dans, op maat van reden.
|